David
04-03-08, 08:28
Bron: http://www.nrc.nl/opinie/article9586...radicale_islam
Nu ook GroenLinks en de VVD zich aansluiten bij de oproep van de regering aan Geert Wilders om toch vooral voorzichtig te zijn, is de maat vol, vindt Gabriël van den Brink.
Wat bezielt politieke elite om één van onze voornaamste beginselen zo gemakkelijk weg te geven? Hoe staat het eigenlijk met de Nederlandse democratie? Zijn we bereid om fundamentele meningsverschillen uit te vechten of gaan we voor chantage en intimidatie opzij?
Tien stellingen.
I
Men begint al te capituleren door te geloven dat de verantwoordelijkheid voor eventuele aanslagen bij Nederlandse burgers of politici ligt.
Over de betekenis van het geloof wordt in Nederland zeer verschillend gedacht. Dat geldt in het bijzonder voor de islam. Sommigen menen dat gelovigen so-wie-so achterlijk zijn, anderen willen dat elk geloof gerespecteerd wordt en weer anderen beschouwen hun eigen geloof als superieur. Men kan dus niet zeggen dat ‘Nederland’ over de islam een bepaalde opvatting heeft en dus is elke aanval op ‘Nederlandse’ belangen misplaatst. Mochten zich gewelddadige incidenten voordoen dan zijn Nederlandse burgers noch de Nederlandse regering daar verantwoordelijk voor maar degenen het geweld hebben gepleegd.
II
Het staat iedereen vrij om kritiek te hebben op de islam, ook wanneer dat bij moslims en andere gelovigen de nodige weerstand oproept.
Vrijheid van meningsuiting is méér dan een grondwettelijk recht. Deze vrijheid droeg wezenlijk bij aan het ontstaan van de moderne Europese cultuur en werd in de twintigste eeuw alleen door linkse en rechtse dictaturen ter discussie gesteld. Daarom is het verdedigen van deze vrijheid een dure plicht voor elke democratie die haar geschiedenis kent. Dat gaat bij uitstek op voor Nederland, waar gewetensvrijheid reeds in een vroeg stadium erkend en gepraktiseerd werd. Mede daardoor konden overtuigde atheïsten en orthodoxe gelovigen in één land met elkaar samenleven. Natuurlijk kwam het af en toe voor dat gelovigen werden gekwetst, maar dat heeft er niet toe geleid dat de vrijheid van meningsuiting ingeperkt werd. We hoeven maar te herinneren aan het tegen Gerard Kornelis van het Reve gevoerde proces in de jaren zestig om te begrijpen hoe groot de terugval zou zijn wanneer we nu de moslims op dit punt zouden ontzien.
III
Critici van de islam die worden aangevallen of met de dood worden bedreigd, moeten door de overheid worden beschermd.
Juist omdát de vrijheid van meningsuiting voor onze beschaving zo’n principiële zaak is, moet iedereen die omwille van zijn denkbeelden of stellingname in het publieke debat met de dood wordt bedreigd, kunnen rekenen op een adequate bescherming door de staat. Waartoe dient het geweldsmonopolie als de staat dit niet doet? De Britse regering begreep dit toen zij Salman Rushdie meteen na zijn bedreiging door de Iraanse ayatolla’s in bescherming nam. De Nederlandse regering bleek een stuk wankelmoediger en liet Ayaan Hirschi Ali naar het buitenland gaan. Daaruit bleek dat in de strijd tussen koopman en dominee de laatste aan het kortste eind trok. Gesteld voor het dilemma van morele vastberadenheid versus financiële kosten, valt de keuze kennelijk in het nadeel van de vastberadenheid uit. Het sterkt buitenlandse radicalen slechts in hun geloof dat onze beginselen kunnen worden gekocht.
IV
Zij die vinden dat Geert Wilders verwerpelijke opvattingen heeft, moeten niet eisen dat hij deze verzwijgt, maar inhoudelijk de strijd met zijn ideeën aangaan.
Gelukkig is een ruime meerderheid van de Nederlanders het niet eens met de standpunten van Wilders betreffende de islam. Maar het behoort tot een volwassen democratie dat men hem inhoudelijk bestrijdt. Het siert de SP dat zij plannen voor een tegenaanval heeft. Tegelijkertijd moet men oog hebben voor de reële problemen die Wilders aan zijn niet onaanzienlijke electoraat helpen. Zowel de PvdA als VVD zouden zich moeten inspannen om dat deel van het electoraat dat ze aan de PVV zijn kwijtgeraakt met democratische middelen te heroveren. Overigens zouden ook moslims er goed aan doen zich meer actief te mengen in de strijd om langs die weg hun eigen plaats te verwerven in het democratische bestel.
