Marsipulami
23-08-09, 14:05
’Monniken bleven in Tibhirine uit solidariteit’
Interview met mgr. Henri Teissier, voormalige aartsbisschop Algiers
(Bron: TERTIO)
ANTWERPEN (RKnieuws.net) - Mgr. Henri Teissier (foto) weet als geen ander hoe het is als christen in een moslimland te wonen. De voormalige aartsbisschop van Algiers kan ook getuigen van de omstandigheden waarin de zeven trappisten uit het klooster in Tibhirine dertien jaar geleden werden vermoord, en van hun erfenis. Al is de situatie nog altijd penibel, toch droomt hij ervan daar ooit te gaan wonen.
Lucette Verboven interviewde mgr. Teissier voor het Vlaams christelijk opinieweekblad Tertio
"Ik ontmoet Henri Teissier in de abdij van Westmalle, waar De droom van Tibhirine wordt voorgesteld. De voormalige aartsbisschop van Algiers, in Algerije, is erg gelukkkig met het Nederlandstalige boek over de zeven monniken van Tibhirine. De voormalige abt van Westmalle, Ivo Dujardin, zocht samen met Bert Claerhout, oud-hoofdredacteur van Tertio, en met vertaler Wouters Maus naar een manier om de boodschap van de monniken in het Nederlands weerklank te doen vinden. Resultaat is een boek met het verhaal en de getuigenissen van de zeven monniken.
Net zoals bij onze vorige ontmoeting is Teissier ernstig en zich ervan bewust dat hij zijn woorden moet wikken en wegen. Wat ik hier zeg, kan uit de context van dit gesprek worden gehaald en als een grote krantenkop verschijnen in Algerije, zegt hij. Toch durft hij voor Tertio openlijker spreken: Een interview dat in het Nederlands verschijnt, is veiliger omdat het gevaar voor misbruik van mijn woorden kleiner is. Ik bedenk dat zijn leven waarschijnlijk nooit onbezorgd is verlopen. Zijn liefde voor Algerije, zijn medechristenen én de moslims moet groot zijn. De prijs die hij betaalde voor zijn roeping als christen bruggen bouwen met mensen die in een andere gemeenschap met andere waarden leven was hoog. Maar hij wijst mij op de nog hogere prijs die de ’zeven van Tibhirine’ hebben betaald.
In de nacht van 26 op 27 maart 1996 werden in het klooster Onze-Lieve-Vrouw van de Atlas zeven trappisten door een gewapend commando ontvoerd en uiteindelijk vermoord. U kende de prior, Christian de Chergé, erg goed. Was hij te idealistisch volgens u?
Zijn intentie was dichtbij de islam en de moslims staan. Daarom had hij de neiging zijn aandacht alleen te centreren op het gemeenschappelijke van islam en christendom. Ik zei hem dat we ons ervan bewust moesten zijn dat christendom en islam een andere opvatting hebben over het mysterie van God en mens. Ik vond dat hij de verschillen te veel wilde uitwissen.
Wat antwoordde hij daarop?
Hij antwoordde mij dat ik niet spiritueel genoeg was om voorbij de verschillen te kijken en te zien dat islam en christendom dezelfde relatie hadden met het mysterie van God. Omdat we gepassioneerd waren door hetzelfde onderwerp, dichtbij moslims leven, spraken we elkaar geregeld. Ik vond hem te idealistisch, omdat hij weigerde de opgang van het fundamentalisme onder ogen te zien. Daar kwam verandering in vanaf 1992, want toen brak het onmenselijke geweld los.
Hoe herinnert u zich die laatste ontmoeting met hem?
Op 8 maart 1996 kwam broeder Christian naar Algiers om een conferentie te geven voor de leken van de regio. Aanvankelijk wilde hij niet komen, omdat hij van oordeel was dat een monnik niet buiten zijn klooster moet preken. Maar omdat het geweld in de streek van Médéa toenam, kon ik hem overtuigen om toch te komen. Hij zei: ’Het is beter om het klapstoeltje te verplaatsen dan de piano.’ Ook het thema ’monniken en martelaren’, kwam aan bod. Kort daarna, in de nacht van dinsdag op woensdag, werden de monniken ontvoerd.
