The_Grand_Wazoo
24-05-09, 20:44
Kwam onderstaande recensie van A. Allawi's 'The Crisis of Islamic culture' door Henk Mueller tegen in de Volkskrant van 22 mei. Misschien hier al afgeserveerd door de usual suspects, aan wie ik bij lezing af en toe moest denken. Zo vroeg ik mij af of Sal wel een groot genoeg font zou kunnen vinden.
---------
Ethisch en spiritueel is de islam op sterven na dood, stelt de Iraakse oud-minister en gelovige sjiiet Ali A. Allawi. Het Westen hoeft zich niet bedreigd te voelen.
Het Westen is ten onrechte bang voor de islam. Het idee dat westerse waarden op het punt staan te wijken voor die van een religie, klopt niet. Dat idee heeft wel postgevat in de geesten van gewelddadige jihad-strijders die zichzelf zien als een voorhoede die de grote massa met aanslagen zal wakker schudden. Aanslagen die ellende aanrichten, maar feitelijk stuiptrekkingen zijn van een cultuur die ten dode opgeschreven is. Dat klinkt wellicht bizar en naïef, maar het is niet de eerste de beste die tot dit oordeel komt.
Zelden lees je zo’n erudiete, afstandelijke en vooral overtuigende beschrijving van de ondergang van een beschaving als bij Ali A. Allawi. Niet dat hij die ondergang toejuicht, integendeel. Allawi is een gelovig sjiiet en werd minister van Defensie en Financiën in de Iraakse regering die aantrad na de inval van de VS in 2003. Hij werkt nu aan de universiteit van Princeton en eerder schreef het standaardwerk The Occupation of Iraq: Winning the War, Losing the Peace . Hij kent de religieuze traditie van de islamitische wereld als weinig anderen, maar is minstens zo goed thuis in westers gedachtengoed.
Zijn nieuwe boek The Crisis of Islamic Civilization is een fascinerend en fraai geschreven verslag van een hopeloze strijd die de islamitische wereld voert sinds de opkomst van het Westen. Allawi richt zich vooral op de laatste twee eeuwen in zijn poging de oorzaken van die teloorgang te beschrijven. Tegen het moderne Westen blijkt geen kruid gewassen. Sinds de 19de- eeuw kent de islamitische wereld twee reacties op de opkomst van het Westen: secularisme en liberalisme, dan wel terugkeer naar de wortels van de islam. De leiders van de islamitische wereld bewandelden eerst het seculiere pad. Die weg liep in 1967 definitief dood toen Israël de Arabische legers vernederend versloeg. Elke geloofwaardigheid van de heersende machthebbers was weg. De westerse ideeën hadden niets opgeleverd, er was nog maar een middel over: de islam.
De beurt was nu aan de salafisten, puristen die terugverlangden naar de gouden dagen van de islam, de tijd van Mohammed en zijn volgelingen. Allawi constateert droogjes dat het pech was voor de islam dat zij de politieke steun kregen van de Wahabieten in Saoedi-Arabië, die alles wilden verbieden wat na de profeet in zwang was geraakt.
De ‘triomftocht’ van de puristen begon in 1979. Allawi schetst haarfijn de twee oorzaken. Eerst de sjiitische islamitische revolutie van 1979 in Iran, en daarna de bezetting door soennitische radicalen in datzelfde jaar van de grote moskee in Mekka. Het waren beide revoluties tegen het Westen. Khomeini wilde de islam wereldwijd verbreiden en de grote soennitische concurrent, de Saoedische heersers die Mekka en Medina beheerden, beloofden op hun beurt radicale geestelijken alle vrijheid om hun versie van de islam te verspreiden. De salafisten hadden vanaf die tijd onbeperkt toegang tot geld en wilden op hun beurt de wereld bekeren.
Desondanks vormt de islam in Allawi’s ogen geen echte bedreiging voor het Westen. De islamitische wereld parasiteert op datzelfde Westen en de leiders van die wereld zijn onlosmakelijk met het globaliseringsproces verbonden. De machtige financiële en commerciële conglomeraten in de regio hebben veel te veel belang bij de status quo.
De ethische en vooral de spirituele kant van de islam is op sterven na dood, schrijft Allawi, die pleit voor een spirituele herbezinning op basis van nu vrijwel uitgeroeide tradities. ‘De zelfvoldaanheid die dogmatische zekerheid met zich mee brengt, de vreugdeloosheid van kieskeurige religiositeit, het totale gebrek aan belangstelling voor het verleden van de islamitische cultuur of voor de rijkdom aan variatie die eens bestond, dat zit nu in de genen van vrijwel elke soenni-moslim. De islamitische cultuur is leeggezogen door droge pragmatici die de islam opportunistisch voor hun eigen doeleinden inzetten, schaamteloos andermans technologische verworvenheden gebruiken en louter geïnteresseerd zijn in materialisme.’
