Juliette
01-11-06, 17:28
Ondanks aanvallen uit de hoek van het intelligent design staat de evolutietheorie als een huis. Geen enkele leer verklaart het leven beter.
Er was eens een visser. Hij ving veel vissen, en hij was tevreden. Vervolgens waren er steeds meer vissers. Uiteindelijk waren er zoveel vissers dat er bijna geen vis meer was. De vis raakte overbevist. Maar de vissers vonden er iets op. Ze zetten de kleine vissen terug, en namen alleen de grote mee naar huis. Zo voorkwamen ze dat de vispopulaties verdwenen.
Het systematisch teruggooien van kleine vissen had echter een ander effect dan verwacht: de vissen werden gemiddeld kleiner. Kleinere vissen die zich met succes voortplantten, hadden meer succes dan vissen die wachtten tot ze groot waren om eraan te beginnen. Want zij werden gevangen, en hadden dus dikwijls minder kroost op de wereld gezet dan de vroege beginners.
Het effect van de goedbedoelde maatregel om vispopulaties te sparen, was nefast voor de vissers. Want ze vingen steeds minder grote vissen. De vissen hadden zich aangepast aan de maatregel van de vissers. Natuurlijke selectie!
Er zijn tal van voorbeelden om de permanente werking van natuurlijke selectie te illustreren. Ratelslangen gaan minder ratelen, omdat ratelaars sneller gedood worden dan slangen die stil blijven. Zwartkopgrasmussen trekken sinds kort in de winter minder ver naar het zuiden. De winters worden warmer, en de vogels die minder ver trekken zijn in het voordeel, want ze verbruiken minder energie.
Natuurlijke selectie is alomtegenwoordig. Iedereen die een beetje oog heeft voor de natuur, en een beetje gezond verstand, ziet het principe in actie.
PREMATURE BABY'S
Ook de mens is onderhevig aan natuurlijke selectie. Omdat wij lang leven, gaat er wel vrij veel tijd overheen om veranderingen te introduceren. Daarenboven heeft onze moderne levensstijl ons deels losgekoppeld van onze omgeving, zodat natuurlijke selectie minder greep krijgt op ons lichaam.
Maar als we kijken naar waar we vandaan komen, naar wat er van onze voorouders of van onze dichtste verwanten bekend is, zoals de uitgestorven neanderthaler en de nog levende bonobo, dan zien we niet alleen gelijkenissen, maar ook verschillen. Verschillen die een gevolg zijn van natuurlijke selectie.
Neanderthalers waren behaarder en robuuster dan wij: een aanpassing aan het koude klimaat waarin ze moesten gedijen. Maar de verschillen zijn zo klein dat bijna niemand vandaag een neanderthaler in gewone kleren uit de massa op de Antwerpse Meir zou plukken.
De verschillen met de bonobo zijn groter - onze levensstijl is dan ook helemaal anders. Vooral ons hoofd is groter. Onze grote hersenen zijn de belangrijkste aanpassing die de mens tot mens maakte, en tot een succes - tenminste bekeken vanuit ons eigen standpunt. De groeiende hersenen maakten ons zo succesvol dat ze almaar bleven groeien, tot er een rem kwam op de groei, een rem gedicteerd door de onmogelijkheid om nog grotere hoofden geboren te laten worden.
De natuur had er al een oplossing voor gevonden dat het hoofd bij de geboorte niet langer door het bekken van de moeders kon. Ze had de geboorte naar voren geschoven in de tijd, zodat onze baby's, in vergelijking met die van andere apen, verhoudingsgewijs vroegtijdig ter wereld komen. Nog verder terugschroeven lijkt onpraktisch. Baby's moeten levensvatbaar zijn. Natuurlijke selectie kan ook een rem zetten op veranderingen.
Charles Darwin, de ontdekker van de evolutietheorie, begon zijn leven als een soort creationist. Hij geloofde in een schepper en in een schepping. Maar hij zag gaandeweg de mechanismen, zoals natuurlijke selectie en genetische variatie (hoewel in zijn tijd genetica als discipline nog niet bekend was). Hij trok, als eminente wetenschapper, de onvermijdelijke conclusie uit zijn waarnemingen dat soorten uit elkaar ontstaan. De evolutietheorie was een feit.
Meer dan anderhalve eeuw later staat ze nog altijd als een rots, als een van de belangrijkste inzichten die onze kennis ons gebracht heeft. Het leven is voortdurend in beweging, evolueert dat het een lieve lust is. Soorten verdwijnen, soorten ontstaan, soorten veranderen en passen zich aan. Niets is constant.
Fossielen zijn misschien het beste bewijs voor de evolutie van het leven, hoewel de genetica steeds meer sterke evolutieverhalen aanlevert.
