PDA

Bekijk Volledige Versie : De Talibaan vallen niet te verslaan



IbnRushd
30-10-08, 17:26
De Talibaan vallen niet te verslaan

Na de oorlog wordt het land hooguit een kruising tussen Somalië en Saoedi-Arabië

Gepubliceerd: 29 oktober 2008 14:00 | Gewijzigd: 29 oktober 2008 14:21

Het is een fabeltje dat de Talibaan geen beweging uit Afghanistan is – ze komen voort uit de Afghaanse Pathanen. Het platteland kiest al gauw voor hen, betoogt Jason Burke.

Tot twee jaar geleden beperkte de aanwezigheid van de Talibaan zich tot de provincies rond Kandahar en enkele afgelegen districten in het centrale hoogland. Die tijd is voorbij. Bij mijn laatste bezoek, in augustus 2008, ondervond ik tot mijn schrik hoe zeer de toestand was verslechterd. Maidan Shar ligt nu aan de vloedlijn van het onverbiddelijk opkomende Talibaan-getij in de richting van Kabul. Een goed invoerde rechter bond me op het hart nooit meer dan 20 minuten in de stad te verblijven en nooit buiten de stadsgrens te komen.

Het is waar dat de Talibaan er vermoedelijk niet veel land meer bij kunnen winnen, want ze naderen de grenzen van het gebied in het zuiden en het oosten waar de Pathanen – 40 tot 50 procent van de totale bevolking – zijn geconcentreerd. (De Talibaan bestaan vrijwel uitsluitend uit Pathanen, al zijn niet alle Pathanen Talibaan.) Militair zal het voor hen onmogelijk blijken om een grote stad in te nemen zolang er nog buitenlandse troepen in het land zijn. Maar zoals hoge Britse militairen en diplomaten onlangs hebben gezegd, zullen de Talibaan waarschijnlijk in de nabije toekomst ook niet worden ‘teruggedreven’.

Om te begrijpen wat dit voor de toekomst betekent, dienen twee fouten uit het verleden te worden vermeden. De eerste fout was de gedachte dat de Talibaan niet echt ‘Afghanen’ zijn. De Britse minister van Buitenlandse Zaken David Miliband sprak in Prospect over de westerse missie om „het Afghaanse volk te helpen de Talibaan te verslaan”. In juli 2008 zei Barack Obama in Berlijn dat „het Afghaanse volk onze troepen nodig heeft om de Talibaan te verslaan”. Sinds 2001 is dit een dogma. Hierbij wordt vergeten dat de Talibaan onderdeel van Afghanistan vormen en niet een plaag van buiten.

Ondanks een aanzienlijke ontwikkeling in de afgelopen zeven jaar vormen de Talibaan nog dezelfde beweging die eens tweederde van het land beheerste. Hun leiding is nauwelijks veranderd en hun ideologie blijft geworteld in de aartsconservatieve vleugel van de Deobandi-islam, zij het met toevoeging van een mondiaal jihad-element. Hun verhaal richt zich nog altijd op Afghanistan, waar hun morele ideaal verankerd blijft in een pseudomystiek beeld van het Pathaanse dorpsleven. Ondanks de aanwezigheid van enkele Pakistani en een handjevol Arabische of Centraal-Aziatische militanten, is het overgrote deel van hun strijders nog altijd Afghaans.

Natuurlijk werden de oorspronkelijke Talibaan geholpen door het veiligheidsestablisment van opeenvolgende Pakistaanse regeringen, die hen beschouwden als plaatsvervangers die de belangen van Islamabad zouden dienen. Ook nu menen de meeste veiligheidsdiensten dat Pakistan nog altijd bepaalde Talibaan-groeperingen steunt, om zich in te dekken tegen een mogelijke toekomstige machtswisseling. Maar hiermee blijven de Talibaan een Afghaanse beweging die hulp van buiten krijgt – zoals zoveel opstandige bewegingen elders op de wereld.

Zo wordt ook vaak te veel ophef gemaakt over de banden met het internationale Al-Qaeda. Ondanks enkele nauwe persoonlijke betrekkingen en een zekere strategische coördinatie blijven de Afghanen en ‘de buitenlanders’ organisatorisch gescheiden, vaak ook bij gebrek aan een gezamenlijke taal. Er zijn geen Afghanen in de hiërarchie van Al-Qaeda en geen Arabieren in de commandoketen van de Talibaan.