Als schrijnend voorbeeld noemt Allawi de flats en hotelkamers die gebouwd zijn op de resten van de plekken waar de profeet en zijn volgelingen ooit in Mekka en Medina leefden. De huizen en graven van de profeet en zijn gezellen zijn platgewalst. Je kunt nu appartementen in wolkenkrabbers huren om ‘dicht bij God te zijn’. Als je de Ka’aba langs bent – hét religieuze centrum van de islam – loop je zo een shopping mall in. Het is alsof het Vaticaan een supermarkt in de Sint Pieter heeft ingericht, schampert Allawi.
De islam heeft de wereld niets constructiefs meer te bieden. Dat was ooit anders, zegt Allawi. De islam heeft een eeuwenlange periode van bloei gekend waarin zij Romeinse, Byzantijnse, Indiase en Perzische elementen tot een nieuwe configuratie wist te smeden die de wereld verrijkte. Met de opkomst van Europa, deels gebouwd op die islamitische tradities, kwam een einde aan die creativiteit. Nergens zie je de uitgebluste islam zo sterk als in West-Europa, waar moslims sociaal-economisch zwak staan en een onevenredig hoog percentage in de gevangenis belandt. Met de islamitische waarden is iets grondig mis, aldus Allawi.
Zelfs progressieven in Europa, zo constateert hij, zien in moslims nu vooral een groep die vrouwen en homo’s slecht behandelt, antisemitisch is en politiek intolerant. De rechtervleugel ziet moslims als terroristen in spe die uit zijn op de ondergang van het Westen. Allawi denkt niet dat moslims net als de ‘moriscos’ in het 17de-eeuwse Spanje met geweld verdreven zullen worden. ‘Massaverdrijvingen zijn hoogst onwaarschijnlijk, maar dat Europese moslims massaal de islam de rug toe zullen keren hoeft dat niet te zijn, als dat de prijs is voor de integratie van Europese moslims in het Westen.’
De vraag of moslims in het Westen aanvaarde universele waarden zullen overnemen of er een eigen islamitische invulling aan gaan geven, is volgens hem al beantwoord: ‘Islamitische waarden zijn politiek irrelevant geworden.’ Ook fundamentalisten hangen in wezen moderne politieke inzichten aan, overgoten met een islamitisch sausje. Hoofddoekjes en sluiers, baarden en djellaba’s zijn parafernalia. Ze worden gebruikt als tegemoetkoming aan culturele gevoeligheden en zijn letterlijk een vlag op een modderschuit.
Jihad-strijders streven politieke macht na, maar de machthebbers in de regio zitten zo sterk in het zadel dat ze van hen geen last hebben. En ze strooien kwistig met geld om dat zo te houden. Allawi weet dat uit eerste hand. Islamisten zijn modernisten die wetenschap en technologie accepteren, maar geen alternatief bieden voor het westerse systeem dat ze verafschuwen: ‘Het is makkelijk alcohol te verbieden en strafwetten in naam van de sjaria te veranderen, maar het is heel iets anders om een alternatief maatschappijmodel te ontwikkelen en om mensen een ander waardenstelsel bij te brengen.’
De islam heeft de laatste 200 jaar vele crises gekend, te beginnen met de onverbiddelijke opkomst van het Westen en pogingen daar een tegenwicht tegen te bieden. Op dit moment lijkt de politieke islam nog steeds te bloeien. Maar het is schijn. De politieke islam is een doodlopende weg. De vorsten in de woestijnstaten hebben van de islam een woestijnreligie weten te maken. Gortdroog en zonder water, zonder nieuwe inspiratie, ten dode opgeschreven.
Allawi beweert niet dat de anderhalf miljard moslims die thans de wereld bevolken massaal van hun geloof zullen vallen. Maar de islam zal volgens hem steeds meer een privé-aangelegenheid worden, zonder enige relevantie voor de rest van de wereld. De islam zal mensen individueel blijven inspireren, maar als eeuwenoude bron waaruit een beschaving kan putten is zij opgedroogd.
Ziet Allawi een oplossing, een geneesmiddel? Zelf put hij hoop uit de mystieke soefi-tradities die vooral in Iran en Turkije een sterke rol hebben gespeeld. Zij bieden een spiritueel, letterlijk on-orthodox alternatief voor de legalistische tradities die het nu voor het zeggen hebben. Maar jammer genoeg beschouwen puristische moslims het soefisme als een ontoelaatbare dwaling.