Het zou nogal pretentieus zijn om de mens buiten dat proces te plaatsen. Wij staan niet boven de natuur, wij zijn er onlosmakelijk mee verbonden. De mens is evenmin het doel van de evolutie. Evolutie heeft geen doel, maar steunt op toeval.
Wat niet wil zeggen dat evolutie niet gezwind in een bepaalde richting kan lopen, als blijkt dat die richting interessant is, zoals de snelle groei van onze hersenen illustreert. Evolutie is een op toevallige genetische veranderingen steunend, door natuurlijke selectie gestuurd proces, dat in principe om het even wat kan opleveren, zolang het maar goed aangepast is aan de omgeving waarin het moet gedijen.
Er is geen enkele biologische theorie die zo mooi samenvat hoe het leven georganiseerd is.
EEN STURENDE HAND
Daarom is het zo vreemd dat een groeiend aantal mensen moeite heeft met de theorie. Een artikel in het wetenschappelijke topvakblad Science bracht onthutsende cijfers over de aanvaarding van de evolutietheorie. In de Verenigde Staten daalt het aantal mensen dat gelooft in het bestaan van evolutie tot 40 procent van de bevolking (in 1985 was dat nog 45 procent). Het aantal mensen dat niet in evolutie gelooft, daalt ook: van 48 naar 39 procent. Er zijn dus meer twijfelaars dan vroeger.
In ons land gebeurt het omgekeerde. Steeds minder twijfelaars, want het aantal 'gelovers' stijgt van 70 (in 1992) naar 74 procent vorig jaar, en het aantal 'niet-gelovers' van 15 naar 21 procent. Een op de vijf Belgen gelooft niet in evolutie.
Dat is beangstigend, maar nog altijd minder erg dan in Turkije, waar meer dan de helft van de bevolking de evolutiegedachte categoriek afwijst.
Het lijkt voor de hand te liggen dat godsdienst hiermee te maken heeft. In Turkije wint het islamitische fundamentalisme aan belang, en dat heeft de neiging de Koran nogal letterlijk te interpreteren. Daarin is geen plaats voor verwantschap met apen. Christelijke fundamentalisten doen hetzelfde. Die geloven dat het scheppingsverhaal correct is, dat God ongeveer zesduizend jaar geleden eerst de aarde, en vervolgens al de rest schiep. Waarmee ze niet alleen de evolutieleer, maar ook andere wetenschappen, zoals astronomie, fysica, geologie en paleontologie, op de schroothoop gooien. Een wereld zonder wetenschap.
De groeiende twijfel die in de VS over evolutie gezaaid wordt, heeft ongetwijfeld te maken met een opstoot van conservatief-religieuze ideeën. Het creationisme heeft er een modern, zelfs als wetenschap vermomd, kleedje gekregen: intelligent design , dat de evolutie als dusdanig niet ontkent, maar ze wel een sturende hand toekent.
Een sturende hand die er helaas niet veel van bakt, zo bewijst het tumult dat de wereld beheerst. Het intelligent design kan geen autobommen in Bagdad verklaren, geen zelfmoordaanslagen met vliegtuigen, geen kinderverkrachters of seriemoordenaars, geen kanker en geen chronische rugpijn.
Evolutie kan dat wel. Want evolutie steunt op toeval en variatie. Evolutie experimenteert voortdurend. Ook met wat er in ons hoofd zit, met onze hersenen. Evolutie varieert op een thema, en als daar iets nuttigs uitkomt, wordt dat uitvergroot. De kans dat het geëxperimenteer iets slechts oplevert, is even reëel. Daarom zitten wij opgezadeld met psychopaten, op alle niveaus, van staatshoofd tot pedofiel. Geen Darwin zonder Marc Dutroux. Daarom kreunen wij van de kanker en de rugpijn, omdat onze lichamen nog niet aan de veranderingen zijn aangepast, aan het ouder worden en het rechtop lopen.
Als er een sturende hand achter dit alles zat, zou hij het leven ongetwijfeld een stuk makkelijker maken.
Bij ons gaan er bijna geen mensen meer naar de kerk. Toch wijst een vijfde van de bevolking evolutie af. Misschien zijn dat mensen die absoluut willen geloven dat wij uniek zijn, die menen dat ze minder speciaal zijn als ze van apen zouden afstammen. Die hun eigenwaarde door de evolutietheorie aangetast zien.
Maar natuurlijk is de mens uniek. Zoals ook de bonobo uniek is. En de mier en de kakkerlak. Waarom kunnen we de wereld niet zien als een palet van unieke soorten? En ons verheugen in de vaststelling dat wij, dankzij de evolutie van onze hersenen, misschien wel de enige soort zijn die ten volle van dat palet kan genieten?
