IbnRushd
07-10-07, 23:35
Humanisme op religieuze basis vormt de oplossing
Zingeving geen overheidstaak,
maar beoordeling uitingen van zingeving in publieke domein wel
Studenten in het hoger onderwijs moet geleerd worden met verschillende levensbeschouwelijke achtergronden om te gaan. Zo kan de groeiende kloof tussen groepen in de samenleving worden overbrugd, zegt dr. Gerrit Kronjee.
De levensbeschouwing kan de sociale cohesie versterken. Tegelijkertijd kan de sociale samenhang daardoor ook bedreigd worden. Dit probleem heeft ten eerste te maken met de levensbeschouwelijke diversiteit in Nederland en ten tweede met het feit dat er een categorie van de Nederlandse bevolking is die geen band heeft met een levensbeschouwing.
Er is onderzoek naar gedaan; een onderzoek over de levensbeschouwing van de Nederlander in 2006. Dit onderzoek is een vervolg van een onderzoek uit 2003, waarover is gerapporteerd door Martijn Lampert van Motivaction en mij in de bundel van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) met de titel ”Geloven in het publieke domein”.
Gevraagd is aan 2000 Nederlanders in 2006 of zij religieus waren of niet en tot welke levensbeschouwelijke groepering zij zich rekenden. Ongeveer de helft van de bevolking blijkt op de een of andere wijze religieus of spiritueel te zijn. We zien een samenleving waarin het christendom nog steeds aanhang heeft bij een groot deel van de bevolking. Er is een groeiende groep moslims, die valt onder de categorie overige gebonden religieuzen. Daarnaast zijn er kleine groepen joden, hindoes en boeddhisten die in de Nederlandse samenleving niet zo omvangrijk zijn en in de steekproef nauwelijks vertegenwoordigd zijn. Samen is een derde van de bevolking verbonden met een van de wereldgodsdiensten. Daarnaast ziet een groot deel zich als spiritueel, maar is die groep niet te verbinden met een organisatie of een kerk. Daarom heet deze groep ”ongebonden spiritueel”.
Daarnaast is de helft van de bevolking niet-religieus. In het onderzoek is binnen de niet-religieuze categorie een verdere onderverdeling te maken in mate van humanistische gezindheid op basis van een score op een schaal, waarin de volgende waarden aan de orde kwamen: gelijkwaardigheid, vrijheid, sociale rechtvaardigheid, ruimdenkendheid en verantwoordelijkheid. Niet iedereen scoort hetzelfde op deze waarden. Door de scores ontstond een humanistische groep, een gematigd humanistische groep en een niet-humanistische groep.
Verbonden
In het totale beeld valt op dat er een transformatie van de religie gaande is. Ik denk dat we met het leven in een andere tijd ook de definitie van religie moeten veranderen. Wanneer de humanisten, de ongebonden spirituelen en de gebonden gelovigen bij elkaar worden opgeteld, kom je op ruim 70 procent. Van dat totaal kun je zeggen dat die een of andere vorm van transcendentie gemeenschappelijk heeft. Hun moraliteit houdt niet op bij hun eigen voordeur en bij hun eigen dood. Zij voelen zich verbonden met een groter geheel van de schepping voor de gelovigen en van de mensheid voor de humanisten. Misschien mag je op basis van die redenering 70 procent van de bevolking religieus noemen, in de zin van verbonden met god of met de mensheid. Maar daar zal over getwist kunnen worden.
De zingeving heeft betekenis voor de leefstijl en voor de moraliteit. De moraliteit is mede het resultaat van een bepaalde manier van leven. Met de leefstijl is moreel gedrag verbonden. Het grote verhaal van de zingeving is ook een basis van moreel gedrag, het versterkt dat. Religie is niet per se noodzakelijk voor moraliteit, maar wel is een of andere vorm van zingeving belangrijk, vooral als die te maken heeft met de manier van leven. Moreel gedrag vloeit voort uit de manier van leven.
Een godsdienst is een groot verhaal. Een boek van Buijs en Paul gaat over de veerkracht van grote verhalen. Zij omschrijven een groot verhaal als iets wat te maken heeft met meer terreinen van het leven. Zo wil ik een groot verhaal ook zien. Het christendom is dan bijvoorbeeld een groot verhaal. Maar ook een seculiere vorm van zingeving als het humanisme kan daartoe gerekend worden.
Grote verhalen zijn als zodanig een persoonlijke keuze. Aan de andere kant manifesteren zij zich tegelijkertijd in het publieke domein. Zij maken verschil voor de leefstijl van mensen en voor hun morele opvattingen. Waar zij zich manifesteren kunnen zij zorgen voor sociale cohesie, maar zij kunnen ook problemen geven.
Leefstijl
De zingeving manifesteert zich in het publieke domein in de leefstijl. Die leefstijl valt onder andere af te leiden uit consumptiepatronen. Meer nog dan het verschil in sociale klassen is tegenwoordig de leefstijl bepalend voor sociaal gedrag. Het is tegenwoordig veel minder dan vroeger het geval dat het milieu van herkomst de toekomst van het individu bepaalt. Ook zitten mensen niet meer vast aan bepaalde organisaties. Je gaat niet meer je leven lang naar dezelfde baas en blijft niet altijd lid van dezelfde vereniging. Mensen vertonen wat dat betreft een nomadische manier van leven.