Alleen Allah kan de islam nog redden. Van moslims hoef je het niet te verwachten, is Allawi’s onvermijdelijke conclusie.
---------
Ethisch en spiritueel is de islam op sterven na dood, stelt de Iraakse oud-minister en gelovige sjiiet Ali A. Allawi. Het Westen hoeft zich niet bedreigd te voelen.
Het Westen is ten onrechte bang voor de islam. Het idee dat westerse waarden op het punt staan te wijken voor die van een religie, klopt niet. Dat idee heeft wel postgevat in de geesten van gewelddadige jihad-strijders die zichzelf zien als een voorhoede die de grote massa met aanslagen zal wakker schudden. Aanslagen die ellende aanrichten, maar feitelijk stuiptrekkingen zijn van een cultuur die ten dode opgeschreven is. Dat klinkt wellicht bizar en naïef, maar het is niet de eerste de beste die tot dit oordeel komt.
Zelden lees je zo’n erudiete, afstandelijke en vooral overtuigende beschrijving van de ondergang van een beschaving als bij Ali A. Allawi. Niet dat hij die ondergang toejuicht, integendeel. Allawi is een gelovig sjiiet en werd minister van Defensie en Financiën in de Iraakse regering die aantrad na de inval van de VS in 2003. Hij werkt nu aan de universiteit van Princeton en eerder schreef het standaardwerk The Occupation of Iraq: Winning the War, Losing the Peace . Hij kent de religieuze traditie van de islamitische wereld als weinig anderen, maar is minstens zo goed thuis in westers gedachtengoed.
Zijn nieuwe boek The Crisis of Islamic Civilization is een fascinerend en fraai geschreven verslag van een hopeloze strijd die de islamitische wereld voert sinds de opkomst van het Westen. Allawi richt zich vooral op de laatste twee eeuwen in zijn poging de oorzaken van die teloorgang te beschrijven. Tegen het moderne Westen blijkt geen kruid gewassen. Sinds de 19de- eeuw kent de islamitische wereld twee reacties op de opkomst van het Westen: secularisme en liberalisme, dan wel terugkeer naar de wortels van de islam. De leiders van de islamitische wereld bewandelden eerst het seculiere pad. Die weg liep in 1967 definitief dood toen Israël de Arabische legers vernederend versloeg. Elke geloofwaardigheid van de heersende machthebbers was weg. De westerse ideeën hadden niets opgeleverd, er was nog maar een middel over: de islam.
De beurt was nu aan de salafisten, puristen die terugverlangden naar de gouden dagen van de islam, de tijd van Mohammed en zijn volgelingen. Allawi constateert droogjes dat het pech was voor de islam dat zij de politieke steun kregen van de Wahabieten in Saoedi-Arabië, die alles wilden verbieden wat na de profeet in zwang was geraakt.
De ‘triomftocht’ van de puristen begon in 1979. Allawi schetst haarfijn de twee oorzaken. Eerst de sjiitische islamitische revolutie van 1979 in Iran, en daarna de bezetting door soennitische radicalen in datzelfde jaar van de grote moskee in Mekka. Het waren beide revoluties tegen het Westen. Khomeini wilde de islam wereldwijd verbreiden en de grote soennitische concurrent, de Saoedische heersers die Mekka en Medina beheerden, beloofden op hun beurt radicale geestelijken alle vrijheid om hun versie van de islam te verspreiden. De salafisten hadden vanaf die tijd onbeperkt toegang tot geld en wilden op hun beurt de wereld bekeren.
Desondanks vormt de islam in Allawi’s ogen geen echte bedreiging voor het Westen. De islamitische wereld parasiteert op datzelfde Westen en de leiders van die wereld zijn onlosmakelijk met het globaliseringsproces verbonden. De machtige financiële en commerciële conglomeraten in de regio hebben veel te veel belang bij de status quo.
De ethische en vooral de spirituele kant van de islam is op sterven na dood, schrijft Allawi, die pleit voor een spirituele herbezinning op basis van nu vrijwel uitgeroeide tradities. ‘De zelfvoldaanheid die dogmatische zekerheid met zich mee brengt, de vreugdeloosheid van kieskeurige religiositeit, het totale gebrek aan belangstelling voor het verleden van de islamitische cultuur of voor de rijkdom aan variatie die eens bestond, dat zit nu in de genen van vrijwel elke soenni-moslim. De islamitische cultuur is leeggezogen door droge pragmatici die de islam opportunistisch voor hun eigen doeleinden inzetten, schaamteloos andermans technologische verworvenheden gebruiken en louter geïnteresseerd zijn in materialisme.’
