PDA

Bekijk Volledige Versie : Hajo Meyer: Nooit vrede in Gazastrook



IbnRushd
10-02-09, 11:05
Hajo Meyer: Nooit vrede in Gazastrook

06-02-2009 08:38 | Evert van Vlastuin

In de eerste jaren na 1948 gaf Hajo Meyer behoorlijk wat geld aan de nieuwe staat Israël. Inmiddels ziet hij het zionistisch experiment als mislukt. Het optreden van Israël tegenover de Palestijnen herinnert hem aan wat hij in de jaren dertig in Duitsland meemaakte. „Ik weet heel goed hoe het voelt als men je als kakkerlak behandelt.”

Hajo werd in 1924 geboren in een redelijk welgesteld advocatengezin in het Duitse Bielefeld. „Vader was doctor in de rechten. Mijn ouders kwamen uit zeer geassimileerde gezinnen. Ze waren meer Duits dan Joods.

Mijn vader kreeg hoge decoraties voor zijn optreden als soldaat in de Eerste Wereldoorlog. In die tijd had hij ook mijn moeder leren kennen, die als verpleegster werkte in een hospitaal aan het oostfront.

Via mijn vader was ik lid van de jeugdafdeling van de rijksbond van Joodse frontsoldaten. Later werden alle Joodse jeugdbonden opgeheven. Alleen de zionistische jeugdgroep mocht blijven bestaan. De zionisten en de nazi’s werkten op enkele gebieden samen.

Vanwege zijn onderscheidingen mocht mijn vader voor de rechtbank nog tot 1943 Joden verdedigen. Niet meer in toga. Zijn waardigheid als advocaat was hem wel ontnomen. Maar tot het laatst won hij zaken, dus er was geen volkomen rechteloosheid.

Later is hij in het concentratiekamp in Theresienstadt overleden aan de gevolgen van zijn verwondingen uit de Eerste Wereldoorlog. Uit angst naar Auschwitz te worden gebracht, heeft mijn moeder daar toen zelfmoord gepleegd. Ik kan daar heel goed inkomen.”

Was aanpassing aan de Duitse omgeving normaal onder Duitse Joden?

„O ja. Ze waren niet te vergelijken met het Nederlandse Jodendom. In Duitsland had je vanaf de negentiende eeuw de zogenaamde Reformrabbijnen, onder invloed van Moses Mendelssohn (grootvader van de componist Felix, EvV).

Deze Reformrabbijnen stelden de ethiek centraal. Het ging niet zozeer om de Joodse rituelen, maar om je goede daden en je betekenis voor de medemens.

De kortste verwoording van deze leer vind je in Leviticus 19:34, namelijk dat je vreemdelingen als geboren Israëlieten moet behandelen, omdat de Joden zelf vreemdelingen waren in Egypte. Deze moraal kwam bij ons elke dag terug. Het hing over alles heen. Maar aan religie deden we niet. Ik heb thuis niet leren bidden.

Omdat mijn vader veel Joodse klanten had, gingen wij op feestdagen wel naar de synagoge. Maar mijn ouders konden geen Hebreeuws lezen, en van mijn grootouders slechts één. Toen halverwege de jaren dertig mijn vaders vader stierf, waren we door de Jodenhaat van Hitler al wat Joodser geworden en wilde mijn vader het gebed voor de doden lezen. Mijn broer heeft dit toen voor hem vanuit het Hebreeuws overgezet in normaal schrift.

Lang geleden heb ik mezelf ook toegelegd op Hebreeuws. Op een zeker moment kon ik me wel verstaanbaar maken. Maar ik heb zo veel afkeer van de Israëlische politiek gekregen dat ik er niets meer mee te maken wil hebben.”

Het spreken over zijn jeugd in Duitsland kost de 84-jarige Meyer geen moeite. Genoeglijk keuvelt hij over zijn bevoorrechte opvoeding. De emoties spelen alleen op als het gaat over het huidige Israël.

Op tafel ligt Meyers omstreden boek ”Het einde van het jodendom” in drie talen: Nederlands, Duits en Engels. Eigenlijk bevalt alleen die laatste uitgave de schrijver. „De dreigende foto van die Israëlische militair bij die grenspost vertelt precies wat ik zeggen wil.”

In het raamkozijn staat de zevenarmige kandelaar met half opgebrande druipkaarsen, die de omslag van de Nederlandse uitgave siert.

Voor de jonge Hajo was het leven tot aan de Kristallnacht van november 1938 niet bijzonder slecht. „In Westfalen was de positie van Joden al vanaf de Franse tijd beter dan elders. Ik was tot het laatst lid van het voetbalteam in de klas. Ik herinner me maar één jongen die me uitschold.