V
Behalve burgers die de islam respecteren, hebben veel Nederlanders de afgelopen jaren op een actieve wijze contact met de migranten gezocht.
Wat dit betreft is het veelzeggend wat er na de moord op Theo van Gogh is gebeurd. Terwijl de publieke opinie werd beheerst door polarisatie en angst (het beeld van een brandende moskee in de nacht) voelden veel autochtonen de behoefte aan toenadering. Uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat sindsdien vele honderden initiatieven van de grond zijn gekomen om de banden met migranten juist aan te halen. Dat is in ons land op een veel grotere schaal dan elders gebeurd. Men kan de vraag stellen of die initiatieven effectief zijn geweest maar wellicht is die vraag niet op haar plaats. Velen van ons geloven oprecht dat het goed is om elkaar op te zoeken in tijden van nood. Dat houdt ook een belangrijke boodschap voor de (lokale) overheid in: het is beter om de waarde van dit soort betrokkenheid onder ogen te zien dan de critici van de islam het verwijt te maken dat ze onverantwoordelijk zijn.
VI
Behalve aan respect en nader contact heeft een groot aantal veelal gelovige Nederlanders behoefte aan een meer constructieve dialoog met de islam.
Er zijn in Nederland veel gelovigen die een zekere verwantschap voelen met de islam waar het gaat om de uitwassen van onze hedendaagse cultuur. Zij staan meer aandacht voor de waarde van betrokkenheid, dankbaarheid, mededogen of barmhartigheid voor en zien dat de islam daarbij een mogelijk inspiratiebron is. Tegelijkertijd vinden ze dat de moslims wel erg orthodox zijn en dat op het punt van de geloofsleer of de familiemoraal een moderne visie wenselijk is. Voor mensen die op deze punten een gesprek willen aanknopen is het uiteraard van enorm belang om de juiste toon aan te slaan. Als een hervorming van de islamitische traditie al mogelijk is, dan zal ze vermoedelijk alleen van binnenuit op gang worden gebracht en daarbij kan het gesprek met moderne christenen behulpzaam zijn. Zelf denk ik dat deze dialoog van grote betekenis is maar het zou een vergissing zijn om haar op één lijn te stellen met het publieke debat. We mogen niet van alle Nederlandse burgers verlangen dat ze met de moslims in gesprek willen gaan en dus kan de roep om een gematigde toon nooit een algemene gedragscode zijn.
Nu ook GroenLinks en de VVD zich aansluiten bij de oproep van de regering aan Geert Wilders om toch vooral voorzichtig te zijn, is de maat vol, vindt Gabriël van den Brink.
Wat bezielt politieke elite om één van onze voornaamste beginselen zo gemakkelijk weg te geven? Hoe staat het eigenlijk met de Nederlandse democratie? Zijn we bereid om fundamentele meningsverschillen uit te vechten of gaan we voor chantage en intimidatie opzij?
Tien stellingen.
I
Men begint al te capituleren door te geloven dat de verantwoordelijkheid voor eventuele aanslagen bij Nederlandse burgers of politici ligt.
Over de betekenis van het geloof wordt in Nederland zeer verschillend gedacht. Dat geldt in het bijzonder voor de islam. Sommigen menen dat gelovigen so-wie-so achterlijk zijn, anderen willen dat elk geloof gerespecteerd wordt en weer anderen beschouwen hun eigen geloof als superieur. Men kan dus niet zeggen dat ‘Nederland’ over de islam een bepaalde opvatting heeft en dus is elke aanval op ‘Nederlandse’ belangen misplaatst. Mochten zich gewelddadige incidenten voordoen dan zijn Nederlandse burgers noch de Nederlandse regering daar verantwoordelijk voor maar degenen het geweld hebben gepleegd.
II
Het staat iedereen vrij om kritiek te hebben op de islam, ook wanneer dat bij moslims en andere gelovigen de nodige weerstand oproept.
Vrijheid van meningsuiting is méér dan een grondwettelijk recht. Deze vrijheid droeg wezenlijk bij aan het ontstaan van de moderne Europese cultuur en werd in de twintigste eeuw alleen door linkse en rechtse dictaturen ter discussie gesteld. Daarom is het verdedigen van deze vrijheid een dure plicht voor elke democratie die haar geschiedenis kent. Dat gaat bij uitstek op voor Nederland, waar gewetensvrijheid reeds in een vroeg stadium erkend en gepraktiseerd werd. Mede daardoor konden overtuigde atheïsten en orthodoxe gelovigen in één land met elkaar samenleven. Natuurlijk kwam het af en toe voor dat gelovigen werden gekwetst, maar dat heeft er niet toe geleid dat de vrijheid van meningsuiting ingeperkt werd. We hoeven maar te herinneren aan het tegen Gerard Kornelis van het Reve gevoerde proces in de jaren zestig om te begrijpen hoe groot de terugval zou zijn wanneer we nu de moslims op dit punt zouden ontzien.
