Marsipulami
17-11-08, 01:19
(...) Vlaams Blok-stem
Elchardus e.a. (1993) concluderen in hun onderzoek, gebaseerd op de
dataverzameling van het ISPO bij de verkiezingen van 1991, dat het Vlaams Blok een
veel grotere aantrekkingskracht blijkt uit te oefenen op ongelovigen en zich
progressief wanende vrijzinnigen dan op het katholieke deel van de bevolking. Een
verklaring hiervoor werd gezocht in het feit dat ongeloof en vrijzinnigheid dienen te
worden geïnterpreteerd als oppositionele houdingen die zich uiten in
'proteststemmen'. Dit oppositionele karakter werd gezocht in twee ontwikkelingen:
de groei van culturele flexibiliteit en de populistische ontvoogding.
Het eerste verwijst naar de vrijheid of de flexibiliteit om wars van waarden en ethische
voorschriften de eigen subjectiviteit en impulsen te volgen. De kern van de
populistische ontvoogding is een opeisen van het recht op vrijheid, maar dan wel
'negatieve' vrijheid, dit wil zeggen het ontbreken van dwang, verplichting en
bemoeizucht. Ongelovigen en vrijzinnigen, zo stellen Elchardus e.a., hanteren
gemakkelijk dergelijk vrijheidsconcept. Lubbers (2001) laat zien dat in Be lgië
onkerkelijken vaker op het Blok stemmen omdat ze sterker lijden onder gevoelens
van relatieve deprivatie en omdat ze etnocentrischer zijn.
Op basis van de interpretatie van de verkiezingen van 1995, worden volgens Derks en
Deschouwer (1998) de inzichten van 1991 niet volledig bevestigd. Ze worden
onderschreven voor ongelovigen, maar niet voor vrijzinnigen. De ongelovigen
stemmen, aldus Derks en Deschouwer, duidelijk het meest voor het Vlaams Blok,
gevolgd door de buitenkerkelijke katholieken en de randkerkelijken. De twee
groepen met de laagste score zijn vrijzinnigen en kerkse katholieken, waarbij de
laatste groep nog iets lager scoort dan de vrijzinnigen.
De meest plausibele verklaring voor de discrepantie tussen beide onderzoeken is
volgens Derks en Deschouwer (1998) het toeval dat te wijten is aan de kleine
aantallen waarmee de onderzoeken te maken hebben. Billiet (1998b) merkt
daarentegen op dat in 1991 waarschijnlijk geen verkeerde schatting is gemaakt. De
steekproef was toen beduidend groter dan in 1995 en alle andere bevindingen zijn
stabiel gebleven. Hij schrijft de verandering toe aan de gevoerde discussie die zich na
de bevindingen van 1991 ontspon in vrijzinnige middens en de daaruit voortkomende
bewustwording.
Volgens Billiet (1993b) vertonen kerkelijke kernleden minder de neiging om voor een
rechts-extremistische partij te stemmen, zelfs indien zij zich bedreigd voelen door
migranten. Elchardus, Kavadias en Pelleriaux (1996) schrijven dit toe aan het feit dat
katholieken gezagstrouwer zijn en vanuit dat gevoel trouwer blijven aan hun partij.
Wanneer vrijzinnigen zich daarentegen slechts een beetje negatief opstellen tegenover
migranten, voelen ze zich minder geremd om voor het Blok te stemmen.
(...)
Uit: TIJDSCHRIFT VOOR SOCIOLOGIE 2002 - Volume 23 - Nr. 2
http://www.sociologie.be/tijdschrift/jrg/pdf/TvS2002nr2art3.pdf
Elchardus e.a. (1993) concluderen in hun onderzoek, gebaseerd op de
dataverzameling van het ISPO bij de verkiezingen van 1991, dat het Vlaams Blok een
veel grotere aantrekkingskracht blijkt uit te oefenen op ongelovigen en zich
progressief wanende vrijzinnigen dan op het katholieke deel van de bevolking. Een
verklaring hiervoor werd gezocht in het feit dat ongeloof en vrijzinnigheid dienen te
worden geïnterpreteerd als oppositionele houdingen die zich uiten in
'proteststemmen'. Dit oppositionele karakter werd gezocht in twee ontwikkelingen:
de groei van culturele flexibiliteit en de populistische ontvoogding.
Het eerste verwijst naar de vrijheid of de flexibiliteit om wars van waarden en ethische
voorschriften de eigen subjectiviteit en impulsen te volgen. De kern van de
populistische ontvoogding is een opeisen van het recht op vrijheid, maar dan wel
'negatieve' vrijheid, dit wil zeggen het ontbreken van dwang, verplichting en
bemoeizucht. Ongelovigen en vrijzinnigen, zo stellen Elchardus e.a., hanteren
gemakkelijk dergelijk vrijheidsconcept. Lubbers (2001) laat zien dat in Be lgië
onkerkelijken vaker op het Blok stemmen omdat ze sterker lijden onder gevoelens
van relatieve deprivatie en omdat ze etnocentrischer zijn.
Op basis van de interpretatie van de verkiezingen van 1995, worden volgens Derks en
Deschouwer (1998) de inzichten van 1991 niet volledig bevestigd. Ze worden
onderschreven voor ongelovigen, maar niet voor vrijzinnigen. De ongelovigen
stemmen, aldus Derks en Deschouwer, duidelijk het meest voor het Vlaams Blok,
gevolgd door de buitenkerkelijke katholieken en de randkerkelijken. De twee
groepen met de laagste score zijn vrijzinnigen en kerkse katholieken, waarbij de
laatste groep nog iets lager scoort dan de vrijzinnigen.
De meest plausibele verklaring voor de discrepantie tussen beide onderzoeken is
volgens Derks en Deschouwer (1998) het toeval dat te wijten is aan de kleine
aantallen waarmee de onderzoeken te maken hebben. Billiet (1998b) merkt
daarentegen op dat in 1991 waarschijnlijk geen verkeerde schatting is gemaakt. De
steekproef was toen beduidend groter dan in 1995 en alle andere bevindingen zijn
stabiel gebleven. Hij schrijft de verandering toe aan de gevoerde discussie die zich na
de bevindingen van 1991 ontspon in vrijzinnige middens en de daaruit voortkomende
bewustwording.
Volgens Billiet (1993b) vertonen kerkelijke kernleden minder de neiging om voor een
rechts-extremistische partij te stemmen, zelfs indien zij zich bedreigd voelen door
migranten. Elchardus, Kavadias en Pelleriaux (1996) schrijven dit toe aan het feit dat
katholieken gezagstrouwer zijn en vanuit dat gevoel trouwer blijven aan hun partij.
Wanneer vrijzinnigen zich daarentegen slechts een beetje negatief opstellen tegenover
migranten, voelen ze zich minder geremd om voor het Blok te stemmen.
(...)
Uit: TIJDSCHRIFT VOOR SOCIOLOGIE 2002 - Volume 23 - Nr. 2
http://www.sociologie.be/tijdschrift/jrg/pdf/TvS2002nr2art3.pdf