Dat lijkt zelfs een redelijk christelijke gedachte.
Dirk Draulans
Knack.be
Er was eens een visser. Hij ving veel vissen, en hij was tevreden. Vervolgens waren er steeds meer vissers. Uiteindelijk waren er zoveel vissers dat er bijna geen vis meer was. De vis raakte overbevist. Maar de vissers vonden er iets op. Ze zetten de kleine vissen terug, en namen alleen de grote mee naar huis. Zo voorkwamen ze dat de vispopulaties verdwenen.
Het systematisch teruggooien van kleine vissen had echter een ander effect dan verwacht: de vissen werden gemiddeld kleiner. Kleinere vissen die zich met succes voortplantten, hadden meer succes dan vissen die wachtten tot ze groot waren om eraan te beginnen. Want zij werden gevangen, en hadden dus dikwijls minder kroost op de wereld gezet dan de vroege beginners.
Het effect van de goedbedoelde maatregel om vispopulaties te sparen, was nefast voor de vissers. Want ze vingen steeds minder grote vissen. De vissen hadden zich aangepast aan de maatregel van de vissers. Natuurlijke selectie!
Er zijn tal van voorbeelden om de permanente werking van natuurlijke selectie te illustreren. Ratelslangen gaan minder ratelen, omdat ratelaars sneller gedood worden dan slangen die stil blijven. Zwartkopgrasmussen trekken sinds kort in de winter minder ver naar het zuiden. De winters worden warmer, en de vogels die minder ver trekken zijn in het voordeel, want ze verbruiken minder energie.
Natuurlijke selectie is alomtegenwoordig. Iedereen die een beetje oog heeft voor de natuur, en een beetje gezond verstand, ziet het principe in actie.
PREMATURE BABY'S
Ook de mens is onderhevig aan natuurlijke selectie. Omdat wij lang leven, gaat er wel vrij veel tijd overheen om veranderingen te introduceren. Daarenboven heeft onze moderne levensstijl ons deels losgekoppeld van onze omgeving, zodat natuurlijke selectie minder greep krijgt op ons lichaam.
Maar als we kijken naar waar we vandaan komen, naar wat er van onze voorouders of van onze dichtste verwanten bekend is, zoals de uitgestorven neanderthaler en de nog levende bonobo, dan zien we niet alleen gelijkenissen, maar ook verschillen. Verschillen die een gevolg zijn van natuurlijke selectie.
Neanderthalers waren behaarder en robuuster dan wij: een aanpassing aan het koude klimaat waarin ze moesten gedijen. Maar de verschillen zijn zo klein dat bijna niemand vandaag een neanderthaler in gewone kleren uit de massa op de Antwerpse Meir zou plukken.
De verschillen met de bonobo zijn groter - onze levensstijl is dan ook helemaal anders. Vooral ons hoofd is groter. Onze grote hersenen zijn de belangrijkste aanpassing die de mens tot mens maakte, en tot een succes - tenminste bekeken vanuit ons eigen standpunt. De groeiende hersenen maakten ons zo succesvol dat ze almaar bleven groeien, tot er een rem kwam op de groei, een rem gedicteerd door de onmogelijkheid om nog grotere hoofden geboren te laten worden.
De natuur had er al een oplossing voor gevonden dat het hoofd bij de geboorte niet langer door het bekken van de moeders kon. Ze had de geboorte naar voren geschoven in de tijd, zodat onze baby's, in vergelijking met die van andere apen, verhoudingsgewijs vroegtijdig ter wereld komen. Nog verder terugschroeven lijkt onpraktisch. Baby's moeten levensvatbaar zijn. Natuurlijke selectie kan ook een rem zetten op veranderingen.
Charles Darwin, de ontdekker van de evolutietheorie, begon zijn leven als een soort creationist. Hij geloofde in een schepper en in een schepping. Maar hij zag gaandeweg de mechanismen, zoals natuurlijke selectie en genetische variatie (hoewel in zijn tijd genetica als discipline nog niet bekend was). Hij trok, als eminente wetenschapper, de onvermijdelijke conclusie uit zijn waarnemingen dat soorten uit elkaar ontstaan. De evolutietheorie was een feit.
Meer dan anderhalve eeuw later staat ze nog altijd als een rots, als een van de belangrijkste inzichten die onze kennis ons gebracht heeft. Het leven is voortdurend in beweging, evolueert dat het een lieve lust is. Soorten verdwijnen, soorten ontstaan, soorten veranderen en passen zich aan. Niets is constant.
Fossielen zijn misschien het beste bewijs voor de evolutie van het leven, hoewel de genetica steeds meer sterke evolutieverhalen aanlevert.
