PDA

Bekijk Volledige Versie : Het gaat juist goed/slecht met integratie



IbnRushd
16-11-07, 13:24
Het gaat juist goed/slecht met integratie

Allochtonen en autochtonen leven gescheiden, maar de afstand wordt minder

Gepubliceerd: 15 november 2007 00:00 | Gewijzigd: 16 november 2007 10:05

Het debat over integratie kent veel rumoer en weinig feiten. signaleert vijf knelpunten. en vijf gunstige ontwikkelingen.

Jaco Dagevos

Met het uitbrengen van de Integratienota van minister Vogelaar is de discussie rond integratie weer in volle hevigheid losgebarsten. Over hoe het met de integratie zelf gaat, hoor je echter weinig. In het deze week verschenen Jaarrapport Integratie 2007 (Sociaal en Cultureel Planbureau) worden ernstige problemen gesignaleerd naast ook een aantal gunstige ontwikkelingen. Omdat alleen feiten het debat verder kunnen brengen, volgen hier vijf problemen en daarna vijf gunstige ontwikkelingen.

Wat zijn de problemen?

Sociale segregatie

Allochtonen en autochtonen leven veelal in van elkaar gescheiden werelden. Vooral veel Turken en Marokkanen gaan in de vrije tijd niet of nauwelijks om met autochtonen. Dat komt onder andere doordat allochtonen en autochtonen niet bij elkaar in de buurt wonen. Het aantal wijken met grote aandelen allochtonen is de laatste jaren verder toegenomen, met dalende ontmoetingskansen tussen allochtonen en autochtonen als gevolg.

Er zit ook weinig ontwikkeling in de contacten die autochtonen en allochtonen met elkaar onderhouden. Het aandeel Turken en Marokkanen dat in de vrije tijd vooral omgaat met leden van de eigen groep is tussen 1994 en 2006 ongeveer gelijk gebleven.

Etnische tegenstellingen

Veel autochtone Nederlanders oordelen negatief over de aanwezigheid en leefwijze van allochtonen. Iets minder dan de helft van de autochtonen vindt dat er te veel allochtonen in Nederland wonen en rond de 40 procent heeft liever geen allochtoon als buurman.

De tegenstellingen lijken zich te concentreren tussen moslims en niet-moslims. De helft van de bevolking vindt dat de westerse leefwijze en die van moslims niet samengaan, terwijl rond 60 procent van de Turken en circa 70 procent van de Marokkanen van mening is dat in Nederland te negatief tegen de islam wordt aangekeken. Ook vinden veel Turken en Marokkanen dat de meeste Nederlanders weinig respect hebben voor de islamitische cultuur.

De negatieve opvattingen van autochtonen over allochtonen lijken de laatste jaren wel wat af te nemen. Sinds 2002 zien we een voorzichtige omslag in de beeldvorming; het maatschappelijk klimaat is de laatste jaren wat meer ontspannen geworden.

Hoge criminaliteit onder allochtonen

Alarmerend is de hoge vertegenwoordiging van allochtonen in verdachtenregistraties. Dit geldt in het bijzonder voor Marokkanen en Antillianen. Van de 12- tot en met 17-jarigen staat 8 procent van de Marokkanen en 7 procent van de Antillianen als verdachte geregistreerd, tegen 1,6 procent van de autochtone jongeren. De recidive is bovendien buitengewoon hoog. In de periode 1999-2004 recidiveerden 8 op de 10 Marokkaanse jongeren. Antilliaanse jongeren zitten daar niet ver vandaan.

Onderwijs: veel uitval, lage niveaus

In het schooljaar 2004/2005 verliet 2,5 procent van de niet-westerse allochtone leerlingen het voortgezet onderwijs zonder diploma. Dit zijn circa 3300 leerlingen. De uitval is vooral hoog op het vmbo. Tachtig procent van de Turkse en Marokkaanse leerlingen in leerjaar 3 volgt het vmbo, dit geldt voor iets meer dan de helft van de autochtone leerlingen. Niet minder dan één op de vier Turkse en Marokkaanse leerlingen en een op de vijf Antilliaanse leerlingen ontvangt leerwegondersteuning. Bij autochtonen is dit 1 op de 12.