Welke indruk maakte hij toen op u?
Hij dacht dat het gevaar geweken was. Er waren inderdaad in de lente van 1996 minder aanslagen. De monniken hadden toen al besloten in Tibhirine te blijven na de nacht van 24 op 25 december 1993, toen ze voor het eerst bezoek kregen van een gewapend commando. Desondanks was hun vertrouwen toegenomen, ook al omdat gewapende groepen geregeld vroegen hun gewonden te verzorgen maar hen verder met rust lieten. In de periode tussen de nacht van Kerstmis 1993 en 1996 maakten de monniken een hele evolutie door. Hun beslissing om te blijven, niettegenstaande het gevaar, maakte hun relatie met de lokale bevolking intenser. Zo zei Moussa tot broeder Christian: ’Als jullie weggaan, ontnemen jullie ons zowel jullie hoop als de onze.’ Door te blijven, wilden de monniken een teken van solidariteit stellen.
U sprak persoonlijk met elk van de zeven monniken over hun beslissing. Spraken ze hun angst uit voor wat er met hen zou kunnen gebeuren?
Ik heb nooit gemerkt dat ze in termen van ’angst’ dachten. Wat hen bezighield, was dat zij niet de gijzelaars wilden worden van de een of andere gewapende groep. ’s Nachts kwamen geregeld groepen langs om hun gewonden te laten verzorgen en overdag kwam het leger vaak langs.
Wat gebeurde er in de nacht van hun ontvoering?
Omdat alles rustig leek, had broeder Christian de leden van de Ribat, een soefi-groep die regelmatig samenkwam in het klooster om de uitwisseling tusen islam en christendom te bevorderen, opnieuw uitgenodigd. Twee mensen van de groep hebben alles kunnen gadeslaan door een deur die ze hadden geopend toen ze kabaal hoorden. De bewaker van het klooster gebaarde hen zich te verstoppen. De monniken werden ontvoerd tussen 12 en 1 uur ’s nachts. Ze werden naar het bergmassief in de buurt van Médéa gebracht, waar ze op 21 mei werden vermoord.
Hoe verklaart u de blijvende belangstelling voor de monniken van Tibhirine dertien jaar na het gebeuren?
De teksten van die monniken zijn uitgegroeid tot belangrijke tekens van de interreligieuze dialoog. Zo is het testament van broeder Christian een illustratie van de evangelische geest van de twintigste eeuw. Het dagboek van broeder Christophe bericht over de dagelijkse dialoog met mensen. De interreligieuze relatie is niet abstract, het gaat om mensen die samen de aarde bewerken en praten over God, over het appel dat Hij doet. Het zijn gesprekken over trouw aan God wanneer ze samen aardappelen rooien of bonen oogsten. De brieven van de dokter, broeder Luc, getuigen van een diep engagement en ontroeren vaak. Zo schrijft hij op 2 augustus 1993: ’Ik ben ziek en versleten. Ik heb veel gezien zonder cynisch te worden. Ik weet dat ik dichter bij de verrijzenis en het leven sta dan een pasgeboren kind, en dat vervult mij met vreugde. Ik doe voort.’ Of tijdens een voorbede: ’Heer, gun ons de genade te sterven zonder haat in het hart.’ Al die teksten hebben niet alleen katholieken geraakt, maar ook moslims, of mensen die niets met de gebeurtenissen te maken hadden, zoals de Amerikaanse journalist John Kiser die daarover een uitstekend boek schreef en zo de boodschap in het Engels verspreidde.
Wat was de droom van de monniken?
Hun droom was dat christenen en moslims, die tot een andere religieuze traditie behoren, elkaar zouden kunnen ontmoeten op het niveau van het mysterie van God en mens om samen na te denken over het geloof. Dat er in het gebed een uitwisseling mogelijk zou zijn van spirituele waarden, zoals de monniken dat hadden beleefd met hun buren. Die droom is nog altijd beschikbaar. Religie mag niet tot misprijzen of geweld leiden, maar ze moet aanzetten tot een uitwisseling van spirituele waarden. God, als Schepper van mensen, kan mensen niet verdelen.