Het zou nogal pretentieus zijn om de mens buiten dat proces te plaatsen. Wij staan niet boven de natuur, wij zijn er onlosmakelijk mee verbonden. De mens is evenmin het doel van de evolutie. Evolutie heeft geen doel, maar steunt op toeval.
Wat niet wil zeggen dat evolutie niet gezwind in een bepaalde richting kan lopen, als blijkt dat die richting interessant is, zoals de snelle groei van onze hersenen illustreert. Evolutie is een op toevallige genetische veranderingen steunend, door natuurlijke selectie gestuurd proces, dat in principe om het even wat kan opleveren, zolang het maar goed aangepast is aan de omgeving waarin het moet gedijen.
Er is geen enkele biologische theorie die zo mooi samenvat hoe het leven georganiseerd is.
EEN STURENDE HAND
Daarom is het zo vreemd dat een groeiend aantal mensen moeite heeft met de theorie. Een artikel in het wetenschappelijke topvakblad Science bracht onthutsende cijfers over de aanvaarding van de evolutietheorie. In de Verenigde Staten daalt het aantal mensen dat gelooft in het bestaan van evolutie tot 40 procent van de bevolking (in 1985 was dat nog 45 procent). Het aantal mensen dat niet in evolutie gelooft, daalt ook: van 48 naar 39 procent. Er zijn dus meer twijfelaars dan vroeger.
In ons land gebeurt het omgekeerde. Steeds minder twijfelaars, want het aantal 'gelovers' stijgt van 70 (in 1992) naar 74 procent vorig jaar, en het aantal 'niet-gelovers' van 15 naar 21 procent. Een op de vijf Belgen gelooft niet in evolutie.
Dat is beangstigend, maar nog altijd minder erg dan in Turkije, waar meer dan de helft van de bevolking de evolutiegedachte categoriek afwijst.
Het lijkt voor de hand te liggen dat godsdienst hiermee te maken heeft. In Turkije wint het islamitische fundamentalisme aan belang, en dat heeft de neiging de Koran nogal letterlijk te interpreteren. Daarin is geen plaats voor verwantschap met apen. Christelijke fundamentalisten doen hetzelfde. Die geloven dat het scheppingsverhaal correct is, dat God ongeveer zesduizend jaar geleden eerst de aarde, en vervolgens al de rest schiep. Waarmee ze niet alleen de evolutieleer, maar ook andere wetenschappen, zoals astronomie, fysica, geologie en paleontologie, op de schroothoop gooien. Een wereld zonder wetenschap.
De groeiende twijfel die in de VS over evolutie gezaaid wordt, heeft ongetwijfeld te maken met een opstoot van conservatief-religieuze ideeën. Het creationisme heeft er een modern, zelfs als wetenschap vermomd, kleedje gekregen: intelligent design , dat de evolutie als dusdanig niet ontkent, maar ze wel een sturende hand toekent.
Een sturende hand die er helaas niet veel van bakt, zo bewijst het tumult dat de wereld beheerst. Het intelligent design kan geen autobommen in Bagdad verklaren, geen zelfmoordaanslagen met vliegtuigen, geen kinderverkrachters of seriemoordenaars, geen kanker en geen chronische rugpijn.
Evolutie kan dat wel. Want evolutie steunt op toeval en variatie. Evolutie experimenteert voortdurend. Ook met wat er in ons hoofd zit, met onze hersenen. Evolutie varieert op een thema, en als daar iets nuttigs uitkomt, wordt dat uitvergroot. De kans dat het geëxperimenteer iets slechts oplevert, is even reëel. Daarom zitten wij opgezadeld met psychopaten, op alle niveaus, van staatshoofd tot pedofiel. Geen Darwin zonder Marc Dutroux. Daarom kreunen wij van de kanker en de rugpijn, omdat onze lichamen nog niet aan de veranderingen zijn aangepast, aan het ouder worden en het rechtop lopen.
Als er een sturende hand achter dit alles zat, zou hij het leven ongetwijfeld een stuk makkelijker maken.
Bij ons gaan er bijna geen mensen meer naar de kerk. Toch wijst een vijfde van de bevolking evolutie af. Misschien zijn dat mensen die absoluut willen geloven dat wij uniek zijn, die menen dat ze minder speciaal zijn als ze van apen zouden afstammen. Die hun eigenwaarde door de evolutietheorie aangetast zien.
Maar natuurlijk is de mens uniek. Zoals ook de bonobo uniek is. En de mier en de kakkerlak. Waarom kunnen we de wereld niet zien als een palet van unieke soorten? En ons verheugen in de vaststelling dat wij, dankzij de evolutie van onze hersenen, misschien wel de enige soort zijn die ten volle van dat palet kan genieten?
Dat lijkt zelfs een redelijk christelijke gedachte.
Dirk Draulans
Knack.be