VerbalSmaeel
05-05-08, 17:43
4 Mei: gedenk de vijand in uzelf
2 mei 2008
door Abdul Haq Compier
Het is deze week weer 4 mei en we herdenken de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. In de rituelen van 4 mei worden de nazi’s bezweerd als een duister unicum in de geschiedenis van Europa. Door deze invulling mist de herdenking juist zijn doel: door zelfreflectie voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt.
In moreel opzicht waren de nazi’s geen uitzondering, maar onderdeel van een lange reeks uitbarstingen van etnisch en ideologisch geweld in Europa. Deze typeren zich door een aantal kenmerken, die we tegenwoordig helaas weer aantreffen. Er is sprake van een plotse hysterie over de eigen superioriteit, vaak juist na een periode van lusteloosheid. Buiten Europa resulteren deze geweldsuitbarstingen in veroveringen; binnen Europa zelf in vreemdelingenhaat, soms leidend tot genocide. Maatschappelijke kaders worden zo verdraaid dat er een afstand ontstaat tot de slachtoffers, die hen tot gemakkelijk doelwit maakt van spot, wreedheid en geweld.
De indruk wordt gewekt dat de kruistochten het gevolg waren van een ideologische fout, typerend voor de Middeleeuwen, waarin kerk en staat niet gescheiden werden, etc. We zien echter vooral een grenzeloze wreedheid, die met geen enkel ideologisch kader in toom gehouden had kunnen worden. In Europa werden nietsvermoedende joodse gemeenschappen overvallen, geplunderd en gelyncht. Aangekomen in Spanje of Jeruzalem werd niemand ontzien. Ooggetuigen schrijven hoe de kruisvaarders tot in hun enkels in het bloed stonden nadat ze de gehele bevolking van Jeruzalem hadden vermoord, kinderen inclusief.
Dat deze hysterie niets te maken had met de ‘duisternis’ van de Middeleeuwen, zien we bij de Franse Revolutie, waarin het geweld zich juist richt tegen de katholieken. Er is moreel niets ‘Verlichts’ aan deze periode, waarin een paranoïde sekte revolutionairen iedereen liet onthoofden die ervan werd ‘verdacht’ de Revolutie niet te steunen (en hierbij hadden vrouwen inderdaad gelijke rechten). Op een gegeven ogenblik waren er te weinig guillotines en is men overgegaan op massaal fusilleren van honderdduizenden landgenoten.
Waar tijdens de Middeleeuwen de theologie diende als legitimatie van veroveringen en moord, werden ideeën over de eigen superioriteit later steeds meer gegoten in pseudo-wetenschappelijke theorieën over ras en beschaving. Zo legitimeert president Theodore Roosevelt de massamoord op de Amerikaanse Indianen met behulp van de evolutietheorie (in ‘Winning of the West’, 1889): ‘De wereld zou waarschijnlijk geen enkele vooruitgang hebben geboekt, als woeste en barbaarse volkeren niet waren verjaagd of verzwolgen als gevolg van gewapende kolonisatie van vreemde landen door rassen die het lot van eeuwen in handen hebben’. We kennen uit het Nederlandse verleden de theorieën over ‘apartheid’ en hoe deze werden aangewend.
Hoewel technologie de suggestie van beschaving wekte, zien we geen morele vooruitgang die een einde kon maken aan het geweld. Integendeel, dit nam in intensiteit toe totdat het in de twintigste eeuw zijn climax bereikte in oorlogen waarin de gehele wereld werd meegesleept, en in de opkomst van de communistische en kapitalistische ideologieën met de daaraan verbonden conflicten, moordpartijen en wrede handelspolitiek. De zogenaamde mensenrechtenverklaring is hierbij niets meer dan een doekje voor het bloeden.
De uitvinding van massavernietigingswapens wordt vaak vanuit een technologisch oogpunt bekeken; als een onvermijdelijk resultaat van ‘de vooruitgang’. Wanneer we deze wapens echter vanuit moreel oogpunt beschouwen, schrikken we van het feit dat er überhaupt de wens bestond ze uit te vinden. Onbewust lijkt te worden aangenomen dat het Westen, als uitvinder van deze wapens, ook de morele ontwikkeling zou bezitten om er ‘verantwoord’ mee om te gaan. Maar welke beschaving zien we in het gifgas van de Eerste Wereldoorlog? Wat voor wijsheid of humaniteit zien we in de atoombommen op maar liefst twee Japanse burgersteden (kinderen inclusief) tijdens de Tweede Wereldoorlog? Zo bezien zijn massavernietigingswapens geen symbool van genie of vooruitgang, maar zijn ze er de getuigen van dat de bloedige waanzin van de Middeleeuwen nooit verdwenen is.
