Marsipulami
11-01-09, 11:45
God bestaat… geniet van het leven
Mark Van de Voorde – In Spanje en ook in Engeland rijden bussen rond met de slogan: God bestaat waarschijnlijk niet, maak je dus geen zorgen, geniet van het leven. Het atheïsme moet wel in erg levensbedreigende ademnood zitten, dat het naar dit ultieme middel moet grijpen om aandacht te krijgen. Helaas, deze atheïsten maken drie fouten tegelijk, in elke zinsnede een. Dat zwaktebod moet de teloorgang van het atheïsme verdoezelen.
Sinds Richard Dawkins, Christoffer Hitchens en consorten hun grof-geschut-boeken tegen het christelijke geloof hebben geschreven met pennen gedoopt in vitriool, lijkt het atheïsme zijn fiolen van de haat tegen het geloof te blijven uitgieten. Much ado about nothing, zou Shakespeare zeggen.
Nu moeten immers buskaravanen eraan te pas komen om de goddeloze boodschap aan de man brengen, omdat mensen die literatuur misschien wel lezen maar in hun hart toch blijven geloven, ook al is het maar “dat er iets is”. Die ‘ietsisten’ zoals minister Plasterk ze ooit noemde, tonen dat het atheïsme de mensen niet warm kan maken. Als je alleen maar njet zegt, kun je moeilijk een ja als beaming verwachten. Dat is het probleem van het atheïsme, het is tegen maar niet voor. Een karavaan groeit, als die ergens heen gaat, niet als die ergens van weg gaat.
Hoe harder het atheïsme toeslaat, hoe meer het zijn kwetsbare flanken blootgeeft. Neem nu die slogan op de bussen in Spanje en Groot-Brittannië: God bestaat waarschijnlijk niet, maak je dus geen zorgen, geniet van het leven. Driewerf dom, dwaas, zwaktebod.
“God bestaat waarschijnlijk niet.” Waar is de tijd dat atheïsten zonder trillertje in de stem lieten weten dat God niet bestond? Zonder meer ‘niet’. Punt, andere lijn. Toen kon je nog eens discussiëren, met slaande trom en desnoods deuren. ‘Waarschijnlijk’ is geen woord om met schelle stem te schreeuwen. ‘Waarschijnlijk’ is een woord uit het register van de fluistertoon. Als argument niks waard, want een aarzeling. De munt staat op zijn rand; hij kan langs beide zijden vallen, kop of munt.
De kerk laat tenminste de kop van God zien en slaat er munt uit. God bestaat, zegt de kerk. Daar zal wel een of ander onverlaat van een predikant rondlopen die God uit zijn zondagspredicatie heeft geschrapt, en ook een of ander renegaat van een pastoor die, zoals Paul Zulehner het ooit verwoordde, op zondag “zijn goddeloosheid tentoonspreidt”, maar de kerk zegt dat God bestaat. Punt, andere lijn.
Niet dat ze daar bewijzen voor heeft. Neen, want God kun je niet bewijzen, alle Godsbewijzen ten spijt. De kerk weet het ’van horen zeggen’. Niet zomaar, maar van Jezus van Nazareth. Om het wat meer theologisch te zeggen, het christelijke geloof is een geopenbaarde godsdienst. Van horen zeggen is niet niks, dat is getuigenis, het meest overtuigende wat een mens kan brengen.
Daartegenover staat het atheïsme van vandaag: God bestaat waarschijnlijk niet. Een zwaktebod. Want bewijzen kunnen ze het niet, hoezeer ze daar ooit op hadden gehoopt. Ze weten inmiddels beter. Dan maar… waarschijnlijk. Waarschijnlijk draait de zon rond de aarde, dacht men ook eeuwenlang.
“Maak je dus geen zorgen.” Met zo weinig ‘waarheid’ en zoveel ‘schijn’ zou ik me best zorgen maken. Als God niet bestaat, dan heb ik alle reden om in de piepzak te zitten. Dat ingewikkelde gedoe dat leven heet, loopt dan immers uit op niets. Dan zijn bijvoorbeeld alle doden van onrecht en geweld – van de vergaste Joden uit het concentratiekamp tot de verkrachte vrouwen in Oost-Congo – niet meer geweest dan de jammerlijke mislukkelingen van de geschiedenis.
Volgens Christoph Markschies, president van de Berlijnse Humboldt Universiteit, mag alleen hij zich atheïst noemen die bereid is om de fundamentele onzekerheid en de donkere nacht in te gaan die de afschaffing van God tot gevolg heeft: “Zoals de christenen het ontzaglijke waagstuk aangaan zichzelf en hun leven aan een God toe te vertrouwen die men niet kan zien, zo moeten de atheïsten na Nietzsche het waagstuk aangaan zich te laten vallen in het pure niets waar niets meer hen vasthoudt en draagt.” Dan is, als puntje bij paaltje komt, het leven zinloos. Dan zou ik me pas zorgen maken.
“Geniet van het leven.” Ik zou niet meer kunnen genieten met voor mijn ogen dat perspectief van het zwarte gat. Merkwaardig dat atheïsten ervan uitgaan dat christenen gebukt gaan onder de verboden en de ogen luiken voor het boze oog van God. Ik word opgetild door de liefde. Elke dag zegt God tegen mij: “Ik besta… geniet van het leven.”
