IbnRushd
18-09-08, 16:53
Afshin Ellians absolute gehoorzaamheidsplicht
In een meerderheidsdemocratie zijn niet alle burgers veilig zoals bleek bij de Neurenberger Rassenwetten
Gepubliceerd: 17 september 2008 13:12 | Gewijzigd: 17 september 2008 13:47
Volgens columnist Ellian zou in een democratie ieder verzet gewelddadig zijn. Maar minderheden blijven hun rechten houden, zeker op geweldloze acties, stelt Kees Schuyt.
In zijn column gebruikt Afshin Ellian opvallend veel kronkelredeneringen (NRC Handelsblad, 13 september). Wie wit of lichtgrijs per definitie zwart noemt, heeft altijd gelijk. Wie, zoals Ellian, principieel geweldloze acties, waarbij eenvoudige wetsovertredingen, bijvoorbeeld van art. 461 WvSr of een parkeerverbod, per definitie gewelddadig noemt, rekt de inhoud van het begrip ‘geweld’ op een absurde manier op. Kennelijk met de bedoeling om deze acties op één lijn te stellen met andere gedragingen, zoals de moord op Fortuyn en Van Gogh, en om geweldloze buitenparlementaire acties verdacht te maken.
Dat ik aldus met mijn dissertatie uit 1972 een veroorzaker van politiek geweld zou zijn, lijkt eveneens op een onwelwillende verdraaiing van mijn opvattingen. Ik neem aan dat de lezers van NRC Handelsblad deze flauwe redeneertruc hebben geconstateerd.
Maar op twee andere, serieuzere punten kan Ellians opvatting over de absolute gelding van meerderheidsbesluiten in een democratie niet onweersproken blijven. Hij stelt ten eerste dat in een democratie voor het geweten geen plaats is, dat het een lege formule is. Onder een tirannie mag het geweten wel worden aangesproken.
Dat lijkt mij een onhoudbare stelling: wie in een democratie zijn geweten niet gebruikt, heeft er ook geen als de tirannie aanbreekt. Dat bij politieke moorden ook een beroep wordt gedaan op een geweten is geen reden om het geweten uit een democratie te bannen, maar juist om het geweld aan banden te leggen. Het geweten is niet een volstrekt intern, individueel hersenspinsel in iemands brein, maar krijgt door een bewuste verantwoording van het eigen handelen een externe forumfunctie, zoals onder meer bij burgerlijke ongehoorzaamheid geschiedt. Daarom worden de rechten van medeburgers gerespecteerd en daarom wordt gekozen voor geweldloosheid. Het verwijzen naar die politieke moorden bij een bespreking van geweldloze actie is vileine verdachtmaking, het zoeken naar guilt by association.
Vervolgens komt het standpunt van Ellian dat na een parlementair meerderheidsbesluit verdere (buitenparlementaire of andere) acties nimmer te rechtvaardigen zouden zijn – want per definitie gewelddadig – in feite neer op een absolute gehoorzaamheidsplicht.
Er bestaat in een democratie op het eerste gezicht inderdaad een verplichting tot gehoorzaamheid, maar van een absolute gehoorzaamheidsplicht kan na de gebeurtenissen in Duitsland tussen 1933 en 1945 geen sprake zijn, ook niet in een democratie.
Dat schept echter precies het probleem van de grenzen van (on)gehoorzaamheid, dat ik in mijn dissertatie, theoretisch én praktisch, heb proberen op te lossen. In mijn artikel van 23 augustus j.l. waarop Ellian reageerde (in Trouw) , wees ik als voorbeeld op de Neurenberger Rassenwetten van 1934, die aan Duitse burgers van joodse afkomst fundamentele rechten ontzegden. Die wetten werden door de nationaal-socialistische rechtsgeleerde Carl Schmitt op grond van een machtiging door de meerderheid democratisch gelegitimeerd geacht. In Schmitts bekende absolute vriend-vijand-schema was elk verzet tegen deze wetten niet alleen verdacht, maar mocht met geweld worden neergeslagen – het waren immers vijanden. Iedereen wist en weet wie hij met ‘vijanden’ bedoelde.