Is die droom geen nachtmerrie geworden?
Nee, zeker niet. Wij werden allemaal bedreigd, ook moslims die openstonden voor interreligieuze dialoog. Elke dag konden slachtoffers van extremisten vallen. Als we gebleven zijn, is het net omdat we vertrouwen hadden in de Algerijnse gemeenschap, in de droom dat samenleven mogelijk is. Het feit dat de monniken hun leven gegeven hebben voor die droom is een positief teken. De negentien religieuzen die vermoord werden, zijn slachtoffer geworden, maar hun dood is ook een boodschap geworden.
Is de dialoog tussen moslims en christenen de jongste jaren verhard?
Nee, je mag die dialoog niet verwarren met de scherpe maatregelen die de administratie nam tegenover groepen moslims die zich hebben bekeerd. Daardoor werd de katholieke kerk getroffen, hoewel die niets met de Amerikaanse evangelisering van die moslims te maken heeft. Een tweede moeilijkheid is de actie van fundamentalistische moslims die vinden dat de aanwezigheid van christenen in Algerije anachronistisch is geworden omdat vele Europese christenen zijn weggetrokken. Toch heeft de lokale bevolking de christelijke aanwezigheid leren appreciëren. Vooral tijdens de jaren van het geweld is het vertrouwen gegroeid. Moslimvrienden hebben publiekelijk de godsdienstvrijheid in een moslimmaatschappij verdedigd, wat tot dan toe ongehoord was. Ongeveer 2.800 Algerijnen ondertekenden een petitie om aandacht te vragen voor vrijheid van mening voor journalisten, vrijheid van handelen voor vakbonden en godsdienstvrijheid voor christelijke minderheden.
Wat betekent het verbod op ’ongeoorloofde geloofsuitoefening’ voor christenen?
In Arabische moslimgebieden is het de laatste veertien eeuwen niet voorgekomen dat moslims zich bekeerden tot het christendom, tenzij in erg uitzondelijke gevallen. Maar de jongste tien jaar hebben enkele groepen moslims zich bekeerd en nieuwe evangelische gemeenschappen gesticht. De liberalere moslims gingen nadenken over godsdienstvrijheid terwijl de traditionelere milieus druk uitoefenden op de autoriteiten een decreet uit te vaardigen dat bekeringsijver verbiedt. De Algerijnse grondwet stipuleert namelijk dat de staat de islam als godsdienst van Algerije moet beschermen. Dat decreet voorziet in boetes en celstraffen als het wordt overtreden.
In mei 2008 vorderde het Openbaar Ministerie in Algerije een celstraf van drie jaar voor een tot het christendom bekeerde vrouw omdat ze enkele Bijbels op zak had.
Die vrouw was op weg naar Oran waar ze werd aangehouden met enkele, waarschijnlijk persoonlijke, Bijbels in haar tas. Ze werd ervan beschuldigd dat ze die Bijbels wilde verspreiden. Ze kreeg een gevangenisstraf maar die werd niet uitgevoerd door het protest van meer gematigde moslims die de beslissing te vergaand vonden. De vrouw ging tegen het vonnis in beroep en nu is ze vrij.
Een priester werd eveneens veroordeeld omdat hij enkele christenen uit Kameroen die zich ophielden aan de Marokkaans-Algerijnse grens, had bezocht.
Dat toont goed aan dat dit decreet op verschillende manieren fout kan worden geïnterpreteerd. Tijdens zijn bezoek aan die christenen, twee dagen na Kerstmis, vertelde die priester hen over de betekenis van het kerstfeest en zong enkele kerstliedjes. Nu verbiedt de wet de uitoefening van een cultus buiten de plaatsen die daarvoor officieel zijn goedgekeurd. Maar in de christelijke zienswijze gaat het niet om de uitoefening van een eredienst, maar om een pastoraal bezoek. Wij hebben die veroordeling aangevochten met het argument dat dit voorval een overdreven interpretatie van het decreet betreft. Wij zijn in beroep gegaan en hebben verkregen dat het vonnis van twee maanden celstraf voor de priester werd omgezet in twee maanden voorwaardelijk. Ook het vonnis van de Algerijnse arts die met de priester was meegegaan om medische zorg te verstrekken werd omgezet in zes maanden voorwaardelijke celstraf.