Als schrijnend voorbeeld noemt Allawi de flats en hotelkamers die gebouwd zijn op de resten van de plekken waar de profeet en zijn volgelingen ooit in Mekka en Medina leefden. De huizen en graven van de profeet en zijn gezellen zijn platgewalst. Je kunt nu appartementen in wolkenkrabbers huren om ‘dicht bij God te zijn’. Als je de Ka’aba langs bent – hét religieuze centrum van de islam – loop je zo een shopping mall in. Het is alsof het Vaticaan een supermarkt in de Sint Pieter heeft ingericht, schampert Allawi.
De islam heeft de wereld niets constructiefs meer te bieden. Dat was ooit anders, zegt Allawi. De islam heeft een eeuwenlange periode van bloei gekend waarin zij Romeinse, Byzantijnse, Indiase en Perzische elementen tot een nieuwe configuratie wist te smeden die de wereld verrijkte. Met de opkomst van Europa, deels gebouwd op die islamitische tradities, kwam een einde aan die creativiteit. Nergens zie je de uitgebluste islam zo sterk als in West-Europa, waar moslims sociaal-economisch zwak staan en een onevenredig hoog percentage in de gevangenis belandt. Met de islamitische waarden is iets grondig mis, aldus Allawi.
Zelfs progressieven in Europa, zo constateert hij, zien in moslims nu vooral een groep die vrouwen en homo’s slecht behandelt, antisemitisch is en politiek intolerant. De rechtervleugel ziet moslims als terroristen in spe die uit zijn op de ondergang van het Westen. Allawi denkt niet dat moslims net als de ‘moriscos’ in het 17de-eeuwse Spanje met geweld verdreven zullen worden. ‘Massaverdrijvingen zijn hoogst onwaarschijnlijk, maar dat Europese moslims massaal de islam de rug toe zullen keren hoeft dat niet te zijn, als dat de prijs is voor de integratie van Europese moslims in het Westen.’
De vraag of moslims in het Westen aanvaarde universele waarden zullen overnemen of er een eigen islamitische invulling aan gaan geven, is volgens hem al beantwoord: ‘Islamitische waarden zijn politiek irrelevant geworden.’ Ook fundamentalisten hangen in wezen moderne politieke inzichten aan, overgoten met een islamitisch sausje. Hoofddoekjes en sluiers, baarden en djellaba’s zijn parafernalia. Ze worden gebruikt als tegemoetkoming aan culturele gevoeligheden en zijn letterlijk een vlag op een modderschuit.
Jihad-strijders streven politieke macht na, maar de machthebbers in de regio zitten zo sterk in het zadel dat ze van hen geen last hebben. En ze strooien kwistig met geld om dat zo te houden. Allawi weet dat uit eerste hand. Islamisten zijn modernisten die wetenschap en technologie accepteren, maar geen alternatief bieden voor het westerse systeem dat ze verafschuwen: ‘Het is makkelijk alcohol te verbieden en strafwetten in naam van de sjaria te veranderen, maar het is heel iets anders om een alternatief maatschappijmodel te ontwikkelen en om mensen een ander waardenstelsel bij te brengen.’
De islam heeft de laatste 200 jaar vele crises gekend, te beginnen met de onverbiddelijke opkomst van het Westen en pogingen daar een tegenwicht tegen te bieden. Op dit moment lijkt de politieke islam nog steeds te bloeien. Maar het is schijn. De politieke islam is een doodlopende weg. De vorsten in de woestijnstaten hebben van de islam een woestijnreligie weten te maken. Gortdroog en zonder water, zonder nieuwe inspiratie, ten dode opgeschreven.
Allawi beweert niet dat de anderhalf miljard moslims die thans de wereld bevolken massaal van hun geloof zullen vallen. Maar de islam zal volgens hem steeds meer een privé-aangelegenheid worden, zonder enige relevantie voor de rest van de wereld. De islam zal mensen individueel blijven inspireren, maar als eeuwenoude bron waaruit een beschaving kan putten is zij opgedroogd.
Ziet Allawi een oplossing, een geneesmiddel? Zelf put hij hoop uit de mystieke soefi-tradities die vooral in Iran en Turkije een sterke rol hebben gespeeld. Zij bieden een spiritueel, letterlijk on-orthodox alternatief voor de legalistische tradities die het nu voor het zeggen hebben. Maar jammer genoeg beschouwen puristische moslims het soefisme als een ontoelaatbare dwaling.
Alleen Allah kan de islam nog redden. Van moslims hoef je het niet te verwachten, is Allawi’s onvermijdelijke conclusie.