PDA

Bekijk Volledige Versie : Het beste recept tegen armoede is landen geen westers recept opdringen



Qaiys
15-07-07, 22:42
http://www.nrc.nl/multimedia/archive/00180/beeld_1307__180811a.jpeg
Arbeiders scheppen zand in een vrachtwagen in Soedan. (Foto Reuters)

Het beste recept tegen armoede is landen geen recept opdringen

Het IMF, de Wereldbank en de VN denken vaak dat ze het antwoord hebben op de vraag hoe je de armoede in de wereld kunt bestrijden. Achter die manier van denken schuilt een gevaarlijke ideologie. Laat landen zelf hun weg zoeken, want er is niet één algemeen geldig antwoord. Een minder rooskleurig beeld van hulp dan Ralf Bodelier hier vorige week schetste (‘Het succes van ontwikkelingshulp is een goed bewaard geheim’).

William Easterly

Een duister, ideologisch spook waart door de wereld. Het is bijna even dodelijk als de versleten ideologieën uit de vorige eeuw – communisme, fascisme en socialisme. Het voedt een aantal van de gevaarlijkste tendensen van onze tijd, waaronder het godsdienstig fundamentalisme. Het is de ideologie – alweer een halve eeuw oud – van de ontwikkeling. En die gedijt als kool. Zoals alle ideologieën belooft die van de ontwikkeling een alomvattend, definitief antwoord op alle problemen: van armoede en analfabetisme tot geweld en tirannieke heersers. Ook deze ideologie doet of er maar één juist antwoord is en laat weinig ruimte voor afwijkende meningen – de theorie echter is immers voor iedereen en overal geldig. Lokale kennis over kosten en baten is onnodig. De ideologie van ontwikkeling heeft haar eigen intelligentsia: deskundigen bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank en de Verenigde Naties.

Het failliet van de voorgaande ideologieën had ook de basis kunnen leggen voor het tegendeel van een ideologie – de vrijheid van personen en samenlevingen om hun eigen bestemming te kiezen. Maar sinds de val van het communisme heeft het Westen volgehouden dat er maar één goed antwoord is: vrije markten, en dit kwam voor het arme deel van de wereld gelijk te staan aan ‘doen wat je gezegd wordt door het IMF en de Wereldbank’. Het resultaat was een gevaarlijke tegenactie: in Afrika, Centraal-Azië, Latijns-Amerika, het Midden-Oosten en Rusland begon men zich te verzetten tegen de vrije markt. Zo is een van de beste economische denkbeelden van onze tijd, het idee van de vrije markt, gepresenteerd op een van de slechtst mogelijke manieren, waarbij ongekozen buitenstaanders een rigide doctrine hebben opgelegd aan tegenstribbelende en steeds xenofober wordende landen.

De terugslag is zo hevig geweest dat overal de versleten ideologieën van vroeger nieuwe aanhangers trekken. In Nicaragua bijvoorbeeld zijn de structurele hervormingen van het IMF en de Wereldbank zo flagrant mislukt dat het miserabele sandinistische bewind uit de jaren tachtig achteraf gezien nog meeviel. De leider van toen, Daniel Ortega, is weer aan de macht. Het optreden van het IMF tijdens de Argentijnse financiële crisis van 2001 echoot vijf jaar later nog na als de starre Venezolaanse leider Hugo Chávez in Buenos Aires met open armen wordt ontvangen. De bruuske richtlijnen van Wereldbank en IMF in Bolivia vormden de voedingsbodem voor de neosocialistische president van dat land, Evo Morales. De teleurstelling over het magere resultaat van acht leningen voor structurele hervormingen aan Zimbabwe en acht miljard dollar aan buitenlandse hulp in de jaren tachtig en negentig hebben Robert Mugabe de kans gegeven tot zijn felle tegenaanval op de democratie. De ‘shocktherapie’ die door IMF-Wereldbank-Jeffrey Sachs op de voormalige Sovjet-Unie is toegepast, heeft een blijvende heimwee naar het communisme tot gevolg gehad. In het Midden-Oosten heeft 154 miljard dollar aan buitenlandse hulp tussen 1980 en 2001, 45 leningen voor structurele hervormingen en ‘deskundige’ adviezen geen enkele groei van het inkomen per hoofd van de bevolking opgeleverd – wat mede de weg heeft bereid voor het islamitisch fundamentalisme. Dit verzet tegen ‘mondialisering van bovenaf’ heeft zich tot in elke uithoek van de wereld verspreid. Het dreigt nu ook fataal te worden voor doordachte, gematigde stappen naar een vrijer verkeer van goederen, denkbeelden, kapitaal en mensen.