Ellian geeft er in zijn column blijk van een dergelijke absolute gehoorzaamheidsplicht en het snoeren van dissidenten, te ambiëren – niet verwonderlijk voor iemand die zich herhaaldelijk in zijn geschriften op deze Schmitt beroept en hem in deze NRC-kolommen hogelijk geprezen heeft als de beste rechtsgeleerde van de twintigste eeuw. Maar in diens meerderheidsdemocratie zijn niet alle burgers veilig.
Ik heb in mijn dissertatie in 1972 in navolging van Rawls een meer pluralistische opvatting van democratie verdedigd, waarin blijvende meningsverschillen, die altijd aanwezig zullen zijn, uiteindelijk niet met het zwaard worden beslecht en waarin overstemde minderheden hun rechten, ook op geweldloze ongehoorzaamheid, behouden. De opvattingen van toen koester ik nog steeds. Men kan mij geen wantrouwen jegens de democratie toeschrijven, wanneer ik wantrouwen houd tegenover absolute staatsfilosofieën, die nu door Ellian en door links-extremisten en populistisch ingestelde neoconservatieven gelijkelijk worden omarmd.
Tenslotte zou ik Ellian willen vragen zijn onverdraagzame houding jegens burgemeester Cohen, die in zijn stad meerderheden en minderheden zo vreedzaam mogelijk met elkaar wil laten samen leven, te staken. Zijn niet aflatend gevit op hem wordt langzamerhand onsmakelijk. De slijpsteen van Ellians geest begint erg bot te worden.
Wetsovertredingen zijn onder sommige omstandigheden te billijken, aldus rechtssocioloog Kees Schuyt. Hiernaast reageert hij op NRC-columnist Afshin Ellian, die op 13 september het volgende schreef:
„De burgerlijk ongehoorzamen waren niet in staat de geldigheid van hun aanspraken aan te tonen en zo een meerderheid te overtuigen van de juistheid van hun opvattingen. Zo moest de meerderheid gedwongen worden om hun waarheidsclaim te aanvaarden. De uiterste consequentie hiervan is tirannie.”
„Illegale, buitenparlementaire handelingen zijn per definitie gewelddadig. Immers, wie willens en wetens, zonder individuele rechtvaardiging, de wetten schendt, past al enige mate van geweld toe om de wet te ontkrachten.”
[I]Kees Schuyt is lid van de Raad van State.
nrc.nl
In een meerderheidsdemocratie zijn niet alle burgers veilig zoals bleek bij de Neurenberger Rassenwetten
Gepubliceerd: 17 september 2008 13:12 | Gewijzigd: 17 september 2008 13:47
Volgens columnist Ellian zou in een democratie ieder verzet gewelddadig zijn. Maar minderheden blijven hun rechten houden, zeker op geweldloze acties, stelt Kees Schuyt.
In zijn column gebruikt Afshin Ellian opvallend veel kronkelredeneringen (NRC Handelsblad, 13 september). Wie wit of lichtgrijs per definitie zwart noemt, heeft altijd gelijk. Wie, zoals Ellian, principieel geweldloze acties, waarbij eenvoudige wetsovertredingen, bijvoorbeeld van art. 461 WvSr of een parkeerverbod, per definitie gewelddadig noemt, rekt de inhoud van het begrip ‘geweld’ op een absurde manier op. Kennelijk met de bedoeling om deze acties op één lijn te stellen met andere gedragingen, zoals de moord op Fortuyn en Van Gogh, en om geweldloze buitenparlementaire acties verdacht te maken.
Dat ik aldus met mijn dissertatie uit 1972 een veroorzaker van politiek geweld zou zijn, lijkt eveneens op een onwelwillende verdraaiing van mijn opvattingen. Ik neem aan dat de lezers van NRC Handelsblad deze flauwe redeneertruc hebben geconstateerd.
Maar op twee andere, serieuzere punten kan Ellians opvatting over de absolute gelding van meerderheidsbesluiten in een democratie niet onweersproken blijven. Hij stelt ten eerste dat in een democratie voor het geweten geen plaats is, dat het een lege formule is. Onder een tirannie mag het geweten wel worden aangesproken.
