PDA

Bekijk Volledige Versie : Brief aan Afshin Elian - en daar gaat ie!



moenna
15-04-07, 10:55
Sociale cohesie en islamitisch terrorisme.
door Mertens.

Voor het eerst bracht ik het afgelopen jaar enige tijd door in Islamitische landen. Op weg naar Sydney maakte ik een tussenstop in Maleisië en trok daar drie weken door het land. Maleisië maakte veel indruk op me; het land bleek veel meer ‘multicultureel’ dan ik had verwacht. Ik had me ingesteld op een islamitisch land en een van de dingen die vaak van de Islam worden gezegd, is dat hij weinig ruimte laat voor andere godsdiensten en culturen. Wat Maleisië betreft bleek dat een vooroordeel. Ik heb nog nooit eerder zo een rijkdom aan multiculturele, multi-etnische en multireligieuze uitingen meegemaakt. Binnen sommige steden kan men binnen een straal van vijfhonderd meter een Confucianistische, Hindoeïstische en Boeddhistische tempel, een Islamitische moskee en een Christelijke kerk betreden. De geschiedenis van Maleisië is niet zonder spanningen geweest, maar momenteel lijken de gemeenschappen die er hun geloof belijden, in relatieve vrede en verdraagzaamheid naast en met elkaar te leven. Hun heiligdommen zijn soms, zoals in Penang, van een verbluffende schoonheid.

Een paar maanden later hield ik op uitnodiging van het ministerie van religieuze zaken in Oman een lezing in de grote moskee van Muscat, waar ik zou spreken -blijkens hun aankondiging én formulering - over ‘the fates of morals in the light of the predicament clash of civilisations’. Dat was niet helemaal het afgesprokene. Omdat ik niet wilde spreken soms inmiddels wat sleets aandoende discussies over ‘global justice’ in de lijn van Rawls, had ik voorgesteld over ‘tolerantie’ te spreken; de Huntingtoniaanse twist kwam van hen. Mijn lezing maakte deel uit van een serie, waarmee het ministerie beoogt wederzijds contact te bevorderen tussen geleerden van het ‘westen’ en van de wereld van de Islam (een van de vaste gasten is de theoloog Hans Küng). De lezing trok een tamelijk groot publiek en leidde tot een levendige discussie. Sommigen van de aanwezigen bleken goed op de hoogte van de recente debatten over de plaats van de Islam in de wereld. Ook het door datzelfde ministerie van religieuze zaken uitgegeven tijdschrift ‘Tasamoh’ (‘tolerantie’) beoogt het onderlinge begrip te bevorderen door te laten zien dat, in mijn woorden, dé Islam niet bestaat en dat er binnen de islamitische wereld een enorme variëteit van opvattingen bestaat, sommige orthodox en andere heterodox, niet anders dan binnen het Christendom en binnen het westen. Dat het westen ook niet een ding is, bleek uit een gesprek dat ik tijdens mijn verblijf voerde met een Engels echtpaar. Niet alleen verzekerde het mij dat Oman een heel aangenaam land is, maar ook hoe een eerder verblijf in Connecticut, in de Verenigde Staten, heel anders was geweest. ‘Terwijl je verwacht in de Verenigde Staten met dezelfde cultuur te maken hebt, is dat helemaal niet zo; we hebben ons daar heel vreemd gevoeld en niet op ons plaats’.

Deze herinneringen kwamen terug toen ik de oratie van Ellian bestudeerde en in het kader daarvan het nieuwe, aanbevelenswaardige boek van Ian Buruma, Murder in Amsterdam, las waarin Ellian aan de orde komt. Ook wie hem, zoals ik, persoonlijk niet kent, kan niet anders dan grote bewondering voor hem koesteren. Het is immers niet alleen zijn intelligentie die hem gebracht heeft tot waar hij op 18 april stond: in de Pieterskerk te Leiden voor het aanvaarden van zijn ambt als hoogleraar sociale cohesie, burgerschap en multiculturaliteit. Dat heeft hij zeker ook te danken aan zijn lef en aan zijn doorzettingsvermogen. Maar misschien ook aan de boodschap die hij verkondigt en die velen tegenwoordig graag schijnen te horen, namelijk die van kritiek op de (politieke) Islam. Omdat ik die boodschap na een aantal van zijn columns in de NRC wel kende, was ik opgehouden ze te lezen; de oratie zou echter, zo meende ik, een aardige gelegenheid zijn tot een hernieuwde kennismaking. Ik verwachtte dat zijn oratie een licht zou werpen op wat hij intellectueel te bieden zou hebben en op wat hij met zijn leerstoel hoopte te bereiken.