Dat is hallucinant!
De dokter was moslim en legde dat bezoek uit humanitaire overwegingen af. Eerder waren al zieken bij hem gebracht maar hij had voorgesteld die illegale families, die vaak uit de woestijn kwamen en naar Europa wilden, zelf op te zoeken. Toch werd de arts niet veroordeeld omdat hij illegalen ging opzoeken, maar omdat een cultus zou hebben plaatsgevonden in een niet-geautoriseerde plaats, wat wij aanvochten.
Welke interreligieuze evolutie ziet u?
Het is duidelijk dat er nu een terugkeer is naar een traditie die zich richt op de wet en op het detail. Maar we denken dat dit maar voorlopig is. De religieuze waarden moeten het hart van mensen openen. De boodschap van het evangelie kan worden samengevat in die ene vraag: ’Wat heb je met je broeder gedaan?’ Dat was al de vraag die werd gesteld aan Kaïn en aan de barmhartige Samaritaan. De toekomst van de religie ligt in het samenbrengen van mensen in naam van God. Op dit moment boezemt de mondialisering angst in omdat elke groep schrik heeft om zijn identiteit te verliezen. Het belang van de traditie om de eigen identiteit te redden, wordt overdreven. Maar spirituele waarden moeten worden gered. Die kunnen zich alleen ontplooien in relatie tot anderen. Het is opmerkelijk dat Libanon het Feest van de Boodschap aan Maria tot feestdag van de dialoog tussen islam en christendom heeft ingesteld. Voortaan zal 25 maart een islamo-christelijke feestdag zijn van Maria.
Wordt de erfenis van Tibhirine ooit ter plaatse voortgezet?
We zijn gelukkig dat er een kleine communauteit bestaat in het Marokkaanse Midelt. Maar wij leven in Algerije en stellen vast dat het klooster van Tibhirine, zelfs nu er geen communauteit woont, een grote uitstraling heeft. Elke week komen er pelgrims om met een escorte het klooster en de graven van de monniken te bezoeken. Die zijn evenzeer christen als moslim. Ik zou willen spreken van een dubbele erfenis, die in Marokko en die in Tibhirine.
En uw droom om te gaan wonen in het klooster van Tibhirine?
Die droom kan ik pas realiseren als er opnieuw een contemplatieve gemeenschap permanent woont, wat nu niet het geval is. Er zijn wel enkele religieuzen die vier dagen per week in het klooster verblijven. Maar het dorp wordt continu bewaakt door 25 gewapende mannen die elkaar aflossen. De Algerijnse gemeenschap heeft de vrede nog niet volledig teruggevonden.
Aangetrokken door de Magreb
Henri Teissier werd in 1929 geboren in Lyon. Hij verhuisde als tiener naar Marokko en nadien naar Algerije. Aangetrokken om een ’christendom van de ontmoeting’ te beleven, koos hij ervoor zich in de Magreb te vestigen, die hij als jongeman per motorfiets doorkruiste. Hij werd hulpbisschop en later aartsbisschop van Algiers. Tijdens de burgeroorlog in de jaren negentig, waarbij meer dan 150.000 Algerijnse burgers om het leven kwamen, bleef hij dicht bij de plaatselijke bevolking staan. Uiteindelijk kostte het geweld het leven aan negentien religieuzen, onder wie Pierre Claverie, bisschop van Oran, witte pater Charles Deckers en de zeven monniken van Tibhirine. Ondanks de bedreigingen overwoog Teissier nooit het land te verlaten. In mei 2008 ging hij op emeritaat en werd opgevolgd door Ghaleb Bader van het Latijnse patriarchaat van Jerusalem.
