PDA

Bekijk Volledige Versie : eikenprocessierupsvlinder



Marsipulami
06-06-07, 17:35
Eikenprocessierups

De eikenprocessierups (Thaumetopoea processionea) is de rups van een nachtvlinder die in Nederland rond 2004 vooral in Noord-Brabant en Limburg, en soms in Gelderland weer voorkomt. In Vlaanderen komt de rups overal voor. Volgens de catalogus van Lempke kwam de rups van 1820 tot 1900 ook in Nederland voor tot grofweg de lijn Arnhem - Nijmegen - Vianen - Dordrecht, met als opmerking bij de opgaven o.a. "in vrij grooten getale" en "talrijk". Waarom de soort rond 1900 verdwijnt en rond 1990 weer verschijnt is niet duidelijk.

Kenmerken
De vlinder heet eikenprocessierupsvlinder. Het is een bladvretende rups die zoals de naam al zegt vooral op eiken voorkomt. De eitjes van de rups komen uit in het voorjaar, zodra de eerste jonge eikenbladen te voorschijn komen. In Nederland en Vlaanderen ontwikkelt de rups zich af en toe in zulke grote aantallen dat van een plaag gesproken kan worden. De processierups zit vooral aan de zonnige zuidkant van de eikenstammen in eikenlanen. De nesten bestaan uit een dicht spinsel van vervellingshuidjes, met (brand)haren en uitwerpselen.


Voorkomen
De rups wordt vooral gesignaleerd in zomereiken langs lanen in steden en dorpen, erfbeplantingen op campings en landgoederen in bosrijke omgeving. In bosgebieden zelf wordt de rups ook waargenomen, maar hier lijkt er een biologisch evenwicht te bestaan met zijn natuurlijke vijanden (de sluipwesp, sluipvlieg en de grote poppenrover). Hierdoor leidt de eikenprocessierups in bosgebieden nauwelijks tot problemen.

De rupsen verplaatsen zich 's nachts, op zoek naar voedsel, waarbij zij kruipen in lange stroken dicht bij elkaar, wat doet denken aan een processie van mensen. Overdag keren de rupsen terug naar hun nesten. De rupsen eten eikenbladeren, met als zichtbaar gevolg kaalgevreten eikenbomen.


Brandharen
De brandharen van de rups vormen voor de mens een gevaar voor de gezondheid. De haren zijn 0,2 tot 0,3 millimeter lang. Elke rups heeft er honderdduizenden tot een miljoen van. Het zijn pijlvormige haren, die bij een bedreiging worden afgeschoten. De haren kunnen dan makkelijk de huid, de ogen en de luchtwegen binnendringen. De stoffen die van de haren afkomen veroorzaken een op allergie lijkende huiduitslag, zwellingen, rode ogen en hevige jeuk, die tot twee weken kan aanhouden. In de meeste gevallen verdwijnen de klachten vanzelf. Niet alle personen zijn even gevoelig voor de brandharen. Zonder behandeling kunnen de haren als ze het oog binnendringen blindheid veroorzaken. Dit komt echter niet vaak voor.

In zeldzame gevallen kunnen andere verschijnselen ontstaan, namelijk braken, duizeligheid, koorts en algehele malaise.

De rupsen hoeven niet te worden aangeraakt om in contact te komen met de brandharen. De haartjes verspreiden zich met de wind en kunnen zo in contact komen met wandelaars of fietsers. De haren verschijnen half mei tot eind juni op de rupsen.

De brandharen blijven ook na het vertrek van de rupsen in de nesten aanwezig, die aan de stammen en dikke takken hangen. Jaren later kunnen deze nesten bij aanraking nog overlast veroorzaken.

Ook dieren, met name honden, kunnen last hebben van de brandharen van de rups.

De behandeling van brandharen begint met het zo goed mogelijk afspoelen van de huid, en het uitspoelen van geïrriteerde ogen. Krabben of wrijven verspreidt de haren, wat de klachten nog verergert. Ook kleding moet goed worden gewassen en uitgespoeld.


Levenscyclus
De eitjes komen in april of mei uit, tegelijk met de eerste bladeren van de waardplant, de eik. De rupsen zijn dan oranjeachtig gekleurd. De kleur van de rupsen verandert in een grijsgrauw met lichtgekleurde zijden. Na de derde vervelling krijgen de rupsen de donkere brandharen op de rug. De rupsen zijn tot 3,5 cm lang.

De rupsen vervellen wel zes of zeven keer voordat ze een onopvallende nachtvlinder worden. Begin september zetten de vrouwtjesvlinders hun eitjes af in de toppen van eikenbomen.

Natuurlijke vijanden van de rups zijn de sluipwesp en de sluipvlieg. Ook een kever, de grote poppenrover is een natuurlijke vijand. Deze kever is in Nederland in de jaren 50 van de twintigste eeuw uitgestorven.


Plaag en bestrijding
De plaag van de eikenprocessierups begon in 1991 in Nederland met de ontdekking van enkele nesten in een wegbeplanting bij Hilvarenbeek. De soort verspreidde zich daarna over de zuidelijke provincies. De populaties bereikten hun hoogtepunt in 1996. Een jaar later kwam de instorting en menigeen dacht dat dit insect wel weer uit Nederland zou verdwijnen. Dit bleek niet het geval en jaarlijks komen de meldingen over de rups weer terug. In 2007 is er een plaag in Vlaanderen, vooral in Limburg, als gevolg van het warme voorjaar. Droge winters en droge, warme zomers, stimuleren de ontwikkeling van de rups.

Door vroegtijdig de rups te bestrijden wordt een plaag voorkomen. Dit gebeurt door een bestrijdingsmiddel in de toppen van eikenbomen te spuiten, waar de nesten van de rups zijn aangetroffen. In 2004 wordt hiervoor in Nederland als proef Xentari WG gebruikt. Dit middel bevat een bacterie, Bacillus thuringiensis var. aizawai. De bacterie produceert in het darmstelsel van de rups eiwitkristallen. Bij de afbraak van deze kristallen in het darmkanaal komt een toxine vrij, dat de darmwand van de rups aantast. Een uur na opname van de bacterie stopt de rups met eten, omdat de kaakspieren verlammen. Geïnfecteerde rupsen bewegen zich langzaam, ze verkleuren en tenslotte verschrompelen ze. 2 tot 5 dagen na de bestrijding zijn de rupsen dood. De dode rupsen blijven met hun voorpoten aan de eikenbladeren hangen.

Een andere manier van bestrijding van de rups is het ter plaatse verbranden of het wegzuigen van de rupsen, waarna ze begraven, verbrand of verdronken worden.

Van Wikipedia