Deze ‘Afghaansheid’ geeft de Talibaan een duidelijk voordeel in de strijd om de hearts and minds. Hun visioen van een toekomstig Afghanistan, ingegeven door een mythologisch beeld van een vooroorlogse plattelandsidylle en een letterlijke uitleg van Koran-teksten, staat dichter bij de cultuur en het wereldbeeld van de conservatieve plattelandsbevolking dan het westerse mensenrechtenverhaal – en ook dan bij de opvattingen van de internationale elite die al zo lang onze geliefde gesprekspartner is.

De tweede fout die westerse politici maken is dat ze de Talibaan als ‘middeleeuws’ omschrijven. Hun strenge regels kwamen voort uit een culturele botsing tussen het platteland en gemoderniseerde steden als Kaboel. Maar zoals ook door anderen is opgemerkt: het gebruik van massaspektakels door de Talibaan, en zelfs hun strenge regels voor de rol van de geslachten, is ook terug te vinden bij andere moderne totalitaire bewegingen.

Het etiket ‘middeleeuws’ suggereert ook dat ze militair onderontwikkeld zijn. Toch spraken alle militairen die ik de laatste jaren aan de frontlinie heb ondervraagd, hun ontzag uit voor de slagkracht van hun vijand. Op het ogenblik boeken 73.000 goed bewapende, goed getrainde en goed gefinancierde internationale militairen – bijna driemaal zoveel als de maximumsterkte die de Talibaan naar schatting op enig moment tegelijk op de been hebben gehad – op zijn hoogst langzame vooruitgang.

De situatie ter plaatse is complex. Weinig plaatselijke bewoners zijn enthousiast over de Talibaan. Voor veel mensen zijn ze de minst slechte keuze. Die keuze gaat tussen geen ontwikkeling en enige veiligheid, of geen veiligheid en de vage hoop op ontwikkeling op een niet nader aangeduid later moment. Aangezien ze de Talibaan kennen en zij met hun wapens in hun dorpen zijn, ligt voor de gemiddelde stamoudsten de keus voor de hand. Hebben de Talibaan zich ergens gevestigd, dan zijn ze moeilijk te verdrijven.

De toenemende greep van de Talibaan op de plattelandsbevolking is een zeer belangrijk probleem. De Pathanen leverden in Afghanistan van oudsher de machthebbers. Eeuwenlang is de macht gedeeld tussen rivaliserende Pathaanse stammen. De aanhoudende macht van de conservatieve Pathaanse basis wordt ook onderstreept door de geschiedenis van de opstanden in Afghanistan in de negentiende en twintigste eeuw tegen de Britten, tegen verscheidene Afghaanse koningen en – recenter – tegen regeringen die sterk door buitenlandse ideologieën werden beïnvloed. Steun van de Pathanen is voor elk nationaal gezag onmisbaar.

Daarmee verdedigt de coalitie een regering die weliswaar wordt geleid door de Pathaan Hamid Karzai, maar die lokaal steeds meer wordt gezien als ondoeltreffend, én als een stroman van het Westen. Een van deze twee zou niet per se een probleem zijn, maar beide betekent een groot legitimiteitsvraagstuk. Het Westen beschouwt Karzai slechts als een pion tegen opstandelingen die inmiddels beschikken over middelen, stootkracht en een serieuze basis onder het volk. Dit is precies de situatie die de coalitie had gehoopt te vermijden.

De geschiedenis van opstanden leert ons dat nu waarschijnlijk een proces van compromissen zal beginnen van de kant van de centrale regering met als gevolg een geleidelijke verzwakking van de opstandelingen naarmate ze vermoeid raken (of gedood worden) en hun achterban andere middelen ziet om zijn doelstellingen te bereiken. Dit proces staat in Afghanistan op beginnen. Er zijn al gesprekken gaande tussen de Talibaan en de Afghaanse regering, Saoedi-Arabië en andere partijen. De uitkomst is onduidelijk.

Eén mogelijkheid is dat de Talibaan een zeker zelfbestuur in hun bolwerken wordt toegestaan. Een andere zou de keuze kunnen zijn voor een gematigde ‘dictatuur’, zoals de Britse ambassadeur in een uitgelekt memorandum heeft geopperd. Weinig mogelijkheden zijn erg aanlokkelijk. En ook als we een stabiel Afghanistan weten op te bouwen, dan zal het niet het soort land zijn dat we aan het begin van de campagne voor ogen hadden. Denk eerder aan een kruising tussen Saoedi-Arabië en Somalië, niet aan Zweden.

Jason Burke is buitenlandcorrespondent voor o.a. de Britse zondagskrant The Observer, en werkte onder meer vanuit Pakistan en Afghanistan. Zijn meest recente boek is On the Road to Kandahar, Travels through Conflict in the Islamic World (Allen Lane, 2006). © Prospect Magazine.

nrc.nl