Ook in moraliteit manifesteert de zingeving zich in het publieke domein. Het gaat daarbij onder andere om bepaald gedrag, zoals liefdadigheid, en over tolerantie. Er is echter ook een gebrek aan zingeving. Een deel van de bevolking is niet verbonden met een meer omvattend verhaal van zingeving. Het resultaat daarvan is een negatieve houding ten opzichte van de maatschappij.
Groepen
Christenen onderscheiden zich duidelijk van de rest van de bevolking. Uiteraard in hun levensbeschouwing. Er is een effect op hun leefstijl en hun moraliteit. Het maakt verschil of je christen bent. Je hebt een andere manier van leven en andere morele opvattingen dan andere Nederlanders.
De categorie christenen kenmerkt zich door een levensbeschouwing die gericht is op transcendentie en naastenliefde. Hun leefstijl is degelijk en hun morele opvattingen zijn verbonden met solidariteit en gemeenschapszin en het leven naar geloofsregels.
Een volgende groep uit het onderzoek is een verzamelgroep van religieuzen die verbonden zijn met een georganiseerde geloofsgemeenschap, zoals moslims, joden, hindoes en boeddhisten. Het overgrote deel van de respondenten in deze categorie is moslim. Zij zetten hun stempel op de uitkomsten in het profiel. De levensbeschouwing van deze categorie kenmerkt zich door een nadruk op transcendentie, een groot belang van familie en het leven naar de geloofsregels van (vooral) de Koran.
Uit het onderzoek blijkt dat deze categorie in nog sterkere mate gericht is op het transcendente dan de christenen. Zij onderscheiden zich ook bij hun scores op verschillende morele waarden. Hierin komt vooral het verschil tussen de islam en het christendom tot uitdrukking. Bij de christenen is er een sterke gerichtheid op naastenliefde en bij de overige gebonden religieuzen (moslims) een sterkere gerichtheid op de familiereputatie en op het leven naar de geloofsregels.
Interessant is de verbinding die valt te leggen tussen de opvatting van de dood als moment om verantwoording af te leggen en de moraliteit. Men zou verwachten dat dit tot strenge morele opvattingen zou leiden. Dat is ook zo. Dit blijkt tegelijkertijd samen te gaan met het hebben van weinig vertrouwen in de Nederlandse politiek.
Een volgende categorie is die van de ongebonden spirituelen. Van de religieuzen is weer een kleine helft ongebonden spiritueel. Dit is een categorie die belangstelling heeft voor esoterische zaken, voor mystiek.
De kwestie komt op de vraag uit: wat rekenen we nog tot religie? Het woord religie heeft in zijn oorspronkelijke betekenis die van verbinding. Je zou dan kunnen spreken van religie als mensen uitgaan van een zingeving die hun eigen individuele bestaan overstijgt. Het is ook een soort verbinding als men meent dat het bestaan niet ophoudt bij de dood. Feit is dat deze ongebonden spirituelen zich betrokken voelen bij de maatschappij, dus bij het grotere geheel.
Over de toekomst van deze New Age-categorie zijn verschillende opvattingen. Er zijn auteurs die menen dat deze categorie verbonden is met een bepaalde generatie, die uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Zij zouden dan vanzelf uitsterven. Ik denk echter dat nadere bestudering van recent onderzoek leert dat ook veel jonge mensen tot deze categorie gerekend kunnen worden.
Humanisten
Uit het onderzoek volgt verder dat vrij veel personen in hun opvattingen als humanistisch gezien kunnen worden. Er zijn hierbij twee profielen van de humanisten, afhankelijk van de score op de waarden die ik u noemde van gelijkwaardigheid, vrijheid, sociale rechtvaardigheid, ruimdenkendheid en verantwoordelijkheid. Er is een humanistische en een gematigd humanistische categorie.
De humanistische categorie is tolerant, open minded ingesteld, gelooft in technologie en houdt van variëteit. Deze categorie heeft zich wel eens verdiept in esoterische zaken, maar deze spelen geen rol in het leven.
De gematigd humanistische categorie is gericht op de nabije ander en op plezier, sterk ambitieus ingesteld en weinig tolerant ten opzichte van godsdiensten. Ook heeft men opmerkelijk weinig vertrouwen in de politiek. Deze categorie komt qua profiel het dichtst bij het gemiddelde. Dat betekent dat de gemiddelde Nederlander vooral hierdoor getypeerd kan worden.
Interessant is de aanzienlijke minderheid onder de bevolking die als niet-humanistisch kan worden gezien en die niet religieus is. Deze categorie heeft weinig vertrouwen in anderen, is intolerant en heeft een sterk nihilistische oriëntatie. Het zijn mensen met eenvoudige banen, geen uitkeringstrekkers. Zij zijn dus economisch wel betrokken bij de samenleving, maar niet in moreel opzicht. Zij hebben een negatieve houding ten opzichte van de gemeenschap. Dat betekent dus ook dat een beleid dat zich beperkt tot economische participatie niet voldoende is om iedereen bij de samenleving te betrekken.
Interessant is de leefstijl van deze groep, die zich oriënteert op de media en entertainment. De socioloog Randall Collins zegt dat de bepalende factor voor de rituelen van ons dagelijks bestaan verschuift van religie en het politieke naar entertainment. Volgens hem is het nadeel hiervan dat entertainment niet kan voorzien in de moraal. Ik weet niet of dat juist is, in entertainment zit ook moraal, maar die is gebaseerd op de nabije ander, het is geen moraal voor een gehele samenleving. De media bieden veel verhalen met een dikke moraal voor het dagelijks leven, Maar het gaat niet meer om verhalen over de gemeenschap, over de mensheid, maar vooral over geboorte, huwelijk en sterven, over de emoties en de rituelen die daarbij horen.
