PDA

Bekijk Volledige Versie : Kiezen de kolonisten voor zichzelf of voor Israël?



IbnRushd
30-10-08, 17:43
Kiezen de kolonisten voor zichzelf of voor Israël?

De toekomst van Israël hangt af van de mate van sektarisme van zowel de joodse kolonisten als van Hamas

Gepubliceerd: 27 oktober 2008 14:20 | Gewijzigd: 27 oktober 2008 14:40

Een sectoralist is zich bewust van de noodzaak vreedzaam samen te leven, een sektariër niet. Waarvoor kiezen de kolonisten op de Westelijke Jordaanoever, vraagt Avishai Margalit.

Ik ben opgegroeid in een sectorale maatschappij, een maatschappij verdeeld in verschillende sectoren. De sector, of ‘zuil’, waartoe ik behoorde, was die van de arbeidersbeweging. Voor 1948 was Israël door en door sectoraal, en in de begintijd na de oprichting van de staat ook nog altijd. Naast de burgerlijke sector, door mijn ouders de bourgeoissector genoemd, waren er de godsdienstige en de ultragodsdienstige sectoren. Maar de arbeiderssector overheerste. Deze sectoren waren weer onderverdeeld. De kranten die we thuis lazen, behoorden tot onze sector, de school waarop ik zat behoorde ertoe, onze jeugdbeweging, sportverenigingen, vakanties werden vormgegeven door de sector. Ja alles aan ons was sectoraal, van onze buurt en onze kleding tot het theater, de bioscoop en het restaurant. Alle voorzieningen die in een welvaartsstaat normaal zijn, zoals gezondheidszorg en onderwijs, werden door sectoren verschaft.

De sector besloeg kortom elk aspect van het leven. Als gevolg van de onderverdelingen bestonden binnen de sectoren wel variaties in stijl, maar over het geheel genomen brachten de sectoren een allesomvattende vorm van leven met zich mee. Toen er een nationaal voetbalelftal moest worden samengesteld, stuurde de arbeiderssector vijf Hapoel-spelers en de burgerlijke sector vijf Maccabi-spelers, terwijl de ultranationalisten één Betar-speler afvaardigden. Van Betar verdienden twee broers een plaats in de ploeg, maar die moesten elkaar aflossen omdat hun sector maar één speler toebedeeld kreeg. Een sectorale maatschappij berust allereerst op groepsgeest; prestaties komen op de tweede plaats.

Ik kan me gemakkelijk indenken dat de werkelijkheid die ik beschrijf, niet wezenlijk verschilt van de werkelijkheid van de wagenrennen in Byzantium (ca. 532 na Christus), toen de Blauwen en de Groenen niet alleen twee rivaliserende ploegen, maar ook twee totaalpakketten waren. Tot dit pakket behoorden onder meer hun opvattingen over de aard van de Godheid. Was deze ondeelbaar – de monofysitische Groene ploeg – of waren er twee fyseis in Christus – de Chalcedonische Blauwe ploeg? Misschien zijn de protestantse Rangers en de katholieke Celtics in Schotland niet alleen twee voetbalploegen maar ook twee van dit soort wonderlijke pakketten.

In de sectorale maatschappij van mijn jeugd had elke sector een totaalbeeld van dat wat goed was voor de hele maatschappij. De sectorale maatschappij was een strijd tussen deze maatschappijvisies, die zich uitten in verschillende leefwijzen. Eén ding voorkwam echter dat de sectorale maatschappij uit mijn jeugd in sektarisch geweld verviel. Er was een diep besef van de noodzaak vreedzaam samen te leven. Deze berustte op een vaag maar sterk besef van joodse saamhorigheid, en in de meeste sectoren daarnaast ook nog op het bindende thema van het zionisme, de vorming van een nationale staat voor alle joden.

Sektariërs en sectoralisten benaderen de wereld beiden als één geheel. Hun standpunten en praktijken vormen een totaalpakket: take it or leave it. Hiertegenover staat het economische beeld van de politiek, waarin de wereld als een verzameling kleine pakketjes wordt benaderd: er zijn allerlei overeenkomsten te sluiten en er is meer dan take it or leave it.

Maar anders dan bij de sektariër overheerst bij de sectoralist het besef dat een gemeenschappelijk kader in stand moet worden gehouden. Deze verbondenheid vereist bepaalde compromissen die de sectoralist met tegenzin zal aanvaarden, maar die de sektariër zal afwijzen. De sektariër voelt niet de dwingende noodzaak om tot een compromis te komen, alleen maar om zijn leven met mensen te delen die het met hem oneens zijn. Hij kan misschien gedwongen worden om een openbare ruimte met anderen te delen. Maar dwang is iets anders dan een compromis.

