PDA

Bekijk Volledige Versie : De waarheid van Geert Wilders



Wizdom
19-02-10, 23:05
De waarheid van Geert Wilders
Het rauwe populisme van de PVV-leider is volgens politicoloog Paul Frissen uiteindelijk totalitair


Geert Wilders tijdens het verkiezingsdebat afgelopen maandag tussen Agnes Kant, Wouter Bos en Arie Slob in.© FOTO ANP
reacties (0)printstuur artikel doorMesscherp analyseert Paul Frissen het populisme van PVV-leider Geert Wilders. Het is anti-politiek en anti-democratisch en heeft geen ruimte voor debat.


Niet ’extreemrechts’, maar ’nieuw-rechts radicaal’ heet de PVV van Geert Wilders in het recente rapport ’Polarisatie en Radicalisering’. Groot is het verschil niet, volgens de samenstellers. Dat bleek ook wel, want na de publicatie stond het internet bol van de bedreigingen en scheldkanonnades over deze ’slinkse poging’ van de ’linkse kerk’ om een ’moedige’ partij op één hoop te gooien met ’bruine verwerpelijke extreemrechtse’ partijen.

Zo’n heftige reactie maakt nieuwsgierig: hoe zal diezelfde Wilders-aanhang reageren op het nieuwste boek van de politicoloog Paul Frissen, waarin hij een pittig hoofdstukje wijdt aan de opkomst van het ’rauwe populisme’ van Geert Wilders. Kort samengevat: dat is anti-politiek, anti-democratisch en uiteindelijk (maar zover is het nog niet) totalitair. Vergeleken met de lauwe thee van de semantische etikettenplakkerij over de woordjes ’extreem-rechts’ of ’nieuw-rechts radicaal’ is zo’n conclusie een kopstoot.

Nochtans vermoed ik dat we er weinig of niets over zullen horen. Dat kan ook niet anders: Frissens conclusie is het resultaat van zorgvuldig argumenteren en dat is wel het laatste wat je van Wilders of zijn aanhang mag verwachten.

Spijtig is dat wel, want zijn betoog is de moeite waard. Zo wijst hij op het potentieel totalitaire karakter van het populisme. Weliswaar kiezen populisten vooralsnog voor de parlementaire weg. Maar ze spelen wel de rol van buitenstaanders, die het parlement als tribune en niet als podium voor debat gebruiken. Volgens Frissen is Wilders in dit ’dubbelzinnige spel van meedoen zonder mee te doen’ een grootmeester geworden’. Daarin ligt ook het gevaar: de buitenstaander ondermijnt de legitimiteit van het parlement, omdat hij dat niet als bescherming maar als bedreiging ziet. Een pluriform parlement komt krachteloos over en lokt anti-parlementaire kritiek uit.

Een gevaar is ook dat het populisme een volkswil veronderstelt die eenduidig en onmiddellijk kenbaar zou zijn. Het ’volk’ heeft een heldere opvatting die in de bestaande, door elites gedomineerde machtsverhoudingen wordt veronachtzaamd en miskend en die dankzij de populistische partij en haar leider wel naar voren wordt gebracht. Dat verdraagt zich niet met een democratieopvatting waarin minderheden centraal staan en met een democratische praktijk van pluriformiteit.

Bij Wilders is ook geen plaats voor deliberatie als essentieel kenmerk van een democratische orde. Zijn democratie is direct en niet representatief. Immers, wie de wil van het volk in grote meerderheid kent, hoeft niet de democratische dialoog aan te gaan. Populistische partijen betogen dan ook opvallend vaak dat daadkracht en leiderschap geboden zijn en dat de stroperigheid van institutionele checks and balances moet worden aangepakt.