De leden van deze categorie kunnen nog de nabije ander hebben, maar zijn negatief ten opzichte van de gemeenschap. Wat zal er gebeuren met deze groep zonder verhaal en zonder een meer omvattende gemeenschapsmoraal? Dit zijn buitenstaanders, het is een groep die zich afkeert van de samenleving. Dat is een probleem waardoor we de noodzaak onderkennen van een groot verhaal als basis van moraliteit. Zij zijn misschien wel in de toekomst ontvankelijk voor grote verhalen over de gemeenschap, alleen misschien niet de verhalen die wij prettig vinden. Vandaar dat je zou kunnen verwijzen naar de jaren dertig van de vorige eeuw en de oorsprong van populisme. Deze categorie verdient het ook te participeren in een groter gemeenschapsverhaal dat dit populisme kan voorkomen. De kwestie is: wie bindt de kat de bel aan? Wie reikt hun de hand om hen bij de gemeenschap te betrekken? is dan de vraag.
Twee problemen
Er zijn voor de toekomst twee belangrijke problemen voor de sociale cohesie, waarop het onderzoek ons brengt. Grote verhalen voor de zingeving zijn er nog wel, en zijn ook nodig. De moraal kan niet zonder een verhaal. Of, als we de seculiere humanisten erbuiten laten, kunnen we zeggen: geen gebod zonder god.
Wat betreft de noodzaak van zingeving voor moreel aanvaardbaar gedrag, zal er verschil van mening zijn. Sommigen menen dat een verstandig individu uit zichzelf en rationeel handelend tot een moreel aanvaardbaar gedrag kan komen. Dat individu zou geen groot verhaal nodig hebben. Die opvatting zal vooral in liberale kring heersen. Ik denk echter dat er wel een zingevende basis buiten het individu moet liggen voor de moraliteit. Ik vind ook dat de onderzoeksresultaten in die richting wijzen.
Als ons leven zich alleen achter de voordeur afspeelt, in een eigen beperkte kring, en als we denken dat onze verantwoordelijkheid voor anderen eindigt met de dood, dan is er geen basis voor ons moreel gedrag ten opzichte van anderen buiten onze eigen kring. Dan heeft men een moraal die ophoudt bij de eigen voordeur. Een groter verhaal is nodig om het individuele bestaan dat lijkt te eindigen met de dood en zich achter de voordeur afspeelt, te overstijgen.
We moeten voor deze categorie zoeken naar een gemeenschappelijke basis voor de moraliteit, samen met degenen die daarvoor een fundering hebben in het geloof of humanisme. Dat zoeken naar die basis moet ook om een andere reden, namelijk in verband met de pluriformiteit.
Uit de profielen blijkt ook dat er grote verschillen zijn tussen mensen op basis van hun zingeving. Christenen, moslims en humanisten verschillen onderling sterk en verschillen van degenen die noch gelovig, noch humanist zijn. Die verschillen zitten in de leefstijl en de morele opvattingen. Die diversiteit leidt tot conflicten, die kunnen we nu al zien. Dat is jammer, omdat het aan de andere kant goed is dat de manier van leven en de moraliteit versterkt worden door een zingeving die het individuele bestaan overstijgt.
De kracht van grote verhalen over zingeving is tegelijkertijd hun zwakte. Zij kunnen mensen van elkaar scheiden. Men kan verschil maken in de moraliteit ten opzichte van de eigen groep en anderen. Dan gaat men verschil maken in het gedrag ten opzichte van de groepsleden en het gedrag ten opzichte van de mensen die daar niet bij horen.
Een recent onderzoek van Robert Putnam over etnische diversiteit in de VS kan ons ook wat leren over religieuze diversiteit (Putnam, 2007). Uit dat onderzoek blijkt dat diversiteit als effect kan hebben dat het gemeenschapsgevoel verdwijnt. Putnam vond zelfs dat niet alleen het vertrouwen tussen leden van verschillende groepen kan verdwijnen, maar ook het vertrouwen binnen een groep. Om dat terug te krijgen moet er gewerkt worden aan behoud van dat gemeenschapsgevoel. Een sterke band binnen de groep maakt ook een overbrugging van tegenstellingen tussen groepen mogelijk, en omgekeerd. Het gaat dan om het zogenaamde ”bridging and bonding”. Putnam ziet daarbij een belangrijke rol voor religieuze gemeenschappen die etnische tegenstellingen kunnen overbruggen. Daaraan kun je toevoegen dat religieuze gemeenschappen als het verkeerd uitpakt de etnische tegenstellingen ook kunnen versterken. Althans, als verschillende religies verbonden blijven met verschillende etnische groepen.
Religie kan geen instrument zijn voor een overheid die de sociale cohesie zoekt. De overheid kan de religie waarderen vanwege de gevolgen voor het publieke domein als die religie een voeding vormt voor de moraliteit. Tegelijkertijd kan ditzelfde religieuze grote verhaal een leefstijl oproepen met uitingen in het publieke domein waartegen bezwaren kunnen zijn.