III
Critici van de islam die worden aangevallen of met de dood worden bedreigd, moeten door de overheid worden beschermd.
Juist omdát de vrijheid van meningsuiting voor onze beschaving zo’n principiële zaak is, moet iedereen die omwille van zijn denkbeelden of stellingname in het publieke debat met de dood wordt bedreigd, kunnen rekenen op een adequate bescherming door de staat. Waartoe dient het geweldsmonopolie als de staat dit niet doet? De Britse regering begreep dit toen zij Salman Rushdie meteen na zijn bedreiging door de Iraanse ayatolla’s in bescherming nam. De Nederlandse regering bleek een stuk wankelmoediger en liet Ayaan Hirschi Ali naar het buitenland gaan. Daaruit bleek dat in de strijd tussen koopman en dominee de laatste aan het kortste eind trok. Gesteld voor het dilemma van morele vastberadenheid versus financiële kosten, valt de keuze kennelijk in het nadeel van de vastberadenheid uit. Het sterkt buitenlandse radicalen slechts in hun geloof dat onze beginselen kunnen worden gekocht.
IV
Zij die vinden dat Geert Wilders verwerpelijke opvattingen heeft, moeten niet eisen dat hij deze verzwijgt, maar inhoudelijk de strijd met zijn ideeën aangaan.
Gelukkig is een ruime meerderheid van de Nederlanders het niet eens met de standpunten van Wilders betreffende de islam. Maar het behoort tot een volwassen democratie dat men hem inhoudelijk bestrijdt. Het siert de SP dat zij plannen voor een tegenaanval heeft. Tegelijkertijd moet men oog hebben voor de reële problemen die Wilders aan zijn niet onaanzienlijke electoraat helpen. Zowel de PvdA als VVD zouden zich moeten inspannen om dat deel van het electoraat dat ze aan de PVV zijn kwijtgeraakt met democratische middelen te heroveren. Overigens zouden ook moslims er goed aan doen zich meer actief te mengen in de strijd om langs die weg hun eigen plaats te verwerven in het democratische bestel.
V
Behalve burgers die de islam respecteren, hebben veel Nederlanders de afgelopen jaren op een actieve wijze contact met de migranten gezocht.
Wat dit betreft is het veelzeggend wat er na de moord op Theo van Gogh is gebeurd. Terwijl de publieke opinie werd beheerst door polarisatie en angst (het beeld van een brandende moskee in de nacht) voelden veel autochtonen de behoefte aan toenadering. Uit een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat sindsdien vele honderden initiatieven van de grond zijn gekomen om de banden met migranten juist aan te halen. Dat is in ons land op een veel grotere schaal dan elders gebeurd. Men kan de vraag stellen of die initiatieven effectief zijn geweest maar wellicht is die vraag niet op haar plaats. Velen van ons geloven oprecht dat het goed is om elkaar op te zoeken in tijden van nood. Dat houdt ook een belangrijke boodschap voor de (lokale) overheid in: het is beter om de waarde van dit soort betrokkenheid onder ogen te zien dan de critici van de islam het verwijt te maken dat ze onverantwoordelijk zijn.
VI
Behalve aan respect en nader contact heeft een groot aantal veelal gelovige Nederlanders behoefte aan een meer constructieve dialoog met de islam.
Er zijn in Nederland veel gelovigen die een zekere verwantschap voelen met de islam waar het gaat om de uitwassen van onze hedendaagse cultuur. Zij staan meer aandacht voor de waarde van betrokkenheid, dankbaarheid, mededogen of barmhartigheid voor en zien dat de islam daarbij een mogelijk inspiratiebron is. Tegelijkertijd vinden ze dat de moslims wel erg orthodox zijn en dat op het punt van de geloofsleer of de familiemoraal een moderne visie wenselijk is. Voor mensen die op deze punten een gesprek willen aanknopen is het uiteraard van enorm belang om de juiste toon aan te slaan. Als een hervorming van de islamitische traditie al mogelijk is, dan zal ze vermoedelijk alleen van binnenuit op gang worden gebracht en daarbij kan het gesprek met moderne christenen behulpzaam zijn. Zelf denk ik dat deze dialoog van grote betekenis is maar het zou een vergissing zijn om haar op één lijn te stellen met het publieke debat. We mogen niet van alle Nederlandse burgers verlangen dat ze met de moslims in gesprek willen gaan en dus kan de roep om een gematigde toon nooit een algemene gedragscode zijn.