Om maar met de deur in huis te vallen: die verwachting is niet uitgekomen. Zelfs na herhaalde lezing weet ik nog steeds niet tot welk genre deze oratie behoort: is zij een heel uitgebreide column, een reeks gemotiveerde aanbevelingen aan de strafwetgever, of een positionering binnen de discussie over internationale betrekkingen? Tegelijkertijd kan er geen misverstand zijn over de algehele strekking van het betoog: pluriformiteit is niet hetzelfde als multiculturaliteit; elke coherente rechtsorde dient te beschikken over een gedeeld oorsprongsverhaal en een gedeelde geschiedenis en taal; op grond daarvan sluit elke rechtsorde zowel mensen in als uit; wanneer een rechtsorde mensen toelaat die zich deze elementen niet eigen willen maken, wordt de sociale cohesie ervan bedreigd. Deze algemene beschouwing wordt betrokken op wat dan gezien wordt als de grootste bedreiging voor de westerse samenlevingen op het moment: de politieke islam en het islamitische terrorisme waartoe die vorm van islam zou leiden. Aangezien Islam niet de verlichting heeft doorgemaakt en de scheiding van kerk en staat niet aanvaardt, is het moeilijk een onderscheid te maken tussen islam en politieke islam; de ‘softies’ in het westen die hopen het gevaar van de radicalisering van inheemse islamitische jongeren te kunnen keren door middel van inkomen, scholing en werkgelegenheid, zijn naïef en onderschatten de huidige ‘clash of civilisations’; verschillende culturen kunnen alleen binnen een rechtorde samenleven als zij loyaal staan ten aanzien van een algemene orde die alle culturen omvat en die door de mensenrechten wordt gedragen. Deze algemene lijn wordt vervolgens gelardeerd met verwijzingen naar vele ‘grote’ filosofen, variërend van Plato tot Hegel en van Arendt tot Lefort, met besprekingen van de ‘grote’ recente theorieën over internationale verhoudingen, van met name Fukuyama en Huntington, en met recapitulaties van de ‘grote’ politieke ideologieën, van totalitarisme tot terrorisme. Na een beschouwing over de strafrechtelijke ontwikkelingen rond Mohammed B. en de Hofstadgroep, mondt dat alles uit in een pleidooi om het Nederlandse terrorisme, binnen het kader van een Europese Jihad, serieus te nemen.