Voor een sektariër zijn aantallen irrelevant. De sectoralist daarentegen hecht aan aantallen: hij probeert de maatschappij naar het model van zijn sector te vormen. Wie hecht aan aantallen, staat open voor een compromis dat velen ten goede komt. Sectorale bewegingen voelen zich verantwoordelijk voor hun achterban en zoeken daarom het compromis, ook als dit geheel tegen hun instincten ingaat. Bewegingen als de Palestijnse Hamas, de Libanese Hezbollah en de Israëlische Sefardische Shas zijn veeleer sectorale dan sektarische bewegingen. Maar in tijden van crisis, veroorzaakt door zwakke en corrupte overheden, worden sectorale bewegingen sektarisch.

Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben vijfmaal zoveel burgeroorlogen als internationale oorlogen plaatsgevonden. Deze oorlogen worden met grote bitterheid gevoerd. Een internationale oorlog duurt gemiddeld nog geen drie maanden, terwijl een burgeroorlog gemiddeld een jaar of zes duurt. Het totaal aantal doden in burgeroorlogen is ongeveer vijfmaal zo hoog als in internationale oorlogen.

Sommige burgeroorlogen worden bestempeld als een sektarische oorlog, zoals de burgeroorlog tussen protestanten en katholieken in Noord-Ierland, tussen Grieks- en Turks-Cyprioten en tussen shi’ieten en sunnieten in Irak. Dit zijn typische gevallen van sektarische burgeroorlogen.

Elke sektarische oorlog is een burgeroorlog, maar niet elke burgeroorlog is een sektarische oorlog. We noemen een oorlog alleen sektarisch als bij de oorlogvoerende groeperingen een religieuze dimensie in het spel is. Dat wil niet zeggen dat een sektarische oorlog per se om religie gaat. Maar het wil wel zeggen dat de strijdende partijen zichzelf een religieus etiket opplakken. Om een burgeroorlog te begrijpen, is het niet zozeer van belang of een conflict om religie gaat, maar of de strijdende partijen in de greep zijn van een religieuze benadering van de politiek.

De eerste historicus die probeerde de voorwaarden voor een burgeroorlog – stasis – op te sommen, was wellicht Thucydides. Hij bezag burgeroorlogen met de afschuw die ze verdienen. Het afgrijselijke en onbegrijpelijke aan een burgeroorlog vond Thucydides dat het de ineenstorting was van een politiek organisme, de Helleense stadstaat, de polis. Het onbegrijpelijke school vooral in de bitterheid waarmee zo’n oorlog werd uitgevochten. De interne strijd die hem als model voor alle burgeroorlogen voor ogen stond, had zich afgespeeld in het vierde jaar van de Peloponnesische Oorlog (427 v.C.), op het eiland Kerkyra. Deze werd gekenmerkt door onderlinge slachtpartijen, verraderlijke wandaden, schending van godsdienstige heiligdommen en uiterste wetteloosheid. Thucydides zag een burgeroorlog als iets wat zich binnen een politiek organisme voltrok, en beschouwde burgeroorlogen daarom in medische termen, als een ziekte. Een gezond organisme leeft in harmonie. De belangrijkste vaststelling van Thucydides is dat burgeroorlogen zich meestal afspelen in het kader van een externe oorlog, zoals de Peloponnesische Oorlog.

Een externe oorlog kan zoveel druk leggen op een politiek organisme, dat het organisme het begeeft. Het is natuurlijk een anachronisme, maar Thucydides zou de Amerikaanse oorlog met Irak als de hoofdoorzaak van de Iraakse burgeroorlog hebben beschouwd. Anderzijds zou hij Irak niet als een ‘organische’ politieke eenheid hebben beschouwd. Maar geen enkele politieke eenheid is werkelijk organisch. Het organische beeld van de politiek wordt beïnvloed door een religieuze mythe. Het denkbeeld dat de kerk het lichaam van Christus is (het Corpus Christi), is een uiting van deze gedachte.

Een burgeroorlog binnen de geloofsgemeenschap is een verschrikkelijke zonde. Vandaar het islamitische begrip fitna (interne strijd) binnen de oemma (de geloofsgemeenschap). De eerste islamitische burgeroorlog, die tot de scheuring tussen shi’ieten en sunnieten leidde, geldt als de eerste en grootste fitna. Onder moslims, met name sunnieten, is de islamitische fitna de ultieme godsdienstige verschrikking: ze wordt beschouwd als het gevolg van dolgedraaid sektarisme.