De ontwikkelingsideologie houdt niet alleen in dat deskundigen jouw vrije markt ontwerpen; ze houdt ook in dat die deskundigen een alomvattend technisch plan opstellen om alle problemen van de armen op te lossen. Deze deskundigen zien armoede als een zuiver technisch probleem dat moet worden opgelost door techniek en natuurwetenschap, met voorbijgaan aan rommelige sociale wetenschappen als economie, politiek en sociologie.

Sachs, de gevierde econoom van de Columbia University, is een van de grote mensen hierachter. Hij verwerkt zijn theorieën van de instant-shocktherapie, die zo jammerlijk mislukten in Rusland, nu tot beloften van een instant-reductie van de wereldarmoede. „De problemen in Afrika”, heeft hij gezegd, „zijn op te lossen met praktische en beproefde technieken.” Zijn eigen plan omvat honderden ingrepen die alle grote en kleine problemen van de armen moeten oplossen – van ‘groene’ bemesting tot les in borstvoeding, van fietsen tot zonne-energiesystemen, van schooluniformen voor aidswezen tot windmolens. Om maar te zwijgen van interventies als ‘advies- en informatievoorziening over de omgang van mannen met de gezondheidsvereisten van hun voortplanting’. Volgens Sachs zal dit alles worden gedaan door een „eendrachtig en doelmatig landenteam van de Verenigde Naties, dat het werk van de gespecialiseerde VN-organen, het IMF en de Wereldbank coördineert.”

Zodoende ontaardt prijzenswaardige zorg van rijke landen over armoede in het vetmesten van de internationale hulpbureaucratie – de zelfbenoemde priesters van de ontwikkeling. Net als bij andere ideologieën worden collectieve doelen, zoals nationale armoedevermindering, nationale economische groei en de millenniumdoelen voor ontwikkeling, gesteld boven de aspiraties van het individu. De bureaucraten die de plannen tot armoedevermindering bedenken, zijn belangrijker dan mensen die daadwerkelijk de armoede verminderen door bijvoorbeeld een zaak beginnen. Zoals de marxisten hechten aan de wereldrevolutie en het socialistisch internationalisme, zo stelt de ideologie van ontwikkeling mondiale doelen boven de mogelijkheid van samenlevingen om hun eigen weg te kiezen. Zij hecht meer aan abstracte leerstukken als een ‘marktvriendelijk beleid’ en een ‘goed investeringsklimaat’ dan aan de vrijheid van het individu.

Er zit nóg een marxistisch trekje aan: de ideologie van ontwikkeling pretendeert wetenschappelijk te zijn. Het vinden van die ene juiste oplossing voor de armoede wordt gezien als een wetenschappelijk probleem dat moet worden opgelost door de deskundigen. Zij weten altijd zeker dat ze het antwoord hebben, keren zich fel tegen andersdenkenden, en veranderen dan later weer hun antwoorden. In de psychiatrie heet dit het borderlinesyndroom, voor de ontwikkelingsdeskundigen is het een manier van leven. Eerst was het recept voor arme landen ‘investeringen en industrialisatie bekostigd door hulp’, toen was het ‘marktgerichte hervorming van het overheidsbeleid’, toen was het ‘oplossing van institutionele problemen als corruptie’, toen was het de ‘globalisering’, toen was het de ‘strategie voor armoedevermindering om de millenniumdoelstellingen op ontwikkelingsgebied te halen’.