Judo
De volgende vraag is: wat moet er dan gebeuren? Een van de auteurs van de WRR-bundel ”Geloven in het publieke domein” is de politicoloog Alan Wolfe. Hij wees erop dat in een samenleving mensen heel verschillende zaken kunnen geloven. Dat is geen bezwaar als zij beseffen dat zij daarnaast ook iets gemeenschappelijks hebben. Dan kan hun verschillend geloof toch aan de basis staan van een gezamenlijke moraliteit. Het feit dat elke immigrant in de VS zich Amerikaan kan voelen, kan de tegenstellingen overbruggen.
Wolfe brengt een onderscheid aan tussen de religieuze leer en de religieuze praktijk. Als men onderzoekt wat mensen zeggen wel of niet te geloven, lijken er onoverbrugbare tegenstellingen te bestaan. Als men echter onderzoekt hoe mensen met verschillende religieuze achtergronden met elkaar omgaan, blijken te tegenstellingen veel minder groot te zijn. Wolfe legt hierbij een verband met de cultuur, met de dominantie van de Amerikaanse leefstijl, die de religie beïnvloedt en de tegenstellingen dempt. De gemeenschappelijke leefstijl wint het van de religie. Hij constateert een tendens naar convergentie voor alle Amerikaanse religies die zich steeds meer richten op het therapeutische en het persoonlijke, op het verbeteren van het individuele toekomstperspectief.
In feite berust het Amerikaan-zijn ook op een gemeenschappelijk verhaal naast het eigen grote verhaal. De Verenigde Staten hebben een gemeenschappelijke geschiedenis en leefstijl in de aanbieding die elke immigrant die toegelaten wordt, kan adopteren.
De transformatie van de religie, naar buiten de kerk en in het publieke domein, werpt een heel nieuw licht op de scheiding tussen kerk en staat. Het publieke domein is iets van de gemeenschap als geheel. De overheid is daarbinnen vooral scheidsrechter. Misschien meer een judoscheidsrechter dan een voetbalscheidsrechter. De judoscheidsrechter heeft een dubbele verantwoordelijkheid. Hij moet zien dat de wedstrijd eerlijk verloopt en dat de judoka’s elkaar niet in gevaar brengen. Maar hij moet er ook voor zorgen dat beide judoka’s goed meedoen. Hij kan waarschuwingen geven aan de judoka die niet aan het spel meedoet en zich negatief opstelt.
Zingeving is op zich geen overheidstaak, maar de overheid is wel scheidsrechter in de uiting van de zingeving in het publieke domein. Die overheid is naar mijn mening eerder een judoscheidsrechter dan een voetbalscheidsrechter.
Actieve overheidsrol
Misschien zijn activiteiten zoals het formuleren van een gemeenschappelijke historische canon nuttig. Maar een canon is misschien een beetje mager. De media, die voor een groot deel van de bevolking het venster op de wereld zijn, hebben naar mijn mening ook een eigen verantwoordelijkheid, een opdracht om iedereen bij de gemeenschap te betrekken.
Maar er is meer mogelijk, om de tegenstellingen in het publieke domein te dempen. Dat kan vooral bij de vorming van jonge mensen in het onderwijs. Een vorming die nu dikwijls ontbreekt, ook in het hoger onderwijs. Terwijl zij juist daar zo belangrijk is, omdat daar veel mensen vandaan komen die leidinggevende functies krijgen. Zij moeten om kunnen gaan met verschillende mensen met verschillende levensbeschouwingen. Een derde van de jonge generatie volgt nu hoger onderwijs.
Wat moet dan de basis voor die vorming zijn? Het zou kunnen dat de basis voor een dergelijke vorming in het onderwijs te vinden is in het humanisme. Ik denk dat een humanisme dat ook de eigen religieuze wortels erkent, zou kunnen zorgen voor een overbrugging tussen mensen met verschillende leefstijlen en verschillende grote verhalen. Maar, het humanisme heeft ook antireligieuze varianten die daarvoor, als samenbindende factor niet geschikt zijn.
Daarnaast hebben media ook een verantwoordelijkheid. Zij zijn voor een groot deel van de bevolking het venster op de wereld, juist ook voor de categorie die ik u noemde de niet-religieuze, de niet-humanisten, de mensen zonder groot verhaal over zingeving. Ik kan daar niet veel meer over zeggen. Het is moeilijk om die verantwoordelijkheid die men zelf in die wereld op zich moet nemen als een opdracht te formuleren.
Moraal
Mijn conclusies, de moraal van mijn verhaal. De zingeving geeft voeding aan onze opvattingen over de moraal. De gemeenschap vraagt om een gemeenschappelijk verhaal, een gemeenschapsverhaal. Dit als oplossing van twee problemen. Ten eerste het probleem van de pluriformiteit. De pluriformiteit in zingeving leidt tot verschillen in leefstijl en moraliteit. De combinatie hiervan in één samenleving kan leiden tot conflicten. Aan de andere kant kunnen wij niet zonder zingeving als basis voor ons gedrag. De groep in de bevolking zonder een groot verhaal over zingeving is een problematische categorie. Er zal gemeenschappelijk gezocht moeten worden naar een verhaal ook voor hen, een zingeving die we gezamenlijk kunnen delen en die in het publieke domein de tegenstellingen dempt. Het onderwijs en de media hebben daarin een verantwoordelijkheid.