Dat lijkt mij een onhoudbare stelling: wie in een democratie zijn geweten niet gebruikt, heeft er ook geen als de tirannie aanbreekt. Dat bij politieke moorden ook een beroep wordt gedaan op een geweten is geen reden om het geweten uit een democratie te bannen, maar juist om het geweld aan banden te leggen. Het geweten is niet een volstrekt intern, individueel hersenspinsel in iemands brein, maar krijgt door een bewuste verantwoording van het eigen handelen een externe forumfunctie, zoals onder meer bij burgerlijke ongehoorzaamheid geschiedt. Daarom worden de rechten van medeburgers gerespecteerd en daarom wordt gekozen voor geweldloosheid. Het verwijzen naar die politieke moorden bij een bespreking van geweldloze actie is vileine verdachtmaking, het zoeken naar guilt by association.
Vervolgens komt het standpunt van Ellian dat na een parlementair meerderheidsbesluit verdere (buitenparlementaire of andere) acties nimmer te rechtvaardigen zouden zijn – want per definitie gewelddadig – in feite neer op een absolute gehoorzaamheidsplicht.
Er bestaat in een democratie op het eerste gezicht inderdaad een verplichting tot gehoorzaamheid, maar van een absolute gehoorzaamheidsplicht kan na de gebeurtenissen in Duitsland tussen 1933 en 1945 geen sprake zijn, ook niet in een democratie.
Dat schept echter precies het probleem van de grenzen van (on)gehoorzaamheid, dat ik in mijn dissertatie, theoretisch én praktisch, heb proberen op te lossen. In mijn artikel van 23 augustus j.l. waarop Ellian reageerde (in Trouw) , wees ik als voorbeeld op de Neurenberger Rassenwetten van 1934, die aan Duitse burgers van joodse afkomst fundamentele rechten ontzegden. Die wetten werden door de nationaal-socialistische rechtsgeleerde Carl Schmitt op grond van een machtiging door de meerderheid democratisch gelegitimeerd geacht. In Schmitts bekende absolute vriend-vijand-schema was elk verzet tegen deze wetten niet alleen verdacht, maar mocht met geweld worden neergeslagen – het waren immers vijanden. Iedereen wist en weet wie hij met ‘vijanden’ bedoelde.
Ellian geeft er in zijn column blijk van een dergelijke absolute gehoorzaamheidsplicht en het snoeren van dissidenten, te ambiëren – niet verwonderlijk voor iemand die zich herhaaldelijk in zijn geschriften op deze Schmitt beroept en hem in deze NRC-kolommen hogelijk geprezen heeft als de beste rechtsgeleerde van de twintigste eeuw. Maar in diens meerderheidsdemocratie zijn niet alle burgers veilig.
Ik heb in mijn dissertatie in 1972 in navolging van Rawls een meer pluralistische opvatting van democratie verdedigd, waarin blijvende meningsverschillen, die altijd aanwezig zullen zijn, uiteindelijk niet met het zwaard worden beslecht en waarin overstemde minderheden hun rechten, ook op geweldloze ongehoorzaamheid, behouden. De opvattingen van toen koester ik nog steeds. Men kan mij geen wantrouwen jegens de democratie toeschrijven, wanneer ik wantrouwen houd tegenover absolute staatsfilosofieën, die nu door Ellian en door links-extremisten en populistisch ingestelde neoconservatieven gelijkelijk worden omarmd.
Tenslotte zou ik Ellian willen vragen zijn onverdraagzame houding jegens burgemeester Cohen, die in zijn stad meerderheden en minderheden zo vreedzaam mogelijk met elkaar wil laten samen leven, te staken. Zijn niet aflatend gevit op hem wordt langzamerhand onsmakelijk. De slijpsteen van Ellians geest begint erg bot te worden.
Wetsovertredingen zijn onder sommige omstandigheden te billijken, aldus rechtssocioloog Kees Schuyt. Hiernaast reageert hij op NRC-columnist Afshin Ellian, die op 13 september het volgende schreef:
„De burgerlijk ongehoorzamen waren niet in staat de geldigheid van hun aanspraken aan te tonen en zo een meerderheid te overtuigen van de juistheid van hun opvattingen. Zo moest de meerderheid gedwongen worden om hun waarheidsclaim te aanvaarden. De uiterste consequentie hiervan is tirannie.”
„Illegale, buitenparlementaire handelingen zijn per definitie gewelddadig. Immers, wie willens en wetens, zonder individuele rechtvaardiging, de wetten schendt, past al enige mate van geweld toe om de wet te ontkrachten.”
[I]Kees Schuyt is lid van de Raad van State.
nrc.nl