PDA

Bekijk Volledige Versie : Duits systeem kerkfinanciering op de helling



Marsipulami
23-08-07, 17:51
Duits systeem kerkfinanciering op de helling
Geplaatst door Theo Borgermans op
do 23 aug '07 om 10:55u (Bron: Tertio)
BONN (RKnieuws.net) - ‘Ik treed op staatspapier uit de kerk – zodat ik geen kerkbelasting meer moet betalen –, maar ik blijf gelovig in de kerk.’ Zo kun je de stap beschrijven waarmee de Duitse kerkjurist Hartmut Zapp eind juli voor sensatie zorgde. Zijn verklaring kan het hele Duitse systeem van kerkfinanciering op de helling zetten.
De rooms-katholieke kerk en de protestantse kerk, van lutherse of gereformeerde origine, leven in de Bondsrepubliek grotendeels van de opbrengst van de kerkbelasting. Op een Duits loonbriefje vind je na de vakjes RSZ en ‘aan de bron ingehouden belasting’ nog een derde vakje: kerkbelasting, Kirchensteuer. Die bedraagt ongeveer acht procent van de belasting op het arbeidsinkomen. Ze wordt ook altijd mee berekend als je van de fiscus geld terugkrijgt of moet bijbetalen.

Dat je kerkbelasting betaalt voor een van de twee grote volkskerken, is in Duitsland een vanzelfsprekende zaak. Van bij de geboorte sta je bij alle instanties automatisch bekend als rooms-katholiek of protestants kerklid. Alle sociale bureaus en personeelsdiensten weten dat: meneer x is katholiek en betaalt aan de fiscus kerkbelasting. De fiscus betaalt die door aan het rechthebbende bisdom, dat daarmee personeel en werking betaalt van parochies en instellingen.

Alleen leden van de twee volkskerken en enkele afsplitsingen – in een paar deelstaten ook joden – betalen kerkbelasting. Alle andere Duitsers niet, of ze nu ongelovig zijn of behoren tot een andere protestantse denominatie, tot de islam of tot sekten. Deze Duitsers houden dus meer over in hun loonzakje, omdat ze geen kerkbelasting betalen.

Sinds 25 jaar stappen jaarlijks meer dan 100.000 Duitsers naar de burgerlijke overheid – de administratie of de rechtbank – om daar officieel te verklaren dat zij uit de kerk traden. Op slag wordt die informatie doorgegeven aan alle betrokkenen: gemeente, werkgever en parochie. De volgende maand houdt het loonbriefje van de uittreder geen kerkbelasting meer af van het loon. Voor uittreders die al lang vervreemd waren van de kerk, was de kerkverlating een laatste stap, met als mooi toemaatje een hoger maandloon. Een minderheid gaf de uittreding een protestkarakter mee. Elk jaar publiceren de kerken het aantal kerkverlaters. Elk jaar kunnen ze ook enkele duizenden toetreders of terugkeerders verwelkomen.

De pastorale omgang met kerkverlaters is een probleem. Een pastoor uit Aken vertelt: ,,Onlangs kwamen parochianen de uitvaart regelen voor opa. Ik moest hen vertellen dat hij uit de kerk was getreden, zij wisten dat niet. Een kerkelijke uitvaart moest ik dus weigeren. Ik wilde hen wel nabij zijn en ben met hen het stoffelijk overschot gaan zegenen.’’ Kun je kerkelijk trouwen als de boeken je vermelden als gedoopte kerkverlater? Bekend blijft het geval van Nobelprijswinnaar Heinrich Böll die al heel vroeg afscheid nam van de katholieke kerk, maar die zich gelovig noemde en daarom een kerkelijke uitvaart kreeg.