Omdat het mij niet altijd duidelijk is hoe al die lijnen argumentatief met elkaar verbonden zijn, kies ik ervoor mijn aarzelingen met deze oratie toe te spitsen op een drietal elementen. Ten eerste is er het gebruik van de ‘grote’ filosofen. Ik vind dat men er voorzichtig mee moet zijn de gedachten van grote filosofen klakkeloos als autoriteit te aanvaarden. ‘Denk zelf’ is volgens Kant het belangrijkste motto van de Verlichting en dat geldt ook ten aanzien van de filosofie zelf. Net als gewone mensen zijn filosofen kinderen van hun tijd en delen zij de vooroordelen ervan. Hoe concreter hun opvattingen zijn, hoe groter dus dat risico. Ellian daarentegen heeft er geen problemen mee Hegel aan te halen als een autoriteit voor de stelling dat de Islam van nature geneigd zou zijn tot het fanatisme. Dat fanatisme zou er het wezen van zijn. Nu ken ik in mijn omgeving sommige collega’s die de algemene waarde van Hegels filosofie van de vrijheid aanvaarden (anderen doen dat om goede redenen niet), maar ik ken er weinigen die Hegel wensen te volgen in alles er zijn filosofie te vinden is; datgene wat Hegel - in de geschiedfilosofie - over de zwarten van Afrika schrijft of over de Amerikaanse indianen en over slavernij, waarop hij - in de rechtsfilosofie - schrijft over het primaat van de Germaanse wereld over de Romaanse, over de (ongeschreven) constitutie met de koning aan het hoofd en over (de overbodigheid van) subjectieve rechten, wordt door niemand meer overgenomen. Op de voor de hand liggende vraag waarom wij autoriteit zou moeten toekennen aan Hegels tijdsgebonden, etnocentrische, en zeker slecht geïnformeerde opvattingen over de Islam, geeft Ellian ons geen antwoord. Het was voor Hegel vanzelfsprekend dat de ontwikkeling van de absolute geest zijn hoogtepunt zou hebben bereikt in ‘zijn’ Lutheraans protestantisme, maar ik neem aan dat Ellian ons niet voorhoudt Hegel ook in deze waardering te volgen.

Het tweede element dat ik ter sprake breng, is de Verlichting. Met anderen verwijt Ellian aan de Islam dat zij de verlichting niet heeft doorgemaakt. Nu zou het flauw zijn om - nogmaals - te wijzen op het feit dat zelfs een verlichtingsdenker als Kant wel eens een slechte dag had, bijv. toen hij schreef dat vrouwen niet tot de politieke orde mogen worden toegelaten of dat negers inferieur zijn en stinken. Maar het gaat er wel degelijk om te weten wat met ‘verlichting’ bedoeld wordt en waarop de vermeende superioriteit van de westerse waarden van de mensenrechten gestoeld is. Het antwoord op die vraag is niet vanzelfsprekend. Als we over verlichting spreken, hebben we het dan over de antiklerikale Franse verlichting, de Duitse oecumenische verlichting van Kant, of over het utilitarisme van Bentham die de ‘natural rights’ beschouwde als nonsens op stelten? Wellicht liggen de wortels van de verlichting zelfs een eeuw eerder in de (radicale) Republiek der Nederlanden, of ten tijde van het ontstaan van het moderne denken van de subjectiviteit bij Descartes, een periode die samenviel met de opkomst van de moderne wetenschap. Velen beweren vervolgens dat er geen absolute breuk was tussen de middeleeuwse en de moderne wijsbegeerte. De moderne wijsbegeerte was voorbereid door wat wel de 12de eeuwse verlichting genoemd wordt. Daarmee wordt dan de periode aangeduid, waarin het intellectueel achtergebleven Europa in de leer ging bij de islamitische wereld in de multiculturele smeltkroes van het toenmalige Spanje. Daar onderwees ‘de Islam’ ‘Europa’ hoe te profiteren van de wijsheid van de antieke wereld en van allerlei recente ontdekkingen. Omdat Aristoteles in het Midden-Oosten bewaard was gebleven, kon hij nu via allerlei vertaalprocessen zijn intrede kunnen doen in de ‘Europese’ wereld. En met Aristoteles ook, om maar iets te noemen, het efficiënte numerieke systeem dat we nu ‘Arabisch’ noemen. Het fenomeen van de Islam in Europa is er dus niet een van vandaag of gisteren.