Interview met mgr. Henri Teissier, voormalige aartsbisschop Algiers
(Bron: TERTIO)
ANTWERPEN (RKnieuws.net) - Mgr. Henri Teissier (foto) weet als geen ander hoe het is als christen in een moslimland te wonen. De voormalige aartsbisschop van Algiers kan ook getuigen van de omstandigheden waarin de zeven trappisten uit het klooster in Tibhirine dertien jaar geleden werden vermoord, en van hun erfenis. Al is de situatie nog altijd penibel, toch droomt hij ervan daar ooit te gaan wonen.
Lucette Verboven interviewde mgr. Teissier voor het Vlaams christelijk opinieweekblad Tertio
"Ik ontmoet Henri Teissier in de abdij van Westmalle, waar De droom van Tibhirine wordt voorgesteld. De voormalige aartsbisschop van Algiers, in Algerije, is erg gelukkkig met het Nederlandstalige boek over de zeven monniken van Tibhirine. De voormalige abt van Westmalle, Ivo Dujardin, zocht samen met Bert Claerhout, oud-hoofdredacteur van Tertio, en met vertaler Wouters Maus naar een manier om de boodschap van de monniken in het Nederlands weerklank te doen vinden. Resultaat is een boek met het verhaal en de getuigenissen van de zeven monniken.
Net zoals bij onze vorige ontmoeting is Teissier ernstig en zich ervan bewust dat hij zijn woorden moet wikken en wegen. Wat ik hier zeg, kan uit de context van dit gesprek worden gehaald en als een grote krantenkop verschijnen in Algerije, zegt hij. Toch durft hij voor Tertio openlijker spreken: Een interview dat in het Nederlands verschijnt, is veiliger omdat het gevaar voor misbruik van mijn woorden kleiner is. Ik bedenk dat zijn leven waarschijnlijk nooit onbezorgd is verlopen. Zijn liefde voor Algerije, zijn medechristenen én de moslims moet groot zijn. De prijs die hij betaalde voor zijn roeping als christen bruggen bouwen met mensen die in een andere gemeenschap met andere waarden leven was hoog. Maar hij wijst mij op de nog hogere prijs die de ’zeven van Tibhirine’ hebben betaald.
In de nacht van 26 op 27 maart 1996 werden in het klooster Onze-Lieve-Vrouw van de Atlas zeven trappisten door een gewapend commando ontvoerd en uiteindelijk vermoord. U kende de prior, Christian de Chergé, erg goed. Was hij te idealistisch volgens u?
Zijn intentie was dichtbij de islam en de moslims staan. Daarom had hij de neiging zijn aandacht alleen te centreren op het gemeenschappelijke van islam en christendom. Ik zei hem dat we ons ervan bewust moesten zijn dat christendom en islam een andere opvatting hebben over het mysterie van God en mens. Ik vond dat hij de verschillen te veel wilde uitwissen.
Wat antwoordde hij daarop?
Hij antwoordde mij dat ik niet spiritueel genoeg was om voorbij de verschillen te kijken en te zien dat islam en christendom dezelfde relatie hadden met het mysterie van God. Omdat we gepassioneerd waren door hetzelfde onderwerp, dichtbij moslims leven, spraken we elkaar geregeld. Ik vond hem te idealistisch, omdat hij weigerde de opgang van het fundamentalisme onder ogen te zien. Daar kwam verandering in vanaf 1992, want toen brak het onmenselijke geweld los.
Hoe herinnert u zich die laatste ontmoeting met hem?
Op 8 maart 1996 kwam broeder Christian naar Algiers om een conferentie te geven voor de leken van de regio. Aanvankelijk wilde hij niet komen, omdat hij van oordeel was dat een monnik niet buiten zijn klooster moet preken. Maar omdat het geweld in de streek van Médéa toenam, kon ik hem overtuigen om toch te komen. Hij zei: ’Het is beter om het klapstoeltje te verplaatsen dan de piano.’ Ook het thema ’monniken en martelaren’, kwam aan bod. Kort daarna, in de nacht van dinsdag op woensdag, werden de monniken ontvoerd.