Toen ik met mijn vader en twee broers eens in de tram stapte, zei mijn vader: Jongens, nu niet meer hardop praten want dan zeggen de mensen dat Joden altijd lawaai maken. Zijn strategie was als Jood niet op te vallen. Hij vergat dat hij door te fluisteren de argwaan wekte dat Joden altijd geheimen hebben.

Dit veranderde na de Kristallnacht natuurlijk allemaal. Ons huis zat vol huilende vrouwen van wie de mannen waren gearresteerd. Mijn vader slaagde erin de frontsoldaten onder hen weer los te krijgen.

De gebeurtenissen tijdens de Kristallnacht waren een collectieve straf voor de Joden vanwege de moord op een Duitse diplomaat. Dat principe van collectieve straffen kenmerkt de nazi’s. Volgens de VN-waarnemer voor de mensenrechten, Richard Falk, zien we het vandaag terug in de Gazastrook.

Na de Kristallnacht fietste ik weer naar het gymnasium, maar mocht er niet meer in. De school was gesloten voor ons. Terwijl voor Duitse Joden het leren zo belangrijk was. Mijn ouders en ik zagen na verloop van tijd geen andere optie dan mij naar Nederland te sturen.”

Na allerlei omzwervingen kwam Hajo in 1943 op een onderduikadres in Blaricum, waar hij in 1944 werd opgepakt. Via Scheveningen en Westerbork ging hij naar Auschwitz.

Wist u toen al van de vernietiging van de Joden?

„Nee. Ik dacht: Ach, het leven daar zal wel hard zijn, maar het valt te overleven. Ik heb ook overleefd, maar alleen door geluk. Ik ben niet gemarteld; omdat ik had geleerd niet op te vallen, ben ik nooit mishandeld; in Auschwitz werkte ik als bankwerker en hoefde die koude winter niet buiten te zijn. Ik heb alleen maar geboft.

Het overleven deed ik samen met mijn vriend Jos Slagter, de latere voorzitter van het Auschwitz Comité. Door chronische darmontsteking moest ik vaak 24 uur vasten en dan gaf ik mijn eten aan hem. Als mijn darmen weer rustig waren, gaf hij zijn portie aan mij. Zonder hem had ik het niet gered en andersom ook niet.

Ik moest wel hard werken en kou lijden, maar dat moest ik voor mijn arrestatie ook. Belangrijk was natuurlijk dat ik op eigen benen stond en voor niemand verantwoordelijk was. Ik heb enorm geluk gehad.”

In januari 1945 werd Auschwitz bevrijd. „De eerste Rus die ik zag, gaf me een appel. Na enkele maanden ging ik terug naar mijn pleegouders in Blaricum. Nog in hetzelfde jaar begon ik mijn studie in Amsterdam.”

Hebt u de oorlog kunnen verwerken?

„Ach, ik heb geprobeerd de zinloze geschiedenis die over me heen is gerold, toch zin te geven door te beseffen dat ik nooit zo wil worden als degenen die hebben geprobeerd me te vernietigen.”

Verwoordde u dat in 1945 ook al zo?

„Nee, zoiets zie je later pas. Ik heb bijvoorbeeld nooit dromen over Auschwitz gehad. De enige slechte dromen die ik had, gingen over het inpakken van de koffers voor mijn vertrek uit Duitsland. Dat moment heeft me gestempeld.

In Auschwitz heb ik gezien hoe mensen werden doodgeschopt en anderen werden opgehangen. Op de terugweg naar het westen zag ik langs de weg duizenden lichamen in de sneeuw liggen. Maar omdat ik door ondervoeding steeds op de rand van leven en dood verkeerde, drong het emotioneel niet tot me door. Wat ik nu op televisie zie over de Gazastrook maakt veel meer indruk. Lichamelijke uitputting heeft dus ook haar beschermende kant.

In het kamp heb ik me vanaf het begin voorgenomen te overleven, maar nooit ten koste van anderen. Dat is gelukt. Daar ben ik nog altijd dankbaar voor.”

Dankbaar aan wie?

„Wat een vraag: aan mijn ouders natuurlijk. Zij hadden mij een goeie ethiek meegegeven. Daarmee ben ik zonder kleerscheuren door het leven gekomen.

Dankbaar ben ik ook voor de bevrijding uit Auschwitz. Dankbaar aan de Russen. In mijn opvoeding heb ik niets meegekregen van een Schepper of een Opperwezen. Dat is later nooit veranderd. Het idee dat er een god nodig is voor een fatsoenlijk leven, is voor mij beslist onjuist. Een indringende, ethische opvoeding is voldoende.”