Veel Palestijnen beschouwen de huidige scheuring in de Palestijnse gemeenschap tussen Hamas en Fatah als een tragisch geval van fitna. Ze delen de opvatting van Thucydides omtrent de oorzaken van de huidige fitna, namelijk de Israëlische externe oorlog tegen de Palestijnen, maar beide partijen beschouwen de interne strijd als fitna, waarbij ze elkaar verwijten deze zonde te veroorzaken. Parallel aan de huidige Palestijnse fitna bestaat er in Israël veel angst voor een burgeroorlog tussen de joden wanneer het tot een vergelijk met de Palestijnen zou komen. Moslims mogen met afgrijzen terugkijken op de eerste islamitische fitna, joden kijken met afgrijzen terug op de interne oorlog die werd gevoerd door hun zeloten, toen de joden belegerd werden door de Romeinen in 70 na Christus. De joden noemen zo’n interne strijd milkemet ahkeim, oftewel broederoorlog.

De ideologisch gedreven joodse kolonisten in de bezette gebieden weifelen tussen twee posities: sectoralisme en sektarisme. De testcase is de reactie van de kolonisten wanneer de regering, gesteund door een parlementaire meerderheid, zou besluiten in het kader van een overeenkomst met de Palestijnen alle – of de meeste – nederzettingen te ontruimen. Zullen de kolonisten voor een burgeroorlog kiezen en het besluit van de regering met geweld aanvechten, of zullen ze alleen luid protesteren? De sectoralisten zullen fel protesteren, maar niet vechten. Ze hebben zich verbonden aan een overkoepelend beginsel om samen te leven en zullen ervoor terugschrikken om met scherp te schieten in een confrontatie met de meerderheid. De sektariërs zijn daarentegen vastbesloten zich tot elke prijs tegen een ontruiming te verzetten, en zijn bereid een interne oorlog te riskeren.

Toen de nederzettingen in de Gazastrook werden ontruimd, hadden de sectoralisten de overhand. Maar de Westelijke Jordaanoever is geen Gaza en onder de jonge ideologische kolonisten lijken de sektarische ‘zeloten’ aan kracht te winnen. Sectoralisten én sektariërs willen iedereen doen geloven dat ze tot een burgeroorlog bereid zijn, zodat het Israëlische midden zal toegeven. Ze denken dat de meeste Israëliërs die ertoe neigen een overeenkomst te steunen, daarvan zullen afzien als de prijs een burgeroorlog is. Ze denken dat de meerderheid van de joden liever heeft dat joden tegen Arabieren, dan dat joden tegen joden vechten. Sectoralisten en sektariërs onder de joodse kolonisten delen de overtuiging dat de meerderheid van de joden een confrontatie uit de weg gaat zolang ze erin slagen de rest van de maatschappij te overtuigen van hun bereidheid om geweld te gebruiken.

Bij de huidige poging om een overeenkomst tussen Israël en de Palestijnen te bereiken, moet worden gelaveerd tussen de angst voor een Palestijnse fitna, waardoor Hamas een akkoord met Israël zou afwijzen, en de Israëlische angst voor een broederoorlog, waardoor ook de kolonisten een akkoord zouden kunnen afwijzen. Het vergt veel optimisme om in deze situatie te menen dat een compromis binnen handbereik is.

Essentieel voor de toekomst van een uiteindelijk compromis is de vraag of de kolonisten zich in meerderheid sektariërs of sectoralisten zullen betonen, en evenzeer de vraag of Hamas zich sektarisch of sectoraal zal opstellen, maar dit kan alleen de tijd ons leren.

Avishai Margalit (1939) is sinds 2006 hoogleraar filosofie aan The Institute for Advanced Study in Princeton, New Jersey. Hij werd geboren in Palestina – toen nog een Brits protectoraat. Aan de filosofische faculteit van de Hebreeuwse universiteit in Jeruzalem was hij decaan en hoogleraar. Ook hoort hij tot de oprichters van Vrede Nu, een organisatie die streeft naar verzoening tussen Israëlische Joden, Arabieren en Palestijnen. Hij is lid van het Center for the Study of Rationality in Jerusalem waar geleerden en studenten van verschillende disciplines zich in discussie, fora en onderzoek bezighouden met de rationele basis van besluitvorming. In 2002 kreeg hij de Spinozalens voor zijn bijdragen aan de ethiek. Hij schrijft regelmatig voor The New York Review of Books . Onder andere schreef hij samen met Ian Buruma: Occidentalisme: het westen in de ogen van zijn vijanden. vert. Atlas (2004).

In de jaarlijkse Thomas More lezing laten internationaal bekende filosofen hun licht schijnen over wereldkwesties. Deze wordt georganiseerd door het Soeterbeeckprogramma van de universiteit van Nijmegen.

Dit is een verkorte versie van de tekst die de Israëlische filosoof Avishai Margalit afgelopen vrijdag heeft uitgesproken in De Rode Hoed te Amsterdam in het kader van de jaarlijkse Thomas More-lezing van het Soeterbeeck Programma van de Radboud Universiteit Nijmegen.

nrc.nl