Welke indruk maakte hij toen op u?
Hij dacht dat het gevaar geweken was. Er waren inderdaad in de lente van 1996 minder aanslagen. De monniken hadden toen al besloten in Tibhirine te blijven na de nacht van 24 op 25 december 1993, toen ze voor het eerst bezoek kregen van een gewapend commando. Desondanks was hun vertrouwen toegenomen, ook al omdat gewapende groepen geregeld vroegen hun gewonden te verzorgen maar hen verder met rust lieten. In de periode tussen de nacht van Kerstmis 1993 en 1996 maakten de monniken een hele evolutie door. Hun beslissing om te blijven, niettegenstaande het gevaar, maakte hun relatie met de lokale bevolking intenser. Zo zei Moussa tot broeder Christian: ’Als jullie weggaan, ontnemen jullie ons zowel jullie hoop als de onze.’ Door te blijven, wilden de monniken een teken van solidariteit stellen.
U sprak persoonlijk met elk van de zeven monniken over hun beslissing. Spraken ze hun angst uit voor wat er met hen zou kunnen gebeuren?
Ik heb nooit gemerkt dat ze in termen van ’angst’ dachten. Wat hen bezighield, was dat zij niet de gijzelaars wilden worden van de een of andere gewapende groep. ’s Nachts kwamen geregeld groepen langs om hun gewonden te laten verzorgen en overdag kwam het leger vaak langs.
Wat gebeurde er in de nacht van hun ontvoering?
Omdat alles rustig leek, had broeder Christian de leden van de Ribat, een soefi-groep die regelmatig samenkwam in het klooster om de uitwisseling tusen islam en christendom te bevorderen, opnieuw uitgenodigd. Twee mensen van de groep hebben alles kunnen gadeslaan door een deur die ze hadden geopend toen ze kabaal hoorden. De bewaker van het klooster gebaarde hen zich te verstoppen. De monniken werden ontvoerd tussen 12 en 1 uur ’s nachts. Ze werden naar het bergmassief in de buurt van Médéa gebracht, waar ze op 21 mei werden vermoord.
Hoe verklaart u de blijvende belangstelling voor de monniken van Tibhirine dertien jaar na het gebeuren?
De teksten van die monniken zijn uitgegroeid tot belangrijke tekens van de interreligieuze dialoog. Zo is het testament van broeder Christian een illustratie van de evangelische geest van de twintigste eeuw. Het dagboek van broeder Christophe bericht over de dagelijkse dialoog met mensen. De interreligieuze relatie is niet abstract, het gaat om mensen die samen de aarde bewerken en praten over God, over het appel dat Hij doet. Het zijn gesprekken over trouw aan God wanneer ze samen aardappelen rooien of bonen oogsten. De brieven van de dokter, broeder Luc, getuigen van een diep engagement en ontroeren vaak. Zo schrijft hij op 2 augustus 1993: ’Ik ben ziek en versleten. Ik heb veel gezien zonder cynisch te worden. Ik weet dat ik dichter bij de verrijzenis en het leven sta dan een pasgeboren kind, en dat vervult mij met vreugde. Ik doe voort.’ Of tijdens een voorbede: ’Heer, gun ons de genade te sterven zonder haat in het hart.’ Al die teksten hebben niet alleen katholieken geraakt, maar ook moslims, of mensen die niets met de gebeurtenissen te maken hadden, zoals de Amerikaanse journalist John Kiser die daarover een uitstekend boek schreef en zo de boodschap in het Engels verspreidde.
Wat was de droom van de monniken?
Hun droom was dat christenen en moslims, die tot een andere religieuze traditie behoren, elkaar zouden kunnen ontmoeten op het niveau van het mysterie van God en mens om samen na te denken over het geloof. Dat er in het gebed een uitwisseling mogelijk zou zijn van spirituele waarden, zoals de monniken dat hadden beleefd met hun buren. Die droom is nog altijd beschikbaar. Religie mag niet tot misprijzen of geweld leiden, maar ze moet aanzetten tot een uitwisseling van spirituele waarden. God, als Schepper van mensen, kan mensen niet verdelen.
