PDA

Bekijk Volledige Versie : Ze straffen omdat ze denken dat het goed is



Alim
06-06-07, 10:03
Ze straffen omdat ze denken dat het goed is
Iraakse dichter Rodaan mag na negen jaar wachten in Nederland wonen. Nu wil hij niet meer
De Iraakse dichter Al Galidi krijgt na negen jaar wachten een verblijfsvergunning. Nu zoekt hij een kamer in Antwerpen. „Wees blij! Generaal Pardon maakt van jou een mens! Zeur niet!”
Door onze redacteur Jannetje Koelewijn

vader belde, om drie uur in de nacht. Zoon, hoe gaat het met je? De zoon schrok. Zijn vader belde hem nooit. Waarom nu opeens? De vader zei: ik heb je twaalf jaar niet gezien, probeer naar Jordanië te gaan, daar kunnen we elkaar zien. De zoon zweeg en zei toen: u gaat dood, vader, u wilt afscheid van me nemen. De vader zei: misschien.

Het is Al Galidi die dit vertelt. (Zijn voornaam, Rodhan, is voor privégebruik.) Schrijver, dichter, bouwkundig ingenieur, Irakees, asielzoeker, en nu een van de 30.000 mensen die door het generaal pardon waartoe het kabinet net heeft besloten een verblijfsvergunning krijgen. Hij zegt: „Generaal Pardon komt naar u toe en zal u allemaal helpen.” Hoge lach: „Als ik generaal Pardon zie, ga ik hem neuken.”

Hij zit in de trein, op weg van Zwolle naar Antwerpen, woensdag 30 mei. Hij gaat daar een kamer zoeken. Geen Nederlandse gemeente die hij de eer gunt om zijn naam in het bevolkingsregister bij te schrijven. Hij gaat naar België, waar ze hem niet als een beest zien, een asielbeest, maar als de man die met succes romans en gedichten publiceert. Hij werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs.

In zijn portemonnee: een kaartje waarop staat dat hij voor bepaalde tijd in Nederland mag zijn. Gekregen van de IND nadat PEN Vlaanderen hem had uitgenodigd om zes maanden in Antwerpen te wonen. PEN is een internationale schrijversvereniging. De IND is de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Weer die lach: „Angst voor Saddam Hussein? We laten u niet toe. Een uitnodiging van een Europees land? We bellen u op. Meneer Al Galidi, u krijgt een jaar asiel.” Hij zingt: „Een jaartje asiel? Of liever een wijntje?”

De kaart is verlopen. Al Galidi gaat illegaal de grens over. Maakt hem niet uit. Hij is overal illegaal, ook in Irak. En hij heeft meer kaartjes in zijn portemonnee. Visitekaartjes van Belgische ministers met wie hij aan tafel heeft gezeten. Al Galidi, je kunt ons altijd bellen.

Hij belooft dat hij niet de hele reis over Nederland zal klagen. Tot de grens, waar de harde Nederlandse g verandert in de zachte g van de Vlamingen. Daarna zal hij vertellen wat Nederland hem voor goeds heeft gebracht. Maar nu is de trein bij Gouda en vertelt hij hoe hij probeerde om naar Jordanië te gaan om voor de laatste keer zijn vader te zien. Hij ging naar deze en naar die instantie om te vragen of hij op reis mocht. Op het laatst ging hij naar de IND. De portier liet hem niet binnen.

– Portier, laat me binnen, het is voor mijn vader.

– Nee. Wilt u weggaan?

– Portier, alstublieft, ik wil zo graag nog één keer mijn vader zien.

– Als u niet weggaat, bel ik de politie.

– Portier, alstublieft.

De politie werd gebeld, Al Galidi moest mee. En toen? „Ze brachten me naar het station. Nederlandse politieagenten kunnen heel aardig zijn.” Daarna ging hij op zoek naar een vals paspoort. Toen hij het kon krijgen, was het al te laat.

Zijn vader was aannemer. Een gezin van twaalf kinderen. Al Galidi weet niet in welk jaar hij werd geboren. Hij vluchtte omdat hij niet in het leger wilde. „Ik wilde maagd blijven”, zegt hij. „De maagdelijkheid van een man is zijn huid. Met een uniform aan is hij een hoer.” Irak was in oorlog met Iran, daarna met de VS. Van dienstweigeraars werden oren en neus afgesneden. Ze werden doodgeschoten.

Eerst verstopte hij zich bij een verre tante. Daarna ging hij naar Turkije. Hij werd bij de grens teruggestuurd. Daarna ging hij naar Jordanië. Daarna, met een vals paspoort, naar Thailand. Hij kocht een nieuw vals paspoort, Spaans. „Wauw, Spaans, Europees. Ik liep als een haan.” Hij werd weer gepakt en de politie liet hem de keuze: betalen of de gevangenis. „Ik had vijfhonderd dollar, ze namen tweehonderd. Lieve Thaise politie. Door hun corruptie en barmhartigheid ben ik daar niet doodgegaan.”