Een van de redenen dat de antwoorden steeds weer veranderen, is dat landen die snel groeien, in werkelijkheid een verbluffend aantal verschillende wegen naar ontwikkeling volgen, en dat de groeilanden ieder decennium weer andere zijn. Grotere verschillen dan tussen geslaagde groeilanden als China en Chili, Botswana en Singapore, Taiwan en Turkije of Hongkong en Vietnam zijn immers niet denkbaar? En wat te denken van de vele landen die vergeefs hebben geprobeerd deze rijzende sterren te evenaren? En van de gewezen sterren die nu moeilijke tijden beleven, zoals Ivoorkust, dat in de jaren zestig en zeventig een van de snelste groeiende landen was, maar verzandde in een burgeroorlog? En van Mexico, dat tot 1980 snel groeide maar daarna langzaam, ook al omarmde het de hervormingen van de deskundigen?

Met zulke vragen houden de deskundigen van het ontwikkelings-politburo zich niet bezig. Alle eerdere antwoorden waren juist, er ontbrak alleen nog één ‘noodzakelijke voorwaarde’, en die was net aan de lijst toegevoegd. Net als andere ideologieën is deze te rigide om te voorspellen wat werkt in de rommelige echte wereld, maar tegelijkertijd flexibel genoeg om zich altijd weer te onttrekken aan weerlegging door de feiten. De moederkerk van ontwikkeling, de Wereldbank, heeft zich ervan verzekerd dat ze nooit ongelijk kan hebben door uitspraken te doen als: „Verschillende maatregelen kunnen tot hetzelfde resultaat leiden en dezelfde maatregel kan tot verschil lende resultaten leiden, afhankelijk van het institutionele kader en de achterliggende groeistrategie van een land.” Maar natuurlijk heb je wel altijd deskundigen nodig om die kaders en strategieën uit te knobbelen.

Misschien nog wel schijnheiliger is de simpele theorie van de historische onvermijdelijkheid. Arme maatschappijen zijn niet gewoon arm, houden de deskundigen ons voor, maar ‘ontwikkelen zich’ tot ze het eindstadium van de geschiedenis bereiken waarin aan armoede snel een eind zal komen. In dit plaatje krijg je een einde aan hongersnood, tirannie en oorlog erbij cadeau, als een bonus-cd bij een belspelletje. De deskundigen meten alle maatschappijen naar één maatstaf, inkomen per hoofd, en praten schamper over wie zich verzet tegen alles wat op de weg naar ontwikkeling onvermijdelijk is.

Een van de belangrijke ontwikkelingsideologen is New York Times-columnist Thomas Friedman. Hij richt zich met nauw verholen spot tot degenen die zich verzetten tegen de mars van de geschiedenis die, in zijn woorden, de wereld plat heeft gemaakt. „Stel dat je Mexico bent”, schreef Friedman, „en je hebt de naam een lagelonenland te zijn, maar je inwoners importeren beeldjes van je beschermheilige uit China, omdat China die voor minder kan maken en ook nog de hele Stille Oceaan over kan sturen [...], dan heb je een probleem. De enige manier waarop het goed kan blijven gaan met Mexico is via een hervormingsstrategie [...] Hoe meer Mexico stil blijft zitten, hoe meer het onder de voet gelopen wordt.”

Friedman lijkt totaal niet te beseffen dat het arme Mexico, met al die Amerikaanse deskundigen vlakbij, al veel harder dan China heeft geprobeerd die ‘hervormingsstrategie’ van de deskundigen uit te voeren.