Is die droom geen nachtmerrie geworden?
Nee, zeker niet. Wij werden allemaal bedreigd, ook moslims die openstonden voor interreligieuze dialoog. Elke dag konden slachtoffers van extremisten vallen. Als we gebleven zijn, is het net omdat we vertrouwen hadden in de Algerijnse gemeenschap, in de droom dat samenleven mogelijk is. Het feit dat de monniken hun leven gegeven hebben voor die droom is een positief teken. De negentien religieuzen die vermoord werden, zijn slachtoffer geworden, maar hun dood is ook een boodschap geworden.
Is de dialoog tussen moslims en christenen de jongste jaren verhard?
Nee, je mag die dialoog niet verwarren met de scherpe maatregelen die de administratie nam tegenover groepen moslims die zich hebben bekeerd. Daardoor werd de katholieke kerk getroffen, hoewel die niets met de Amerikaanse evangelisering van die moslims te maken heeft. Een tweede moeilijkheid is de actie van fundamentalistische moslims die vinden dat de aanwezigheid van christenen in Algerije anachronistisch is geworden omdat vele Europese christenen zijn weggetrokken. Toch heeft de lokale bevolking de christelijke aanwezigheid leren appreciëren. Vooral tijdens de jaren van het geweld is het vertrouwen gegroeid. Moslimvrienden hebben publiekelijk de godsdienstvrijheid in een moslimmaatschappij verdedigd, wat tot dan toe ongehoord was. Ongeveer 2.800 Algerijnen ondertekenden een petitie om aandacht te vragen voor vrijheid van mening voor journalisten, vrijheid van handelen voor vakbonden en godsdienstvrijheid voor christelijke minderheden.
Wat betekent het verbod op ’ongeoorloofde geloofsuitoefening’ voor christenen?
In Arabische moslimgebieden is het de laatste veertien eeuwen niet voorgekomen dat moslims zich bekeerden tot het christendom, tenzij in erg uitzondelijke gevallen. Maar de jongste tien jaar hebben enkele groepen moslims zich bekeerd en nieuwe evangelische gemeenschappen gesticht. De liberalere moslims gingen nadenken over godsdienstvrijheid terwijl de traditionelere milieus druk uitoefenden op de autoriteiten een decreet uit te vaardigen dat bekeringsijver verbiedt. De Algerijnse grondwet stipuleert namelijk dat de staat de islam als godsdienst van Algerije moet beschermen. Dat decreet voorziet in boetes en celstraffen als het wordt overtreden.
In mei 2008 vorderde het Openbaar Ministerie in Algerije een celstraf van drie jaar voor een tot het christendom bekeerde vrouw omdat ze enkele Bijbels op zak had.
Die vrouw was op weg naar Oran waar ze werd aangehouden met enkele, waarschijnlijk persoonlijke, Bijbels in haar tas. Ze werd ervan beschuldigd dat ze die Bijbels wilde verspreiden. Ze kreeg een gevangenisstraf maar die werd niet uitgevoerd door het protest van meer gematigde moslims die de beslissing te vergaand vonden. De vrouw ging tegen het vonnis in beroep en nu is ze vrij.
Een priester werd eveneens veroordeeld omdat hij enkele christenen uit Kameroen die zich ophielden aan de Marokkaans-Algerijnse grens, had bezocht.
Dat toont goed aan dat dit decreet op verschillende manieren fout kan worden geïnterpreteerd. Tijdens zijn bezoek aan die christenen, twee dagen na Kerstmis, vertelde die priester hen over de betekenis van het kerstfeest en zong enkele kerstliedjes. Nu verbiedt de wet de uitoefening van een cultus buiten de plaatsen die daarvoor officieel zijn goedgekeurd. Maar in de christelijke zienswijze gaat het niet om de uitoefening van een eredienst, maar om een pastoraal bezoek. Wij hebben die veroordeling aangevochten met het argument dat dit voorval een overdreven interpretatie van het decreet betreft. Wij zijn in beroep gegaan en hebben verkregen dat het vonnis van twee maanden celstraf voor de priester werd omgezet in twee maanden voorwaardelijk. Ook het vonnis van de Algerijnse arts die met de priester was meegegaan om medische zorg te verstrekken werd omgezet in zes maanden voorwaardelijke celstraf.