Het herdenken van de Tweede Wereldoorlog was zelfs voor diegenen met de minste historische of morele interesse nog altijd een motivatie om zich te bezinnen en zich verre te houden van discriminatie en racisme. We hadden ons voorgenomen nooit meer in zulke fouten te vervallen. De Tweede Wereldoorlog had, als ons enige morele imperatief, enigszins de functie overgenomen van God; misschien daarom is het belang ervan te relativeren, voor Nederland nog altijd erger dan godslastering.
Maar hoewel de Tweede Wereldoorlog uiterlijk des te meer wordt aangewend als cultureel symbool, lijkt het als innerlijk imperatief aan kracht verloren te hebben. De bezweringen van het kwaad op onze dodenherdenkingen krijgen een onwerkelijk karakter in de schaduw van een nieuwe golf van vreemdelingenhaat, bedenkelijke veroveringen in het Midden-Oosten en het structurele afvoeren van mannen, vrouwen en kinderen die jarenlang onze buren waren, naar een lotsbestemming waarover niemand echt wil nadenken. De Tweede Wereldoorlog wordt zelfs gebruikt om onze eigen nieuwe vreemdelingenhaat te legitimeren: niet zelden lezen we dat ‘de moslims’ het nieuwe fascisme zouden vertegenwoordigen.
De les die we zouden moeten leren van de Tweede Wereldoorlog, en van alle geweldsuitbarstingen in de Europese geschiedenis, is echter dat niemand behalve wijzelf een sterker moreel besef nodig heeft. Een moreel alarm, dat ons ervan kan weerhouden dat wij te ver gaan. Ook nu weer wordt een bepaald volk gedemoniseerd en tot ‘vijand’ gemaakt van beschaving en moraal, terwijl de ware vijand huist in onszelf.
Abdul Haq Compier bekeerde zich enige jaren geleden tot de Islam. Hij is medewerker van
Al-Islaam, het tijdschrift van Ahmadiyya Moslim Djamaat Nederland.
2 mei 2008
door Abdul Haq Compier
Het is deze week weer 4 mei en we herdenken de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. In de rituelen van 4 mei worden de nazi’s bezweerd als een duister unicum in de geschiedenis van Europa. Door deze invulling mist de herdenking juist zijn doel: door zelfreflectie voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt.
In moreel opzicht waren de nazi’s geen uitzondering, maar onderdeel van een lange reeks uitbarstingen van etnisch en ideologisch geweld in Europa. Deze typeren zich door een aantal kenmerken, die we tegenwoordig helaas weer aantreffen. Er is sprake van een plotse hysterie over de eigen superioriteit, vaak juist na een periode van lusteloosheid. Buiten Europa resulteren deze geweldsuitbarstingen in veroveringen; binnen Europa zelf in vreemdelingenhaat, soms leidend tot genocide. Maatschappelijke kaders worden zo verdraaid dat er een afstand ontstaat tot de slachtoffers, die hen tot gemakkelijk doelwit maakt van spot, wreedheid en geweld.
De indruk wordt gewekt dat de kruistochten het gevolg waren van een ideologische fout, typerend voor de Middeleeuwen, waarin kerk en staat niet gescheiden werden, etc. We zien echter vooral een grenzeloze wreedheid, die met geen enkel ideologisch kader in toom gehouden had kunnen worden. In Europa werden nietsvermoedende joodse gemeenschappen overvallen, geplunderd en gelyncht. Aangekomen in Spanje of Jeruzalem werd niemand ontzien. Ooggetuigen schrijven hoe de kruisvaarders tot in hun enkels in het bloed stonden nadat ze de gehele bevolking van Jeruzalem hadden vermoord, kinderen inclusief.
Dat deze hysterie niets te maken had met de ‘duisternis’ van de Middeleeuwen, zien we bij de Franse Revolutie, waarin het geweld zich juist richt tegen de katholieken. Er is moreel niets ‘Verlichts’ aan deze periode, waarin een paranoïde sekte revolutionairen iedereen liet onthoofden die ervan werd ‘verdacht’ de Revolutie niet te steunen (en hierbij hadden vrouwen inderdaad gelijke rechten). Op een gegeven ogenblik waren er te weinig guillotines en is men overgegaan op massaal fusilleren van honderdduizenden landgenoten.