Hoge werkloosheid, uitkeringsafhankelijkheid en armoede

Er bestaat nog steeds een grote achterstand van niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt. Een gering deel van de Turkse en Marokkaanse vrouwen heeft werk, circa een kwart van de allochtone jongeren is werkloos en bijna 30 procent van de Turken en Marokkanen leeft van een uitkering.

Wel profiteren ook allochtonen inmiddels van de aangetrokken economie, waardoor het aandeel werkenden groeit en de werkloosheid daalt, ook onder jongeren.

Deze punten willen niet zeggen dat er rondom de integratie van allochtonen geen positief nieuws is te melden. Dat is er wel degelijk.

Daling van de immigratie

Zeer belangrijk is dat de afgelopen jaren de immigratie van niet-westerse allochtonen fors is gedaald. Dat komt door de afname van de asielmigratie en van het aantal huwelijksmigranten. Het gewicht van deze ontwikkeling kan niet gemakkelijk worden overschat. Wijlen ex-minister Ien Dales heeft over de hoge immigratie ooit gezegd: het is moeilijk soep koken wanneer er voortdurend koud water bij wordt gegooid.

Een continue instroom van nieuwe eerste generatie allochtonen zet een rem op de integratie van groeperingen. Een daling van de immigratie betekent eveneens dat de druk op de grote steden en in het bijzonder de achterstandswijken afneemt.

Doorstroming naar hoger onderwijs

In het midden van de jaren negentig was 6 procent van de eerstejaars in het hbo en wo een niet-westerse allochtone student, inmiddels is dat verdubbeld. Dit is niet alleen het gevolg van de toename van het aantal allochtonen in de bevolking, maar ook relatief gezien (dus vergeleken binnen leeftijdsgroepen) neemt het opleidingsniveau van allochtonen toe. Hier is nog wel een zorgpunt: allochtonen die starten in het hoger onderwijs vallen vaker zonder diploma uit.

Inhaalslag van Turken en Marokkanen in basisonderwijs

De rekenachterstand van Turkse en Marokkaanse leerlingen aan het einde van het basisonderwijs is sinds 1988 gehalveerd. De gemiddelde rekenscores liggen nu op hetzelfde niveau als van autochtone leerlingen uit sociaal lage milieus. Bij taal is de achterstand nog groter. Wel lopen Marokkanen hun achterstand sneller in dan de Turken.

Allochtone meisjes komen er aan

Allochtone meisjes volgen vaker dan de jongens een havo/vwo-opleiding. Ook vallen allochtone meisjes minder vaak uit zonder diploma en in het hoger onderwijs halen vrouwelijke studenten vaker een diploma dan de mannen.

Verder valt op dat bij de tweede generatie Turkse en Marokkaanse vrouwen het kindertal gemiddeld genomen op hetzelfde niveau ligt als dat van autochtone vrouwen en de gemiddelde leeftijd waarop ze het eerste kind krijgen ook niet veel meer verschilt.

Het stijgen van het opleidingsniveau en het lagere kindertal bieden ruimte voor een hogere arbeidsparticipatie. De komende jaren moeten uitwijzen of met name onder Turkse en Marokkaanse vrouwen de arbeidsparticipatie daadwerkelijk zal toenemen.

Opmars etnisch ondernemerschap

Steeds meer allochtonen worden ondernemer. Onder Turken was het aandeel al groot, bij de Marokkanen is het de afgelopen jaren sterk gegroeid. Er wordt wel gezegd dat het ondernemerschap voor veel allochtonen een negatieve keuze is, omdat ze niet in loondienst terechtkunnen. Dit zal zeker meespelen.

Tegelijkertijd zien we dat allochtone ondernemers het steeds beter doen. Vooral tweede generatie niet-westerse allochtone ondernemers doen het goed, zij hebben zelfs betere overlevingskansen dan autochtone ondernemers.

Over de integratie van niet-westerse allochtonen zijn geen eenduidige uitspraken mogelijk. Het is niet zo dat de positie van allochtonen zich uitsluitend kenmerkt door achterstand en stagnatie. Voor alleen somberheid is geen aanleiding. Tegelijkertijd is sprake van hardnekkige problemen die stemmen tot zorg over het verloop van de integratie .

nrc.nl