De auteur is wetenschappelijk medewerker bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en mederedacteur van de verkenning 2006 ”Geloven in het publieke domein”.
refdag.nl
Zingeving geen overheidstaak,
maar beoordeling uitingen van zingeving in publieke domein wel
Studenten in het hoger onderwijs moet geleerd worden met verschillende levensbeschouwelijke achtergronden om te gaan. Zo kan de groeiende kloof tussen groepen in de samenleving worden overbrugd, zegt dr. Gerrit Kronjee.
De levensbeschouwing kan de sociale cohesie versterken. Tegelijkertijd kan de sociale samenhang daardoor ook bedreigd worden. Dit probleem heeft ten eerste te maken met de levensbeschouwelijke diversiteit in Nederland en ten tweede met het feit dat er een categorie van de Nederlandse bevolking is die geen band heeft met een levensbeschouwing.
Er is onderzoek naar gedaan; een onderzoek over de levensbeschouwing van de Nederlander in 2006. Dit onderzoek is een vervolg van een onderzoek uit 2003, waarover is gerapporteerd door Martijn Lampert van Motivaction en mij in de bundel van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) met de titel ”Geloven in het publieke domein”.
Gevraagd is aan 2000 Nederlanders in 2006 of zij religieus waren of niet en tot welke levensbeschouwelijke groepering zij zich rekenden. Ongeveer de helft van de bevolking blijkt op de een of andere wijze religieus of spiritueel te zijn. We zien een samenleving waarin het christendom nog steeds aanhang heeft bij een groot deel van de bevolking. Er is een groeiende groep moslims, die valt onder de categorie overige gebonden religieuzen. Daarnaast zijn er kleine groepen joden, hindoes en boeddhisten die in de Nederlandse samenleving niet zo omvangrijk zijn en in de steekproef nauwelijks vertegenwoordigd zijn. Samen is een derde van de bevolking verbonden met een van de wereldgodsdiensten. Daarnaast ziet een groot deel zich als spiritueel, maar is die groep niet te verbinden met een organisatie of een kerk. Daarom heet deze groep ”ongebonden spiritueel”.
Daarnaast is de helft van de bevolking niet-religieus. In het onderzoek is binnen de niet-religieuze categorie een verdere onderverdeling te maken in mate van humanistische gezindheid op basis van een score op een schaal, waarin de volgende waarden aan de orde kwamen: gelijkwaardigheid, vrijheid, sociale rechtvaardigheid, ruimdenkendheid en verantwoordelijkheid. Niet iedereen scoort hetzelfde op deze waarden. Door de scores ontstond een humanistische groep, een gematigd humanistische groep en een niet-humanistische groep.
Verbonden
In het totale beeld valt op dat er een transformatie van de religie gaande is. Ik denk dat we met het leven in een andere tijd ook de definitie van religie moeten veranderen. Wanneer de humanisten, de ongebonden spirituelen en de gebonden gelovigen bij elkaar worden opgeteld, kom je op ruim 70 procent. Van dat totaal kun je zeggen dat die een of andere vorm van transcendentie gemeenschappelijk heeft. Hun moraliteit houdt niet op bij hun eigen voordeur en bij hun eigen dood. Zij voelen zich verbonden met een groter geheel van de schepping voor de gelovigen en van de mensheid voor de humanisten. Misschien mag je op basis van die redenering 70 procent van de bevolking religieus noemen, in de zin van verbonden met god of met de mensheid. Maar daar zal over getwist kunnen worden.
De zingeving heeft betekenis voor de leefstijl en voor de moraliteit. De moraliteit is mede het resultaat van een bepaalde manier van leven. Met de leefstijl is moreel gedrag verbonden. Het grote verhaal van de zingeving is ook een basis van moreel gedrag, het versterkt dat. Religie is niet per se noodzakelijk voor moraliteit, maar wel is een of andere vorm van zingeving belangrijk, vooral als die te maken heeft met de manier van leven. Moreel gedrag vloeit voort uit de manier van leven.
Een godsdienst is een groot verhaal. Een boek van Buijs en Paul gaat over de veerkracht van grote verhalen. Zij omschrijven een groot verhaal als iets wat te maken heeft met meer terreinen van het leven. Zo wil ik een groot verhaal ook zien. Het christendom is dan bijvoorbeeld een groot verhaal. Maar ook een seculiere vorm van zingeving als het humanisme kan daartoe gerekend worden.
Grote verhalen zijn als zodanig een persoonlijke keuze. Aan de andere kant manifesteren zij zich tegelijkertijd in het publieke domein. Zij maken verschil voor de leefstijl van mensen en voor hun morele opvattingen. Waar zij zich manifesteren kunnen zij zorgen voor sociale cohesie, maar zij kunnen ook problemen geven.
Leefstijl
De zingeving manifesteert zich in het publieke domein in de leefstijl. Die leefstijl valt onder andere af te leiden uit consumptiepatronen. Meer nog dan het verschil in sociale klassen is tegenwoordig de leefstijl bepalend voor sociaal gedrag. Het is tegenwoordig veel minder dan vroeger het geval dat het milieu van herkomst de toekomst van het individu bepaalt. Ook zitten mensen niet meer vast aan bepaalde organisaties. Je gaat niet meer je leven lang naar dezelfde baas en blijft niet altijd lid van dezelfde vereniging. Mensen vertonen wat dat betreft een nomadische manier van leven.