Natuurlijk zijn er vervolgens deskundigen die volhouden dat de aloude relatie tussen Islam en Christendom altijd gekenmerkt is geweest door antagonisme en strijd, zodat de Verlichting ‘endogeen’ gehouden kan worden (en de kritiek op het westen ‘exogeen’; daartegen argumenteren op overtuigende wijze Buruma en Margalit in hun Occidentalism). Voorman van deze school is de door Ellian aangehaalde Bernard Lewis die in een van zijn teksten het begrip ‘clash of civilisations’ heeft gemunt, dezelfde die de Amerikaanse neoconservatieve regering voorhield dat de Irakezen de soldaten van de ‘coalition van de willing’ met bloemen zouden verwelkomen wanneer die hen zouden bevrijden van Saddam Hoessein. Maar er zijn ook andere geleerden die juist benadrukken hoezeer de ‘westerse’ beschaving het gevolg is van een proces van wederzijdse interactie en van vermenging van ‘occident’ en ‘oriënt’. In zijn oratie neemt Ellian niet de moeite de lezer ervan te overtuigen dat zijn homogeniserende visies op de Islam, op het westen en op de verlichting de juiste zijn, of dat visies die heterogeniteit benadrukken, onjuist zijn. Ik voor mij houd vol dat de wereld heterogener en complexer is dan Ellian mij wil laten geloven: ben ik als katholieke Brabander wel een echte Nederlander? Begrijp ik mijn Engelse, Deense, Belgische, Duitse, Italiaanse, Joegoslavische etc. vrienden en vriendinnen wel echt, ondanks het feit dat we veel normen en waarden gemeen hebben? Ook zijn er veel onderdelen van mijn Nederlandse/ westerse ‘civilisatie’ waar ik me niet graag identificeer. Moeten we blij zijn met ‘Big Brother’ als het beste recente exportproduct van Nederland? Of met de ‘smugness’ die Buruma als typisch Nederlands aanmerkt? Bestaat er eigenlijk wel iemand met een vaste ‘civilisationele’ identiteit?

Ten derde het terrorisme. Met Lewis ziet Ellian het islamitisch terrorisme als geweld dat erop gericht is een islamitische totalitaire staat te stichten. Zijns inziens maken we inderdaad een strijd mee tussen de beschavingen, waarin een oude rivaal reageert op ‘onze’ joods-christelijke erfenis, op ‘ons’ seculiere heden en de wereldwijde expansie van beide (in het licht van de Europese geschiedenis lees ík de frase ‘joods-christelijke erfenis’ altijd met argwaan). De oorlog tegen het terrorisme maakt daar onderdeel van uit: een welhaast apocalyptische strijd van het goede tegen het kwade. Het islamitische terrorisme wordt dan gezien in één lijn met eerdere totalitaire uitdagingen van het westen, zoals het nazisme en het stalinisme. Mijns inziens spelen hier ook simplificaties en generaliseringen een grote rol. Is er inderdaad sprake van een ‘grand design’, een islamitische samenzwering tegen het Westen? Bestaat hét westen wel, of is het - om met Habermas te spreken - gespleten? Waarom alle recente gewelddaden op een lijn stellen en als terrorisme kwalificeren zonder te vertrekken vanuit een plausibele definitie? Ik vind die van Primoratz de beste: het plegen van of het dreigen met grootschalig geweld tegen onschuldige mensen om anderen te intimideren opdat zij iets doen wat zij uit eigen initiatief niet zouden doen. De grote voordelen van deze definitie zijn dat zij duidelijk het moreel verwerpelijke van terrorisme aanwijst (namelijk het aanvallen van onschuldigen), dat zij neutraal staat ten opzichte van terroristische actoren (dat zijn immers zowel niet-statelijke als statelijke organisaties; wat de laatste betreft te beginnen met de Franse revolutionaire staat; diverse commentatoren - waaronder Hegel - wezen op een verband tussen die revolutie en de terreur) en dat zij het onderscheid invoert tussen het indirecte en het directe doelwit. Waarom vervolgens niet, zoals velen hebben gedaan, benadrukken dat verschillende vormen van geweld tenminste ook begrepen moeten worden tegen de achtergrond van specifieke omstandigheden? Zo waren de aanslagen van Al Qaeda op 11 september ook bedoeld om de eis kracht bij te zetten dat de Amerikaanse troepen Saoedi Arabië zouden verlaten. De meeste daders waren afkomstig uit dat land. Waarom niet aangeven dat de zelfmoordenaars in Londen van medio 2005 zich ook expliciet richtten tegen de aanwezigheid van Britse troepen in Irak? Het is sowieso vreemd dat een bespreking van islamitisch terrorisme geen melding maakt van de impact van deze, volgens velen onrechtvaardige en ongerechtvaardigde, oorlog op de groei van dat terrorisme. Een dergelijke situering doet niets af aan de ernst van het geweld, maar geeft wel aan dat de these van een ‘clash of civilisations’ niet vanzelfsprekend is. Wie volhoudt dat er iets dergelijks aan de hand is, neemt de bewijslast van het aantonen ervan op zich. Tenslotte Mohammed B. Is het evident dat diens gruwelijke moord op Van Gogh gezien wordt als een terroristische aanslag? Was Van Gogh inderdaad, zoals Ellian beweert, voor B. een verwisselbaar doelwit? Mij lijkt de verhouding van Mohammed B. ten opzichte van zijn slachtoffer zeker een andere te zijn dan die van de zelfmoordenaars in Londen ten opzichte van hun slachtoffers. In Primoratz’ definitie zouden de reizigers in Londen (en in Madrid) hun indirecte doel zijn. In feite wilden zij de regeringen ertoe bewegen hun buitenlands beleid aan te passen. Mohammed B. lijkt daarentegen wel degelijk Van Gogh als een direct doelwit op het oog te hebben gehad. Daarom kan deze aanslag tenminste ook als een ‘gewone’ politieke moord gelezen worden, waarop dan beter met terughoudendheid dan met oorlogstaal kan worden gereageerd. Ellian geeft mij onvoldoende redenen waarom de moord op Van Gogh op een lijn gesteld moet worden met de aanslagen van Madrid en Londen, en niet, om maar een andere mogelijkheid te noemen, met de rellen in de voorsteden van Frankrijk van een jaar geleden. In beide gevallen gaat het ook om sociale exclusie en discriminatie, in Nederland niet anders dan in het ‘seculiere’ Frankrijk waarop men zich in het Leidse zo graag beroept.