Hoe stond u in 1948 tegenover de oprichting van Israël?

„In het begin had ik er een ietwat godslasterlijke gedachte bij: Als God hiervoor verantwoordelijk is, waarom deed Hij het dan niet vijftien jaar eerder? Dan waren honderdduizenden Europese Joden er nog geweest -onder wie mijn ouders- en was mijn eigen leven heel anders verlopen.

Later vlakte dat wat af en heb ik er zelfs over gedacht ook die kant uit te gaan. Maar ik wilde eindelijk eens een stabiel leven en dat zou ik als pionier in Palestina niet krijgen. Wel heb ik Israël in die beginjaren behoorlijk financieel gesteund. Maar door de oorlogen in 1967 en 1973 en wat daarop is gevolgd, voelde ik de afstand groeien.”

Kunt u deze vergelijking tussen Israël en nazi-Duitsland toelichten?

„Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: aan de massavernietiging van de Joden ging iets vooraf. Dat was de Duitse propaganda; het uitsluiten, het wegjagen, het onmogelijk maken van onderwijs voor Joden. Kortom, de diabolisering en ontmenselijking.

Dit zie ik allemaal terug in de Palestijnse gebieden. In Israël bestaat een sterke haat tegen alle Arabieren. Pure demonisering. Palestijnen worden gezien als kakkerlakken. En daar weet ik dus heel veel van.”

Uw vergelijking betreft dus vooral de jaren dertig en niet de jaren veertig, met hun totale vernietiging?

„Ja. Die vernietiging is de finale fase. Die had niet kunnen plaatsvinden zonder die voorbereiding, met haar discriminatie en ontmenselijking.
Klik hier!

Ik krijg natuurlijk wel het verwijt dat Israël volgens mij de vernietiging van de Palestijnen op het oog heeft. Dat is niet waar. Maar Israël heeft wel duidelijk de verdrijving op het oog.”

Welke verwachting hebt u van de Palestijnen?

Meyer denkt eerst lang na en zegt dan: „Dat ze het nog een heel lange tijd volhouden. Toen in 1940 Rotterdam werd gebombardeerd, gaf men zich gelijk over. Maar de mensen in Gaza houden het al veertig jaar vol.

Eigenlijk verwacht ik niets. Ik ben ontzettend somber. De Joden kunnen zich niet anders zien dan als slachtoffer. Daarom zijn ze zo bezeten van de gedachte dat ze omsingeld worden. Die paranoia kan uitlopen op een wereldoorlog.”

Rabbijn Evers zei onlangs in NRC Handelsblad: De Joden in de jaren dertig hadden niets misdaan, maar de Palestijnen schieten al jarenlang raketten. Snijdt dat hout?

Fel: „Nee. Het kritieke punt is de collectieve straf op de Palestijnen vanwege incidentele gebeurtenissen. Evers zegt eigenlijk zoiets als dat de wegvoering van de mannen uit Putten wel goed was, omdat er een SS’er was doodgeschoten. Hij vergeet de primaire oorzaak, namelijk de bezetting.”

Israël heeft zich toch teruggetrokken uit de Gazastrook?
Slaat hard met zijn hand op tafel: „Nee. Zonder controle van Israël gaat er geen kruimel brood naar binnen. Het is een gevangenis. Een concentratiekamp, met zijn gebrek aan water en voedsel, vrijheid en brandstof, gezondheidszorg en hygiëne.”

In uw boek besteedt u zegge en schrijve één kritische zin aan de Palestijnse „terreur.” Is dat niet wat uit balans?

„Het boek gaat natuurlijk over het Jodendom. Het lijdt voor mij geen twijfel dat deze raketten in strijd zijn met het internationaal recht. Bovendien is het afvuren daarvan dom en contraproductief. Omdat ze weinig schade aanrichten, is de hysterie erover trouwens sterk overdreven. De primaire fout blijft natuurlijk de Israëlische bezetting.”

U schrijft in uw boek dat Israël zich aan een hogere beschavingsnorm moet houden dan zijn vijanden. Is dat niet meten met twee maten?
„Israël is niet zomaar een primitief landje in het Midden-Oosten. Veel inwoners van het land komen uit Midden-Europa, dat door de verlichting heen is gegaan. De ethiek van dát Jodendom zou de norm moeten zijn.”