Ook in moraliteit manifesteert de zingeving zich in het publieke domein. Het gaat daarbij onder andere om bepaald gedrag, zoals liefdadigheid, en over tolerantie. Er is echter ook een gebrek aan zingeving. Een deel van de bevolking is niet verbonden met een meer omvattend verhaal van zingeving. Het resultaat daarvan is een negatieve houding ten opzichte van de maatschappij.
Groepen
Christenen onderscheiden zich duidelijk van de rest van de bevolking. Uiteraard in hun levensbeschouwing. Er is een effect op hun leefstijl en hun moraliteit. Het maakt verschil of je christen bent. Je hebt een andere manier van leven en andere morele opvattingen dan andere Nederlanders.
De categorie christenen kenmerkt zich door een levensbeschouwing die gericht is op transcendentie en naastenliefde. Hun leefstijl is degelijk en hun morele opvattingen zijn verbonden met solidariteit en gemeenschapszin en het leven naar geloofsregels.
Een volgende groep uit het onderzoek is een verzamelgroep van religieuzen die verbonden zijn met een georganiseerde geloofsgemeenschap, zoals moslims, joden, hindoes en boeddhisten. Het overgrote deel van de respondenten in deze categorie is moslim. Zij zetten hun stempel op de uitkomsten in het profiel. De levensbeschouwing van deze categorie kenmerkt zich door een nadruk op transcendentie, een groot belang van familie en het leven naar de geloofsregels van (vooral) de Koran.
Uit het onderzoek blijkt dat deze categorie in nog sterkere mate gericht is op het transcendente dan de christenen. Zij onderscheiden zich ook bij hun scores op verschillende morele waarden. Hierin komt vooral het verschil tussen de islam en het christendom tot uitdrukking. Bij de christenen is er een sterke gerichtheid op naastenliefde en bij de overige gebonden religieuzen (moslims) een sterkere gerichtheid op de familiereputatie en op het leven naar de geloofsregels.
Interessant is de verbinding die valt te leggen tussen de opvatting van de dood als moment om verantwoording af te leggen en de moraliteit. Men zou verwachten dat dit tot strenge morele opvattingen zou leiden. Dat is ook zo. Dit blijkt tegelijkertijd samen te gaan met het hebben van weinig vertrouwen in de Nederlandse politiek.
Een volgende categorie is die van de ongebonden spirituelen. Van de religieuzen is weer een kleine helft ongebonden spiritueel. Dit is een categorie die belangstelling heeft voor esoterische zaken, voor mystiek.
De kwestie komt op de vraag uit: wat rekenen we nog tot religie? Het woord religie heeft in zijn oorspronkelijke betekenis die van verbinding. Je zou dan kunnen spreken van religie als mensen uitgaan van een zingeving die hun eigen individuele bestaan overstijgt. Het is ook een soort verbinding als men meent dat het bestaan niet ophoudt bij de dood. Feit is dat deze ongebonden spirituelen zich betrokken voelen bij de maatschappij, dus bij het grotere geheel.
Over de toekomst van deze New Age-categorie zijn verschillende opvattingen. Er zijn auteurs die menen dat deze categorie verbonden is met een bepaalde generatie, die uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Zij zouden dan vanzelf uitsterven. Ik denk echter dat nadere bestudering van recent onderzoek leert dat ook veel jonge mensen tot deze categorie gerekend kunnen worden.
Humanisten
Uit het onderzoek volgt verder dat vrij veel personen in hun opvattingen als humanistisch gezien kunnen worden. Er zijn hierbij twee profielen van de humanisten, afhankelijk van de score op de waarden die ik u noemde van gelijkwaardigheid, vrijheid, sociale rechtvaardigheid, ruimdenkendheid en verantwoordelijkheid. Er is een humanistische en een gematigd humanistische categorie.
De humanistische categorie is tolerant, open minded ingesteld, gelooft in technologie en houdt van variëteit. Deze categorie heeft zich wel eens verdiept in esoterische zaken, maar deze spelen geen rol in het leven.
De gematigd humanistische categorie is gericht op de nabije ander en op plezier, sterk ambitieus ingesteld en weinig tolerant ten opzichte van godsdiensten. Ook heeft men opmerkelijk weinig vertrouwen in de politiek. Deze categorie komt qua profiel het dichtst bij het gemiddelde. Dat betekent dat de gemiddelde Nederlander vooral hierdoor getypeerd kan worden.
Interessant is de aanzienlijke minderheid onder de bevolking die als niet-humanistisch kan worden gezien en die niet religieus is. Deze categorie heeft weinig vertrouwen in anderen, is intolerant en heeft een sterk nihilistische oriëntatie. Het zijn mensen met eenvoudige banen, geen uitkeringstrekkers. Zij zijn dus economisch wel betrokken bij de samenleving, maar niet in moreel opzicht. Zij hebben een negatieve houding ten opzichte van de gemeenschap. Dat betekent dus ook dat een beleid dat zich beperkt tot economische participatie niet voldoende is om iedereen bij de samenleving te betrekken.
Interessant is de leefstijl van deze groep, die zich oriënteert op de media en entertainment. De socioloog Randall Collins zegt dat de bepalende factor voor de rituelen van ons dagelijks bestaan verschuift van religie en het politieke naar entertainment. Volgens hem is het nadeel hiervan dat entertainment niet kan voorzien in de moraal. Ik weet niet of dat juist is, in entertainment zit ook moraal, maar die is gebaseerd op de nabije ander, het is geen moraal voor een gehele samenleving. De media bieden veel verhalen met een dikke moraal voor het dagelijks leven, Maar het gaat niet meer om verhalen over de gemeenschap, over de mensheid, maar vooral over geboorte, huwelijk en sterven, over de emoties en de rituelen die daarbij horen.
