PDA

Bekijk Volledige Versie : Moslimextremisten zijn niet kansarm



Marsipulami
18-11-08, 08:37
Radicalen kansarm noch jong


Moslimradicalen zouden kansarme mensen zijn, jong en extra religieus. Gallup-onderzoek ontzenuwt deze vooronderstellingen. Radicale moslims leven in bovengemiddelde welstand.


De vergissing is eerder gemaakt bij voetbalvandalen. Het moesten wel kansarme mensen zijn, zo heette het, want anders doe je niet zo baldadig.

De Britse premier Margareth Thatcher veegde de vloer aan met die theorie, na het bloedbad in het Heizelstadion in Brussel, in 1985. Ze wees erop dat die ’kansarme hooligans’ wel genoeg geld hadden om zich een reis naar Brussel en een duur ticket voor de Europacupfinale te kunnen veroorloven en om zich klem te zuipen.

Ook het idee dat moslimradicalen, mensen die tegen het terrorisme aanzitten, per se kansarme mensen zouden zijn aan de onderkant van de samenleving, klopt niet. Hun welvaartsniveau ligt juist boven het gemiddelde. Het Amerikaanse instituut Gallup ontdekte dat bij een grootscheeps opinieonderzoek in de moslimwereld. Aanleiding voor het onderzoek vormden de aanslagen van 11 september 2001 door Al-Kaida.

Telefonische interviews zouden geen objectief beeld opleveren doordat er in moslimlanden te weinig telefoons zijn, waardoor telefoonbezitters geen neutrale dwarsdoorsnede van de bevolking vormen. De onderzoekers gingen daarom met vragenlijsten bij de mensen zelf op bezoek. Eén van de vragen ging over de aanslagen van 11 september 2001. Zeven procent van de ondervraagden keurde die terreurdaden zonder voorbehoud goed. Voor Gallup was dat antwoord het criterium om iemand een extremist te noemen.

„Over die zeven procent moeten we ons zorgen maken”, zegt de Amerikaanse islamdeskundige John Esposito. „Je hebt het over vele miljoenen mensen. Een aantal daarvan kan echt terrorist worden.” Esposito, als deskundige verbonden aan Gallup, schreef een boek over het opinie-onderzoek, dat onlangs in het Nederlands uitkwam onder de titel ’Wie spreekt er namens de islam?’

Gallup deed over die potentieel gevaarlijke groep van zeven procent opvallende ontdekkingen. De gemiddelde leeftijd bijvoorbeeld. Radicalisme wordt vaak in verband gebracht met een jonge leeftijd maar bij deze groep gaat dat nauwelijks op. De gemiddelde leeftijd ligt maar een fractie beneden die van de respondenten.

Hun welstand ligt dus vrij hoog. Over hun eigen toekomst zijn ze bovendien optimistisch, ze verwachten verbetering. Persoonlijke wanhoop lijkt daarom niet hun drijfveer te zijn. Daarentegen zijn ze wel ontevreden en pessimistisch over de toekomst van hun samenleving.

Een derde misvatting: deze radicalen zouden extra religieus zijn. Dat blijkt in elk geval niet uit hun gedrag. Bidden en vasten doen ze minder vaak dan anderen. Hun radicale opstelling motiveren ze vooral met politieke en economische, niet met religieuze argumenten. Terwijl moslims die terreur afwijzen, daarvoor juist wel vaak een religieus argument gebruiken: ’het is in strijd met de islam’.

Esposito: „Je ziet hetzelfde verschijnsel in de toespraken van Bin Laden. In de eerste helft daarvan gaat het ook alleen maar over politiek en economie. Klopt, er zijn mensen die zuiver vanwege de godsdienst aanslagen plegen. Maar meestal is het toch anders en gebruiken de terroristen de godsdienst als een rechtvaardiging of ook als een middel om aanhang te mobiliseren. Terwijl hun uiteindelijke drijfveren toch niet echt religieus zijn.”

Die drijfveren hebben te maken met het gevoel dat het Westen, de VS voorop, de moslimwereld wil overheersen en de natuurlijke rijkdommen wil stelen. Omdat de grieven zo duidelijk politiek van aard zijn, gelooft Esposito niet in de onvermijdelijkheid van een groot conflict tussen het Westen en de moslimwereld. Hij is dan ook niet een aanhanger van de theorie van Samuel Huntington, die denkt dat deze eeuw in het teken zal staan van een ’slag tussen beschavingen’.

De bevindingen over de radicale zeven procent zijn het spectaculairst in het onderzoek van Gallup. Andere resultaten klinken soms bijna aandoenlijk, omdat ze zozeer overeenkomen met wat andere mensen op deze planeet ook vinden. Zo vinden moslims drie dingen het belangrijkst: verbetering van de materiële welstand, rechtszekerheid en democratie. Voor de rechtszekerheid verwachten ze veel van invoering van de islamitische sharia-wetgeving. De sharia en democratie vormen een moeizame combinatie, omdat de sharia maar een beperkte godsdienstvrijheid toelaat. Op uittreding uit de islam kan zelfs de doodstraf volgen. Toch denkt Esposito dat de huidige dictatoriale regimes een groter beletsel voor de democratie vormen dan de liefde van moslims voor de sharia.

In het islamdebat van de afgelopen tien jaar behoort Esposito tot de ’positivo’s’. Zijn optimisme is vooral na september 2001 wat uit de mode geraakt. Sceptici, die weigeren een scherpe grens te trekken tussen de gematigde islam en het extremistische terrorisme kregen de overhand in het debat.

Uitgetreden moslims van het type Ayaan Hirsi Ali versterkten hun gelederen. Zij betwijfelen sterk of de islam dezelfde ontwikkeling naar modernisme zal doormaken als grote delen van de christenheid in het verleden hebben gedaan. Hun gezag als ’ervaringsdeskundigen’ is groot.

Het Gallup-onderzoek en soortgelijke activiteiten kunnen het initiatief weer enigszins teruggeven aan mensen als Esposito.

Esposito ontleent zijn optimisme nog aan andere bronnen. Hij maakte de stormachtige ontwikkelingen in zijn eigen katholieke kerk mee, na het tweede Vaticaanse concilie in de jaren zestig van de vorige eeuw. „Ik weet uit ervaring dat groepen kunnen veranderen”, zegt hij.

Hij herkent bij de huidige moslims verschijnselen, die eerder bij de katholieken optraden. Bij de katholieken werden hoog opgeleide leken steeds mondiger en steeds minder bereid om klakkeloos het gezag van geestelijken te aanvaarden.


© Trouw 2008,