Tegenover een visie die uitgaat van incommensurabele beschavingen, introduceerde ik in mijn lezing in Oman de deugd van de tolerantie. Tolerantie is, van oudsher, de deugd die ons oproept iets te verdragen waar we moeite mee hebben. Volgens Locke moet die deugd betracht worden wanneer we in de samenleving geconfronteerd worden met het vreemde, in de vorm van religieuze opvattingen en afwijkende levenswijzen. Deels zijn de redenen om dat te doen van pragmatische aard. Ten eerste is een samenleving alleen maar mogelijk op basis van een zekere terughoudendheid ten aanzien van het doen en laten van anderen. Voorts is het moeilijk, zo niet onmogelijk anderen te overtuigen van de onjuistheid van hun opvattingen en praktijken, zelfs als men zeker weet dat die anderen het bij het verkeerde einde hebben. Maar Locke benadrukt ook een principiële reden voor de deugd van de tolerantie en die is gelegen in het feit dat fundamentele waarden alleen maar onderschreven kunnen worden vanuit het perspectief van degene die ze heeft. Niemand kan tot de waarheid gedwongen worden. Daarom is een arrogant pleidooi voor de superioriteit van ‘de’ westerse, mensenrechtelijke waarden van de verlichting – en een kritiek op de achterlijkheid van de Islam zoals Van Gogh dat deed - niet alleen historisch dubieus en de facto onjuist (‘wie zonder zonden is, werpe de eerste steen’), maar ook altijd aan dovemansoren gericht. Ten aanzien van de problemen omtrent sociale cohesie mag inderdaad de beeldspraak van Berlin in herinnering geroepen worden. Wanneer Garton Ash zich de vraag stelt wat er in de huidige complexe verhouding van Europa en Islam gedaan moet worden, luidt zijn antwoord met Berlin dat we niet egels moeten zijn, maar vossen. Want ‘de vos weet vele dingen, terwijl de egel slechts een groot ding weet’. De complexiteit van de huidige situatie vraagt met andere woorden om verschillende dingen op verschillende plaatsen. Aan egels zoals Ellian hebben we niet zoveel.