Waar tijdens de Middeleeuwen de theologie diende als legitimatie van veroveringen en moord, werden ideeën over de eigen superioriteit later steeds meer gegoten in pseudo-wetenschappelijke theorieën over ras en beschaving. Zo legitimeert president Theodore Roosevelt de massamoord op de Amerikaanse Indianen met behulp van de evolutietheorie (in ‘Winning of the West’, 1889): ‘De wereld zou waarschijnlijk geen enkele vooruitgang hebben geboekt, als woeste en barbaarse volkeren niet waren verjaagd of verzwolgen als gevolg van gewapende kolonisatie van vreemde landen door rassen die het lot van eeuwen in handen hebben’. We kennen uit het Nederlandse verleden de theorieën over ‘apartheid’ en hoe deze werden aangewend.
Hoewel technologie de suggestie van beschaving wekte, zien we geen morele vooruitgang die een einde kon maken aan het geweld. Integendeel, dit nam in intensiteit toe totdat het in de twintigste eeuw zijn climax bereikte in oorlogen waarin de gehele wereld werd meegesleept, en in de opkomst van de communistische en kapitalistische ideologieën met de daaraan verbonden conflicten, moordpartijen en wrede handelspolitiek. De zogenaamde mensenrechtenverklaring is hierbij niets meer dan een doekje voor het bloeden.
De uitvinding van massavernietigingswapens wordt vaak vanuit een technologisch oogpunt bekeken; als een onvermijdelijk resultaat van ‘de vooruitgang’. Wanneer we deze wapens echter vanuit moreel oogpunt beschouwen, schrikken we van het feit dat er überhaupt de wens bestond ze uit te vinden. Onbewust lijkt te worden aangenomen dat het Westen, als uitvinder van deze wapens, ook de morele ontwikkeling zou bezitten om er ‘verantwoord’ mee om te gaan. Maar welke beschaving zien we in het gifgas van de Eerste Wereldoorlog? Wat voor wijsheid of humaniteit zien we in de atoombommen op maar liefst twee Japanse burgersteden (kinderen inclusief) tijdens de Tweede Wereldoorlog? Zo bezien zijn massavernietigingswapens geen symbool van genie of vooruitgang, maar zijn ze er de getuigen van dat de bloedige waanzin van de Middeleeuwen nooit verdwenen is.
Het herdenken van de Tweede Wereldoorlog was zelfs voor diegenen met de minste historische of morele interesse nog altijd een motivatie om zich te bezinnen en zich verre te houden van discriminatie en racisme. We hadden ons voorgenomen nooit meer in zulke fouten te vervallen. De Tweede Wereldoorlog had, als ons enige morele imperatief, enigszins de functie overgenomen van God; misschien daarom is het belang ervan te relativeren, voor Nederland nog altijd erger dan godslastering.
Maar hoewel de Tweede Wereldoorlog uiterlijk des te meer wordt aangewend als cultureel symbool, lijkt het als innerlijk imperatief aan kracht verloren te hebben. De bezweringen van het kwaad op onze dodenherdenkingen krijgen een onwerkelijk karakter in de schaduw van een nieuwe golf van vreemdelingenhaat, bedenkelijke veroveringen in het Midden-Oosten en het structurele afvoeren van mannen, vrouwen en kinderen die jarenlang onze buren waren, naar een lotsbestemming waarover niemand echt wil nadenken. De Tweede Wereldoorlog wordt zelfs gebruikt om onze eigen nieuwe vreemdelingenhaat te legitimeren: niet zelden lezen we dat ‘de moslims’ het nieuwe fascisme zouden vertegenwoordigen.
De les die we zouden moeten leren van de Tweede Wereldoorlog, en van alle geweldsuitbarstingen in de Europese geschiedenis, is echter dat niemand behalve wijzelf een sterker moreel besef nodig heeft. Een moreel alarm, dat ons ervan kan weerhouden dat wij te ver gaan. Ook nu weer wordt een bepaald volk gedemoniseerd en tot ‘vijand’ gemaakt van beschaving en moraal, terwijl de ware vijand huist in onszelf.
Abdul Haq Compier bekeerde zich enige jaren geleden tot de Islam. Hij is medewerker van
Al-Islaam, het tijdschrift van Ahmadiyya Moslim Djamaat Nederland.