Mark Van de Voorde
Mark Van de Voorde – In Spanje en ook in Engeland rijden bussen rond met de slogan: God bestaat waarschijnlijk niet, maak je dus geen zorgen, geniet van het leven. Het atheïsme moet wel in erg levensbedreigende ademnood zitten, dat het naar dit ultieme middel moet grijpen om aandacht te krijgen. Helaas, deze atheïsten maken drie fouten tegelijk, in elke zinsnede een. Dat zwaktebod moet de teloorgang van het atheïsme verdoezelen.
Sinds Richard Dawkins, Christoffer Hitchens en consorten hun grof-geschut-boeken tegen het christelijke geloof hebben geschreven met pennen gedoopt in vitriool, lijkt het atheïsme zijn fiolen van de haat tegen het geloof te blijven uitgieten. Much ado about nothing, zou Shakespeare zeggen.
Nu moeten immers buskaravanen eraan te pas komen om de goddeloze boodschap aan de man brengen, omdat mensen die literatuur misschien wel lezen maar in hun hart toch blijven geloven, ook al is het maar “dat er iets is”. Die ‘ietsisten’ zoals minister Plasterk ze ooit noemde, tonen dat het atheïsme de mensen niet warm kan maken. Als je alleen maar njet zegt, kun je moeilijk een ja als beaming verwachten. Dat is het probleem van het atheïsme, het is tegen maar niet voor. Een karavaan groeit, als die ergens heen gaat, niet als die ergens van weg gaat.
Hoe harder het atheïsme toeslaat, hoe meer het zijn kwetsbare flanken blootgeeft. Neem nu die slogan op de bussen in Spanje en Groot-Brittannië: God bestaat waarschijnlijk niet, maak je dus geen zorgen, geniet van het leven. Driewerf dom, dwaas, zwaktebod.
“God bestaat waarschijnlijk niet.” Waar is de tijd dat atheïsten zonder trillertje in de stem lieten weten dat God niet bestond? Zonder meer ‘niet’. Punt, andere lijn. Toen kon je nog eens discussiëren, met slaande trom en desnoods deuren. ‘Waarschijnlijk’ is geen woord om met schelle stem te schreeuwen. ‘Waarschijnlijk’ is een woord uit het register van de fluistertoon. Als argument niks waard, want een aarzeling. De munt staat op zijn rand; hij kan langs beide zijden vallen, kop of munt.
De kerk laat tenminste de kop van God zien en slaat er munt uit. God bestaat, zegt de kerk. Daar zal wel een of ander onverlaat van een predikant rondlopen die God uit zijn zondagspredicatie heeft geschrapt, en ook een of ander renegaat van een pastoor die, zoals Paul Zulehner het ooit verwoordde, op zondag “zijn goddeloosheid tentoonspreidt”, maar de kerk zegt dat God bestaat. Punt, andere lijn.
Niet dat ze daar bewijzen voor heeft. Neen, want God kun je niet bewijzen, alle Godsbewijzen ten spijt. De kerk weet het ’van horen zeggen’. Niet zomaar, maar van Jezus van Nazareth. Om het wat meer theologisch te zeggen, het christelijke geloof is een geopenbaarde godsdienst. Van horen zeggen is niet niks, dat is getuigenis, het meest overtuigende wat een mens kan brengen.
Daartegenover staat het atheïsme van vandaag: God bestaat waarschijnlijk niet. Een zwaktebod. Want bewijzen kunnen ze het niet, hoezeer ze daar ooit op hadden gehoopt. Ze weten inmiddels beter. Dan maar… waarschijnlijk. Waarschijnlijk draait de zon rond de aarde, dacht men ook eeuwenlang.
“Maak je dus geen zorgen.” Met zo weinig ‘waarheid’ en zoveel ‘schijn’ zou ik me best zorgen maken. Als God niet bestaat, dan heb ik alle reden om in de piepzak te zitten. Dat ingewikkelde gedoe dat leven heet, loopt dan immers uit op niets. Dan zijn bijvoorbeeld alle doden van onrecht en geweld – van de vergaste Joden uit het concentratiekamp tot de verkrachte vrouwen in Oost-Congo – niet meer geweest dan de jammerlijke mislukkelingen van de geschiedenis.
Volgens Christoph Markschies, president van de Berlijnse Humboldt Universiteit, mag alleen hij zich atheïst noemen die bereid is om de fundamentele onzekerheid en de donkere nacht in te gaan die de afschaffing van God tot gevolg heeft: “Zoals de christenen het ontzaglijke waagstuk aangaan zichzelf en hun leven aan een God toe te vertrouwen die men niet kan zien, zo moeten de atheïsten na Nietzsche het waagstuk aangaan zich te laten vallen in het pure niets waar niets meer hen vasthoudt en draagt.” Dan is, als puntje bij paaltje komt, het leven zinloos. Dan zou ik me pas zorgen maken.
“Geniet van het leven.” Ik zou niet meer kunnen genieten met voor mijn ogen dat perspectief van het zwarte gat. Merkwaardig dat atheïsten ervan uitgaan dat christenen gebukt gaan onder de verboden en de ogen luiken voor het boze oog van God. Ik word opgetild door de liefde. Elke dag zegt God tegen mij: “Ik besta… geniet van het leven.”
Mark Van de Voorde