Thomas Mertens

Hij is hoogleraar rechtsfilosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Dit is de rauwe versie(incl.spellingsfouten), een kortere versie zou volgens hem op waterlandstichting.nl staan maar heb het niet zo snel kunnen vinden.

Primoratz en zijn essay (zie pdf) over het definieren van terrorisme en counter-terroisme is een aanrader. Niet alleen niet-statelijke maar juist statelijke actoren kunnen allesvernietigende terroristen zijn.

moenna
15-04-07, 11:06
Poging 2. Primoratz in pdf.


ja pech hij pakt hem niet...waarschijnlijk te groot...

Shemharosh
15-04-07, 12:14
Geplaatst door moenna
. De complexiteit van de huidige situatie vraagt met andere woorden om verschillende dingen op verschillende plaatsen..

hahhahhaha....zoooo wat een wijsheid zeg!!!...ben helemaal overtuigd.

Ellian is een gefrustreede getraumatiseerde en bittere man die een payback-oorlog zit te voeren....wie is die kamerplant van een "academicus" om hem dat recht van zelfverdediging en "stoom af blazen" te ontzeggen??!!....Shell heeft weer een contract in Oman nodig en daarbij komen zulke naren goed van pas om weer een paar vette "flessen" er door heen zoet te praten.

moenna
15-04-07, 14:15
Geplaatst door Shemharosh
hahhahhaha....zoooo wat een wijsheid zeg!!!...ben helemaal overtuigd. Met dat soort zinnen kan je idd alle kanten op:D.


Ellian is een gefrustreede getraumatiseerde en bittere man die een payback-oorlog zit te voeren....wie is die kamerplant van een "academicus" om hem dat recht van zelfverdediging en "stoom af blazen" te ontzeggen??!!.... Hij ontzegt hem niets hij corrigeert hem of spreekt hem eigenlijk aan op zijn Inconsistenties (in zijn oratie nb). Nu heb ik eerder stukken van Elian gelezen, en ik moet zeggen dat ik niet vaak hoogte kreeg wat hij middels verwijzingen naar filosofen of citaten uit perzische gedichten precies wilde zeggen. Het etaleren van kennis zonder de kennis zelf doorgrond te hebben, ben ik dan geneigd te denken.



Shell heeft weer een contract in Oman nodig en daarbij komen zulke naren goed van pas om weer een paar vette "flessen" er door heen zoet te praten.

Dat kan zijn. Maar eenmaal in de rolodex van zo'n Arabier kom je er niet snel meer af...ja en een leuke zakcentje is altijd aardig..


Dankzij een prikker: Primoratz hier te vinden: http://eprints.unimelb.edu.au/archive/00000137/01/Primorat.pdf

Shemharosh
17-04-07, 07:19
Geplaatst door moenna
Met dat soort zinnen kan je idd alle kanten op:D.

Hij ontzegt hem niets hij corrigeert hem of spreekt hem eigenlijk aan op zijn Inconsistenties (in zijn oratie nb). Nu heb ik eerder stukken van Elian gelezen, en ik moet zeggen dat ik niet vaak hoogte kreeg wat hij middels verwijzingen naar filosofen of citaten uit perzische gedichten precies wilde zeggen. Het etaleren van kennis zonder de kennis zelf doorgrond te hebben, ben ik dan geneigd te denken.



Dat kan zijn. Maar eenmaal in de rolodex van zo'n Arabier kom je er niet snel meer af...ja en een leuke zakcentje is altijd aardig..


Dankzij een prikker: Primoratz hier te vinden: http://eprints.unimelb.edu.au/archive/00000137/01/Primorat.pdf

Is heel simpel...Elian wil kost wat het kost van die Planet of the apes-figuren af omdat ze zijn land en leven hebben kapot gemaakt....In een nieuwe Iraan zou ie makkelijk een Minister van Justitie worden...geen enkele probleem....wie weet wordt ie nog gevraagd ook binnenkort!!!