„Welke normen zou je voor de Palestijnen willen stellen?” vervolgt Meyer boos. „Aan een volk dat leeft in bezet gebied en dat geen brood en water en nauwelijks medische zorg heeft, kun je geen hoge ethische eisen stellen.”

Is er kans op vrede als de Palestijnen hun raketten aan de grond houden en Israël de grenzen openstelt?

„Nooit. Het zionisme eist maximaal gebied voor de Joden en gunt slechts een minimum aan de Palestijnen. Al dat gepraat over vredesprocessen en eindonderhandelingen is allemaal camouflage. De zionisten willen geen vrede.

De ongelijkheid is veel te groot. Als je een muis en een olifant eindonderhandelingen laat voeren, krijg je geen eerlijke uitkomst. Om de eerlijkheid de bewaren, zou je er een leeuw en een tijger naast moeten plaatsen. Maar wie zal die rol spelen? Het christelijke Westen met dat schuldgevoel en die laag boter op het hoofd zal zich er echt niet voor inzetten. Hoe langer ik erover praat, hoe bozer ik word. Het is om je diep weg te schamen.”

Hajo Meyer spreekt dinsdag op een RD-debatavond over de Israëlische verkiezingen. Klik hier voor opgave.

Levensloop:
Dr. Hajo G. Meyer werd in 1924 geboren in het Duitse Bielefeld. In 1939 lieten zijn ouders hem vluchten naar Nederland, waar hij op ten minste vijf adressen werd opgevangen.

Na de bevrijding studeerde hij theoretische natuurkunde, waarin hij later ook promoveerde. Bij Philips klom hij op tot de top, waar hij directeur wetenschappelijk onderzoek was.

Na zijn pensionering legde hij zich toe op het bouwen van violen. Hij maakte zo’n vijftig instrumenten voor professionele violisten.

In 2001 sloot dr. Meyer zich aan bij het initiatief van Een Ander Joods Geluid (EAJG), waarvan hij bestuurslid is. Deze organisatie staat kritisch ten opzichte van het beleid van Israël tegenover zijn buurlanden.

Bron: refdag.nl

tanger'73
10-02-09, 12:03
Dat zal er denk ik ook nooit van komen. Laten we wel wezen dat de arme inheemse bevolking (de Palestijnen) slachtoffer zijn geworden van overmacht, tijdens en kort na een koloniaal Brits regime. De inheemse bevolking zijn net als de indianen in Noord- Amerika nergens bij betrokken of zijn ooit in de gelegenheid geweest zich ergens tegen te verzetten.

Normaal keert bij dekolonisatie de kolonisator terug naar zijn land van herkomst, zoals in Marokko en Algerije zich heeft voltrokken. Maar in israël is dat helaas niet mogelijk. israël is een klopgeest die voorgoed een lichaam heeft ingenomen en geen enkel exorcist hem meer kan uitdrijven.

IbnRushd
11-02-09, 13:19
Hajo Meyer: Nooit vrede in Gazastrook

[...]

Welke verwachting hebt u van de Palestijnen?

Meyer denkt eerst lang na en zegt dan: „Dat ze het nog een heel lange tijd volhouden. Toen in 1940 Rotterdam werd gebombardeerd, gaf men zich gelijk over. Maar de mensen in Gaza houden het al veertig jaar vol.

Eigenlijk verwacht ik niets. Ik ben ontzettend somber. De Joden kunnen zich niet anders zien dan als slachtoffer. Daarom zijn ze zo bezeten van de gedachte dat ze omsingeld worden. Die paranoia kan uitlopen op een wereldoorlog.”




Een verontrustende constatering uit de mond van iemand die niet zolang geleden op de vraag of de wereld zo’n ‘etnische schoonmaak’ zal tolereren, zei: ‘Dat ligt eraan wie het doet en hoe snel het gebeurt. We hebben enkele honderden kernkoppen en raketten om ze overal op te gooien, misschien zelfs op Rome. Met vliegtuigen zijn de meeste Europese hoofdsteden zelfs een doelwit. (...) Maar ons leger is niet nummer 30 in de wereld, het is nummer twee of drie. Wij hebben de mogelijkheid de wereld mee te slepen als we ten onder gaan. En ik kan u beloven dat voordat Israël wordt vernietigd, we dat ook zullen doen. [Bron (http://anjameulenbelt.sp.nl/weblog/wp-content/uploads/2009/02/njb_art0904-1841.pdf)], en: Geciteerd in the Observer Guardian, ‘The War Game, the current crisis in the Middle East’, op 21 september 2003; het oorspronkelijke interview verscheen in Elsevier, 27 april 2002, nr. 17, p. 52-53.