Nu kocht hij een Nederlands paspoort. Hij wilde ermee naar Australië, via Vietnam. Het lukte niet, hij had een visum nodig. Toen bedacht hij dat hij met dit paspoort naar Nederland kon gaan. Op 9 februari 1998 kwam hij aan op Schiphol. De kraampjes met koffie en chocolade, de ruimte, het licht, politievrouwen die eruitzagen als pornosterren. „Ik dacht: hier wil ik trouwen en oud worden. Hier ben ik veilig.” Hij liep tot hij werd aangehouden door een politieman die wel een homo leek, zo vriendelijk. Follow me.

Hij had zijn valse paspoort verscheurd en in de wc gegooid. Toen kwam er een andere politieman. Son of a bitch, why? Al Galidi praat erover van Rotterdam tot Roosendaal. Daarna heeft hij nog net tijd om te vertellen over de keer dat hij in de rij stond om zich te melden bij het COA en de man achter het loket met zijn rug naar hem toe zat. Het COA is het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers. Hij moest er toen elke dag heen.

– Meneer?

– Ja?

– Ik wil me graag melden.

– Heeft u haast? Waarom? U mag toch niet werken.

– Maar ik mag wel leven.

– Haha, wat een mooi antwoord. Weet u wat? Gaat u daar maar even in de hoek zitten. Nee, dáár! In de hoek! Zit! Zit!

Alsof hij het tegen een hond had. Al Galidi zat er van half twaalf tot kwart voor vier. „En toen”, zegt hij, „vroeg die man of ik me nog wilde melden. Heel onschuldig, alsof ik zelf had gekozen om in die hoek te zitten. Fijne dag verder.”

Ambtenaren achter een computerscherm en ambtenaren in uniform, hij kan ze niet meer zien. „Ze zijn rustig, degelijk. Ze houden zich aan de regels. Verwacht geen genade van Nederlandse ambtenaren. Van de bijbel hebben ze het kruis genomen, niet Jezus. Straf, geen vergeving. O, wat genieten ze ervan om iemand straf te geven. Ze straffen zonder haat, zonder woede. Ze straffen omdat ze denken dat het goed is. Straf is voor hen wat de oever voor de rivier is.”

De trein is in Antwerpen. Zijn fiets staat bij het station – „eerste positieve opmerking: Nederland heeft me fietsen geleerd” – maar Al Galidi gaat lopen, naar de Lange Beeldekensstraat, waar een Iraakse vriend een supermarkt heeft. Daar zet hij zijn tas neer en loopt door naar de Lange Stuiverbergstraat, waar Turkse vrienden een restaurant hebben. „Illegalen”, zegt hij. „In Antwerpen wonen 25.000 illegalen. Groot en gul is het hart van Antwerpen.”

Lamsvlees, geroosterde tomaten, sla, brood, rijst. Tijdens het eten vertelt hij over het meisje met wie hij eens dacht te gaan vrijen, een Nederlandse. Ze liet hem al haar fotoboeken zien. In haar kast stonden mappen: belastingdienst, sollicitatiebrieven. Het was er niet van gekomen. Hij zou graag trouwen. Kinderen krijgen. Beginnen met leven. Nu kan het. „Wees blij”, roept hij naar zichzelf. „Generaal Pardon maakt van jou een mens! Zeur niet!” Dan: „Te laat. Het generaal pardon is voor mij als een massage voor een dood lichaam.”

Het lukt hem niet om te stoppen met klagen. „Wachten, wachten, wachten. Negen jaar wachten en niets mogen doen. Als ik dan niet mocht blijven, waarom mocht ik dan niet weg? Ik wilde naar Duitsland, Noorwegen. Ik werd teruggestuurd. Ik ben trots op mezelf dat ik niet gek ben geworden. In elk geval niet officieel.”

Hij loopt terug naar het station om zijn fiets te halen. Hij gaat rondrijden en kijken naar bordjes op de ramen: te huur. Vannacht zal hij logeren bij iemand van PEN Vlaanderen. Opeens weet hij nog iets positiefs over Nederland. „Doordat ik niet mocht werken, ben ik nu schrijver en dichter.” Hij heeft zichzelf de Nederlandse taal geleerd. Dat kon niemand hem verbieden.

Zijn volgende boeken zal hij publiceren onder een nieuwe naam. Al Galidi de asielzoeker is er niet meer, vermoord door de IND. Vanaf nu is zijn schrijversnaam Rodaan, de toekomstige winnaar van vele literaire prijzen. Wacht maar.

Bron: NRC