Meestal wordt vergeten dat de Duitse kerkbelasting niet de oudste vorm van kerkfinanciering is. Sinds Napoleon en de collaborerende vorsten alle kerkelijke goederen hebben genationaliseerd, betalen de deelstaten – als juridische erfgenamen van de vorstendommen – nog altijd jaarlijks grote sommen schadeloosstelling aan de kerken. Het plaatje van die herstelbetalingen verschilt van deelstaat tot deelstaat, zoals alles wat geschiedenis is.

Toen in de tweede helft van de negentiende eeuw door de industrialisering nieuwe agglomeraties groeiden, met een gemengde arbeidersbevolking waarvoor zowel katholieke als protestantse nieuwe parochies nodig waren, konden de kerken niet meer rondkomen. Ze vroegen de vorsten meer geld, maar die weigerden. De kerken moesten zelf maar geld vragen aan hun gelovigen, vonden ze. Zo werd in 1875 de kerkbelasting ingevoerd. In de geest van de tijd werd die belasting voor een instelling van openbaar nut vanzelfsprekend door de staat geïnd. Voor die dienstverlening krijgt de fiscus nu een vergoeding van de kerken.

De twee volkskerken beschikken dus over enorme inkomsten, uit de herstelbetalingen en uit de kerkbelasting. Een doorsnee bisdom als Aken heeft een jaarlijkse begroting van 400 miljoen euro. De kerken dragen daarmee alles: gebouwen, salarissen, werkingskosten van parochies, bisdommen en interdiocesane diensten. Ze financieren rechtstreeks heel wat caritatieve instellingen, waaronder ook alle kleutertuinen. Want niet het basisonderwijs biedt in Duitsland de kleuterschool aan, de kerken doen dat. Dat is historisch zo gegroeid.

De laatste jaren staan de Duitse kerken aan de financiële klaagmuur. De verkoop van kerkgebouwen is daarvan het meest opvallende teken. Een eerste oorzaak was de belastingverlaging van de vorige regering, met als automatisch gevolg een verlaging van de kerkbelasting. In diezelfde jaren was de algemene economische conjunctuur niet zo gunstig, zodat het negatieve effect van de nieuwe belastingwet op de kerken nog groter werd.

Ten tweede bleek de hereniging van Duitsland na 1989 een zwaar financieel probleem. Tot 1989 behoorde bijna zeventig percent van de Duitsers tot een van de twee volkskerken. Sinds 1989 is dat nog vijftig percent. In de voormalige DDR waren de kerken weggesmolten tot een minderheid. De kerkbelasting is daar nu veel te mager om de diocesane en parochiale structuren van een volkskerk te dragen. De kerken uit de westelijke deelstaten springen bij, maar eindeloos lang kan die hulp niet duren. Ook in die rijke deelstaten slinkt de kerkelijke aanhang. Hoe lang kunnen zij nog taken op zich nemen zoals de kleuteropvang?

In die situatie laat de katholieke kerkjurist Hartmut Zapp een bom ontploffen. De emeritus hoogleraar aan de universiteit van Freiburg ondertekende in een administratief bureau de verklaring dat hij uit de rooms-katholieke kerk treedt, maar liet tegelijkertijd weten dat hij lid blijft van de kerk. Zapp meent namelijk dat een burgerlijk papier waarin men verklaart uit een instelling van openbaar nut te treden, niet in verhouding staat tot de zaak zelf: het geloof van de gedoopte. Daarvoor is minstens een ernstig gesprek met de pastoor of een bisschoppelijke afgevaardigde nodig.

Zapp vindt dat niet uit. In april 2006 verscheen een tekst van de Pauselijke raad voor de interpretatie van wetteksten over kerkverlating, die in zijn richting wijst. De Duitse bisschoppenconferentie antwoordde snel: de verklaring van Rome raakt niet aan de Duitse rechtstraditie over de uittreding uit de kerk. Zapp nam dat niet en forceert nu de kwestie. Hij daagt de Duitse bisschoppen uit en beargumenteert elke stap vakkundig met argumenten. Voer voor kerkjuristen.