De leden van deze categorie kunnen nog de nabije ander hebben, maar zijn negatief ten opzichte van de gemeenschap. Wat zal er gebeuren met deze groep zonder verhaal en zonder een meer omvattende gemeenschapsmoraal? Dit zijn buitenstaanders, het is een groep die zich afkeert van de samenleving. Dat is een probleem waardoor we de noodzaak onderkennen van een groot verhaal als basis van moraliteit. Zij zijn misschien wel in de toekomst ontvankelijk voor grote verhalen over de gemeenschap, alleen misschien niet de verhalen die wij prettig vinden. Vandaar dat je zou kunnen verwijzen naar de jaren dertig van de vorige eeuw en de oorsprong van populisme. Deze categorie verdient het ook te participeren in een groter gemeenschapsverhaal dat dit populisme kan voorkomen. De kwestie is: wie bindt de kat de bel aan? Wie reikt hun de hand om hen bij de gemeenschap te betrekken? is dan de vraag.
Twee problemen
Er zijn voor de toekomst twee belangrijke problemen voor de sociale cohesie, waarop het onderzoek ons brengt. Grote verhalen voor de zingeving zijn er nog wel, en zijn ook nodig. De moraal kan niet zonder een verhaal. Of, als we de seculiere humanisten erbuiten laten, kunnen we zeggen: geen gebod zonder god.
Wat betreft de noodzaak van zingeving voor moreel aanvaardbaar gedrag, zal er verschil van mening zijn. Sommigen menen dat een verstandig individu uit zichzelf en rationeel handelend tot een moreel aanvaardbaar gedrag kan komen. Dat individu zou geen groot verhaal nodig hebben. Die opvatting zal vooral in liberale kring heersen. Ik denk echter dat er wel een zingevende basis buiten het individu moet liggen voor de moraliteit. Ik vind ook dat de onderzoeksresultaten in die richting wijzen.
Als ons leven zich alleen achter de voordeur afspeelt, in een eigen beperkte kring, en als we denken dat onze verantwoordelijkheid voor anderen eindigt met de dood, dan is er geen basis voor ons moreel gedrag ten opzichte van anderen buiten onze eigen kring. Dan heeft men een moraal die ophoudt bij de eigen voordeur. Een groter verhaal is nodig om het individuele bestaan dat lijkt te eindigen met de dood en zich achter de voordeur afspeelt, te overstijgen.
We moeten voor deze categorie zoeken naar een gemeenschappelijke basis voor de moraliteit, samen met degenen die daarvoor een fundering hebben in het geloof of humanisme. Dat zoeken naar die basis moet ook om een andere reden, namelijk in verband met de pluriformiteit.
Uit de profielen blijkt ook dat er grote verschillen zijn tussen mensen op basis van hun zingeving. Christenen, moslims en humanisten verschillen onderling sterk en verschillen van degenen die noch gelovig, noch humanist zijn. Die verschillen zitten in de leefstijl en de morele opvattingen. Die diversiteit leidt tot conflicten, die kunnen we nu al zien. Dat is jammer, omdat het aan de andere kant goed is dat de manier van leven en de moraliteit versterkt worden door een zingeving die het individuele bestaan overstijgt.
De kracht van grote verhalen over zingeving is tegelijkertijd hun zwakte. Zij kunnen mensen van elkaar scheiden. Men kan verschil maken in de moraliteit ten opzichte van de eigen groep en anderen. Dan gaat men verschil maken in het gedrag ten opzichte van de groepsleden en het gedrag ten opzichte van de mensen die daar niet bij horen.
Een recent onderzoek van Robert Putnam over etnische diversiteit in de VS kan ons ook wat leren over religieuze diversiteit (Putnam, 2007). Uit dat onderzoek blijkt dat diversiteit als effect kan hebben dat het gemeenschapsgevoel verdwijnt. Putnam vond zelfs dat niet alleen het vertrouwen tussen leden van verschillende groepen kan verdwijnen, maar ook het vertrouwen binnen een groep. Om dat terug te krijgen moet er gewerkt worden aan behoud van dat gemeenschapsgevoel. Een sterke band binnen de groep maakt ook een overbrugging van tegenstellingen tussen groepen mogelijk, en omgekeerd. Het gaat dan om het zogenaamde ”bridging and bonding”. Putnam ziet daarbij een belangrijke rol voor religieuze gemeenschappen die etnische tegenstellingen kunnen overbruggen. Daaraan kun je toevoegen dat religieuze gemeenschappen als het verkeerd uitpakt de etnische tegenstellingen ook kunnen versterken. Althans, als verschillende religies verbonden blijven met verschillende etnische groepen.
Religie kan geen instrument zijn voor een overheid die de sociale cohesie zoekt. De overheid kan de religie waarderen vanwege de gevolgen voor het publieke domein als die religie een voeding vormt voor de moraliteit. Tegelijkertijd kan ditzelfde religieuze grote verhaal een leefstijl oproepen met uitingen in het publieke domein waartegen bezwaren kunnen zijn.