Het zelfvertrouwen van ontwikkelingsideologen als Friedman is zo groot, dat ze zich zelfs opdringen aan landen die hun strategieën accepteren. Dit jaar vierde Ghana bijvoorbeeld zijn 50-jarig jubileum als het eerste zwarte Afrikaanse land dat onafhankelijkheid verwierf. De internationale hulpverleners zeiden, bij monde van de Wereldbank, tegen de in naam onafhankelijke regering van Ghana: „Wij geven u hier als partners de belofte dat wij ons best zullen doen u het bestuur van uw land te vergemakkelijken.” Een van de manieren waarop ze je het leven makkelijker willen maken, is dat ze je land voor je willen besturen.

Helaas heeft de ontwikkelingsideologie een bedroevende staat van dienst. Zij heeft de meeste invloed gehad in Latijns-Amerika en Afrika, en juist deze gebieden zijn er het slechtst aan toe. De onfortuinlijke Latijns-Amerikanen en Afrikanen zitten opgescheept met de succesformules van gisteren, terwijl de landen die de ontwikkelingsideologen hebben genegeerd, hun eigen weg naar het succes hebben gevonden. Zij hebben daarbij zo veel verschillende wegen gevolgd, dat je moeilijk kunt stellen dat ze met behulp van de ontwikkelingsideologie het ‘juiste antwoord’ hebben gevonden. Vaak gingen ze juist direct in tegen alles wat de deskundigen destijds zeiden.

Zo kozen de Oost-Aziatische tijgers in de jaren zestig voor export, voor een oriëntatie op het buitenland, terwijl de deskundigen toen algemeen pleitten voor industriële productie ten behoeve van de thuismarkt. De snelle groei van China in de afgelopen kwarteeuw kwam tot stand terwijl dit land niet bepaald een voorbeeld was van de Washington-consensus uit de jaren tachtig of de institutionele benadering van de jaren negentig, met haar nadruk op democratie en bestrijding van corruptie.

Wat verklaart dan de aantrekkingskracht van de ontwikkelingsideologie, ondanks haar erbarmelijke staat van dienst? Ideologieën zijn vaak een reactie op tragische omstandigheden waarin mensen verlangen naar duidelijke en alomvattende oplossingen. De ongelijkheid van de Industriële Revolutie bracht het marxisme voort, en de onderontwikkeling van Rusland de leninistische tak daarvan. De nederlaag en demoralisatie van Duitsland in de Eerste Wereldoorlog baarden het nazisme. Economische ontberingen gecombineerd met een bedreigde identiteit leidden tot fundamentalisme, zowel het christelijke als het islamitische. Op dezelfde manier spreekt de ontwikkelingsideologie mensen aan die een definitief en allesomvattend antwoord willen op de tragedie van de armoede en ongelijkheid op de wereld. Ze geeft antwoord op de vraag Wat te doen?, naar Lenins traktaat uit 1902. Ze legt de nadruk op optreden van bovenaf door de intelligentsia, de revolutionaire voorhoede, de ontwikkelingsdeskundige. Zoals Sachs uitlegt: „Door mijn wetenschappelijk onderzoek en advieswerk ter plaatse [...] ben ik gaan inzien welk ontzaglijk vermogen onze generatie bezit om een eind te maken aan het ontzaglijke leed van de extreem armen [...], ook al prediken de handboeken economie dan het individualisme en de gedecentraliseerde markt, onze veiligheid en welvaart zijn minstens evenzeer afhankelijk van collectieve besluiten.”