Dat is hallucinant!
De dokter was moslim en legde dat bezoek uit humanitaire overwegingen af. Eerder waren al zieken bij hem gebracht maar hij had voorgesteld die illegale families, die vaak uit de woestijn kwamen en naar Europa wilden, zelf op te zoeken. Toch werd de arts niet veroordeeld omdat hij illegalen ging opzoeken, maar omdat een cultus zou hebben plaatsgevonden in een niet-geautoriseerde plaats, wat wij aanvochten.
Welke interreligieuze evolutie ziet u?
Het is duidelijk dat er nu een terugkeer is naar een traditie die zich richt op de wet en op het detail. Maar we denken dat dit maar voorlopig is. De religieuze waarden moeten het hart van mensen openen. De boodschap van het evangelie kan worden samengevat in die ene vraag: ’Wat heb je met je broeder gedaan?’ Dat was al de vraag die werd gesteld aan Kaïn en aan de barmhartige Samaritaan. De toekomst van de religie ligt in het samenbrengen van mensen in naam van God. Op dit moment boezemt de mondialisering angst in omdat elke groep schrik heeft om zijn identiteit te verliezen. Het belang van de traditie om de eigen identiteit te redden, wordt overdreven. Maar spirituele waarden moeten worden gered. Die kunnen zich alleen ontplooien in relatie tot anderen. Het is opmerkelijk dat Libanon het Feest van de Boodschap aan Maria tot feestdag van de dialoog tussen islam en christendom heeft ingesteld. Voortaan zal 25 maart een islamo-christelijke feestdag zijn van Maria.
Wordt de erfenis van Tibhirine ooit ter plaatse voortgezet?
We zijn gelukkig dat er een kleine communauteit bestaat in het Marokkaanse Midelt. Maar wij leven in Algerije en stellen vast dat het klooster van Tibhirine, zelfs nu er geen communauteit woont, een grote uitstraling heeft. Elke week komen er pelgrims om met een escorte het klooster en de graven van de monniken te bezoeken. Die zijn evenzeer christen als moslim. Ik zou willen spreken van een dubbele erfenis, die in Marokko en die in Tibhirine.
En uw droom om te gaan wonen in het klooster van Tibhirine?
Die droom kan ik pas realiseren als er opnieuw een contemplatieve gemeenschap permanent woont, wat nu niet het geval is. Er zijn wel enkele religieuzen die vier dagen per week in het klooster verblijven. Maar het dorp wordt continu bewaakt door 25 gewapende mannen die elkaar aflossen. De Algerijnse gemeenschap heeft de vrede nog niet volledig teruggevonden.
Aangetrokken door de Magreb
Henri Teissier werd in 1929 geboren in Lyon. Hij verhuisde als tiener naar Marokko en nadien naar Algerije. Aangetrokken om een ’christendom van de ontmoeting’ te beleven, koos hij ervoor zich in de Magreb te vestigen, die hij als jongeman per motorfiets doorkruiste. Hij werd hulpbisschop en later aartsbisschop van Algiers. Tijdens de burgeroorlog in de jaren negentig, waarbij meer dan 150.000 Algerijnse burgers om het leven kwamen, bleef hij dicht bij de plaatselijke bevolking staan. Uiteindelijk kostte het geweld het leven aan negentien religieuzen, onder wie Pierre Claverie, bisschop van Oran, witte pater Charles Deckers en de zeven monniken van Tibhirine. Ondanks de bedreigingen overwoog Teissier nooit het land te verlaten. In mei 2008 ging hij op emeritaat en werd opgevolgd door Ghaleb Bader van het Latijnse patriarchaat van Jerusalem.