Judo
De volgende vraag is: wat moet er dan gebeuren? Een van de auteurs van de WRR-bundel ”Geloven in het publieke domein” is de politicoloog Alan Wolfe. Hij wees erop dat in een samenleving mensen heel verschillende zaken kunnen geloven. Dat is geen bezwaar als zij beseffen dat zij daarnaast ook iets gemeenschappelijks hebben. Dan kan hun verschillend geloof toch aan de basis staan van een gezamenlijke moraliteit. Het feit dat elke immigrant in de VS zich Amerikaan kan voelen, kan de tegenstellingen overbruggen.
Wolfe brengt een onderscheid aan tussen de religieuze leer en de religieuze praktijk. Als men onderzoekt wat mensen zeggen wel of niet te geloven, lijken er onoverbrugbare tegenstellingen te bestaan. Als men echter onderzoekt hoe mensen met verschillende religieuze achtergronden met elkaar omgaan, blijken te tegenstellingen veel minder groot te zijn. Wolfe legt hierbij een verband met de cultuur, met de dominantie van de Amerikaanse leefstijl, die de religie beïnvloedt en de tegenstellingen dempt. De gemeenschappelijke leefstijl wint het van de religie. Hij constateert een tendens naar convergentie voor alle Amerikaanse religies die zich steeds meer richten op het therapeutische en het persoonlijke, op het verbeteren van het individuele toekomstperspectief.
In feite berust het Amerikaan-zijn ook op een gemeenschappelijk verhaal naast het eigen grote verhaal. De Verenigde Staten hebben een gemeenschappelijke geschiedenis en leefstijl in de aanbieding die elke immigrant die toegelaten wordt, kan adopteren.
De transformatie van de religie, naar buiten de kerk en in het publieke domein, werpt een heel nieuw licht op de scheiding tussen kerk en staat. Het publieke domein is iets van de gemeenschap als geheel. De overheid is daarbinnen vooral scheidsrechter. Misschien meer een judoscheidsrechter dan een voetbalscheidsrechter. De judoscheidsrechter heeft een dubbele verantwoordelijkheid. Hij moet zien dat de wedstrijd eerlijk verloopt en dat de judoka’s elkaar niet in gevaar brengen. Maar hij moet er ook voor zorgen dat beide judoka’s goed meedoen. Hij kan waarschuwingen geven aan de judoka die niet aan het spel meedoet en zich negatief opstelt.
Zingeving is op zich geen overheidstaak, maar de overheid is wel scheidsrechter in de uiting van de zingeving in het publieke domein. Die overheid is naar mijn mening eerder een judoscheidsrechter dan een voetbalscheidsrechter.
Actieve overheidsrol
Misschien zijn activiteiten zoals het formuleren van een gemeenschappelijke historische canon nuttig. Maar een canon is misschien een beetje mager. De media, die voor een groot deel van de bevolking het venster op de wereld zijn, hebben naar mijn mening ook een eigen verantwoordelijkheid, een opdracht om iedereen bij de gemeenschap te betrekken.
Maar er is meer mogelijk, om de tegenstellingen in het publieke domein te dempen. Dat kan vooral bij de vorming van jonge mensen in het onderwijs. Een vorming die nu dikwijls ontbreekt, ook in het hoger onderwijs. Terwijl zij juist daar zo belangrijk is, omdat daar veel mensen vandaan komen die leidinggevende functies krijgen. Zij moeten om kunnen gaan met verschillende mensen met verschillende levensbeschouwingen. Een derde van de jonge generatie volgt nu hoger onderwijs.
Wat moet dan de basis voor die vorming zijn? Het zou kunnen dat de basis voor een dergelijke vorming in het onderwijs te vinden is in het humanisme. Ik denk dat een humanisme dat ook de eigen religieuze wortels erkent, zou kunnen zorgen voor een overbrugging tussen mensen met verschillende leefstijlen en verschillende grote verhalen. Maar, het humanisme heeft ook antireligieuze varianten die daarvoor, als samenbindende factor niet geschikt zijn.
Daarnaast hebben media ook een verantwoordelijkheid. Zij zijn voor een groot deel van de bevolking het venster op de wereld, juist ook voor de categorie die ik u noemde de niet-religieuze, de niet-humanisten, de mensen zonder groot verhaal over zingeving. Ik kan daar niet veel meer over zeggen. Het is moeilijk om die verantwoordelijkheid die men zelf in die wereld op zich moet nemen als een opdracht te formuleren.
Moraal
Mijn conclusies, de moraal van mijn verhaal. De zingeving geeft voeding aan onze opvattingen over de moraal. De gemeenschap vraagt om een gemeenschappelijk verhaal, een gemeenschapsverhaal. Dit als oplossing van twee problemen. Ten eerste het probleem van de pluriformiteit. De pluriformiteit in zingeving leidt tot verschillen in leefstijl en moraliteit. De combinatie hiervan in één samenleving kan leiden tot conflicten. Aan de andere kant kunnen wij niet zonder zingeving als basis voor ons gedrag. De groep in de bevolking zonder een groot verhaal over zingeving is een problematische categorie. Er zal gemeenschappelijk gezocht moeten worden naar een verhaal ook voor hen, een zingeving die we gezamenlijk kunnen delen en die in het publieke domein de tegenstellingen dempt. Het onderwijs en de media hebben daarin een verantwoordelijkheid.
De auteur is wetenschappelijk medewerker bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en mederedacteur van de verkenning 2006 ”Geloven in het publieke domein”.
refdag.nl