Weinig mensen beseffen dat de Amerikanen in 1776 hetzelfde inkomenspeil hadden als de gemiddelde Afrikaan van tegenwoordig. Alleen hadden de Verenigde Staten, net als alle ontwikkelde landen van nu, het geluk aan de armoede te ontsnappen voordat er ontwikkelingsideologen waren. De ontwikkeling in de rijke landen gebeurde gewoon. George Washington hoefde zich niet druk te maken om hulppartners die hem structureel wilden hervormen. Abraham Lincoln sprak niet van een regering van de donors, door de donors en voor de donors. De huidige ontwikkelde landen hebben vrijelijk kunnen experimenteren, pragmatisch hun eigen weg zoekend naar meer verantwoordingsplicht voor de overheid en een vrijere markt. Het individualisme en de gedecentraliseerde markt waren goed genoeg om penicilline, airconditioning, hoogwaardig graan en de auto voort te brengen – om nog te zwijgen van een hogere levensstandaard, een lager sterftecijfer en de iPod.

Het tegenovergestelde van ideologie is vrijheid, het vermogen van samenlevingen om zich te ontworstelen aan buitenlandse controle. Daarom is het enige ‘recept’ om de armoede terug te dringen, de vrijheid om geen recept voorgeschreven te krijgen. Vrije samenlevingen en personen hebben niet per se succes. Ze zullen slechte keuzen maken. Maar ze dragen tenminste de kosten van die fouten en leren ervan. Dat staat in schril contrast met de ontwikkelingsideologie, die geen verantwoording aflegt. Het proces van leren door fouten heeft de reservoirs van gezond verstand opgeleverd die je in de hoofdstroom van de economische wetenschap vindt. Het tegenovergestelde van ontwikkelingsideologie is niet dat alles maar kan, maar dat je pragmatisch gebruikmaakt van in de tijd beproefde economische ideeën – de voordelen van specialisatie, de relatieve concurrentiepositie, handelswinsten, trade-offs, begrotingsbeperkingen – door personen, bedrijven, regeringen en samenlevingen op zoek naar hun eigen succes.

De geschiedenis bewijst hoeveel goeds kan komen uit individuen die vrij kunnen kiezen en daarvan de kosten dragen en de vruchten plukken. Dit geldt voor lokale politici, activisten en ondernemers, die tastend hun weg naar meer vrijheid zoeken, in tegenstelling tot de ontwikkelingsideologen die anderen – om een contradictio in terminis te gebruiken – keuzevrijheid opleggen. Wie goed de lessen van de twintigste eeuw heeft begrepen, vraagt zich niet af wat zij moeten doen, maar hoe mensen vrijer kunnen worden om hun eigen oplossingen te zoeken.

Hoogleraar economie aan New York University. Zijn meest recente boek is ‘The White Man’s Burden: Why the West’s Efforts to Aid the Rest Have Done So Much Ill and So Little Good’.

7 juli 2007


http://www.nrc.nl/opinie/article734673.ece/Het_beste_recept_tegen_armoede_is_landen_geen_rece pt_opdringen

The Black Flame
16-07-07, 12:24
Vooralsnog zijn die arme landen arm en is het westen rijk.

mark61
16-07-07, 19:56
Geplaatst door Qaiys
Grotere verschillen dan tussen geslaagde groeilanden als China en Chili, Botswana en Singapore, Taiwan en Turkije of Hongkong en Vietnam zijn immers niet denkbaar?

China is geen geslaagd groeiland, maar daar viert het wilde kapitalisme hoogtij. Vietnam lijkt er achteraan te gaan, maar dat weet ik niet precies.

Chili volgde gewoon het 'rechtse' IMF-concept.

Botswana heeft giga voorraden diamanten etc., en een kleine bevolking, mede doordat AIDS er het hardste huishoudt van heel Afrika.

Singapore, Hong Kong en Taiwan deden gewoon dictatuur en kapitalisme, net als Korea dat deed.

Turkije is half geslaagd, mede door het lozen miljoenen overbodige burgers.

Ivoorkust verzandde niet in een burgeroorlog. De cacao-productie is er spectaculair gegroeid, maar dat maakte het ook kwetsbaar. Vervolgens wilde de bevolking in het noorden ook wel es delen in de welvaart van het zuiden. Met het bekende gevolg.