Wat vóór Wilders pleit is dat hij niet homofoob of anti-emancipatoir is en al evenmin antisemitisch, zoals veel populistische bewegingen elders. Maar intolerant is Wilders wel in zijn verdediging van de superieur geachte westerse cultuur. Met als grootste contradictie het voorgestelde verbod op de Koran met een beroep op de vrijheid van meningsuiting. Want niet hij, maar de islam zaait haat, dat moet verboden worden. Zo goed als er ook keihard moet worden opgetreden tegen Marokkaanse jongeren. Loverboys en jihadisten moeten worden uitgezet en zo redenerend, aldus Frissen, „komen we met hetzelfde gemak uit bij de deportatie van tientallen miljoenen moslims van wie feitelijke assimilatie en geloofsafval wordt geëist”.

Maar het grootste probleem heeft Frissen met Wilders’ aanspraak op de waarheid. Zijn idee dus dat de wereld kenbaar is, maar alleen maar verhuld wordt door elites die zelf de macht in handen willen houden. Wilders’ populisme heeft daarom twee groepen vijanden: de intellectuele, economische en politieke elites aan de bovenkant en de criminals, foreigners, profiters and perverts aan de onderkant. Maar als het volk het wil, zal hij daar genadeloos mee afrekenen. Let wel, het volk als mythische constructie van een culturele, etnische, historische eenheid, dat in de plaats treedt van een volk dat normaliter bol staat van botsende belangen en rivaliserende inzichten.

Voor iemand als Frissen is zo’n constructie vloeken in de kerk. Het betekent niet alleen de creatie van een totalitaire staat, het zou ook het einde betekenen van de politiek waarin juist de verschillen, ook in culturele identiteiten, essentieel zijn. Precies daarover gaat ook zijn boek, over politiek en meer in het bijzonder over de huiveringwekkende macht die de politiek vertegenwoordigt, met haar monopolie op geweldsuitoefening en belastingheffing. Wee het land waar die macht in handen valt van totalitaire denkers. Alleen elkaar beconcurrerende elites, die ook nog kans zien het volk in zijn verdeeldheid te vertegenwoordigen, kunnen ervoor zorgen dat die plek van de macht leeg blijft.

Over de gevaren die de democratie en de rechtstaat bedreigen heeft ook de socioloog Kees Schuyt in de loop der jaren meerdere malen zijn licht laten schijnen. Zijn nieuwste bundel laat zich prachtig lezen in het verlengde van Frissens boek. Ook bij hem proef je de notie van de huiveringwekkende macht van de politiek en de noodzaak die in toom te houden. En ook hoe moeilijk dat vaak is nu het populisme het tij mee heeft. Een valkuil is het wij-zij denken, waarbij de ’zij’-groep gemakkelijk kan uitgroeien tot ’de vijand’. Bijvoorbeeld wanneer geen scherp onderscheid meer wordt gemaakt tussen islamitische terreurgroepen, de georganiseerde politieke islam en de grote onbepaalde groep islamaanhangers. Hierdoor ontstaat het gevaar dat de onbepaalde, tot vijand verklaarde, grote groep, zich als vijand gaat gedragen. De dynamiek van de groepstegenstellingen zal hier een eigen ontwikkeling doormaken en eigen gevolgen creëren. Zoals Schuyt het gevaar kernachtig samenvat: ,,De clash of civilizations wordt vooral verwacht, gevreesd of gehoopt door diegenen die op het uiterste zijn ingesteld. Ongeduld naar de hemel plaveit een weg naar de hel.’’

In een origineel hoofdstuk vraagt Schuyt zich af waarom er uitgerekend in dit individualistische tijdperk meer dan ooit in de ’wij’-vorm wordt gesproken; met Wilders in de paradoxale hoofdrol van iemand die het individuele recht geclaimd lijkt te hebben om altijd ’wij’ te mogen zeggen’. Volgens Schuyt is dit een unieke combinatie van individueel distinctiegedrag en collectivisme. Daarin onderscheidt hij zich van vroegere populistische stromingen die opgingen in een vage massa, of in gewetenloze hordes. Maar de vraag wie die ’wij’ zijn en wie wij zijn blijft er niettemin even raadselachtig om.


© Trouw 2010, op dit artikel rust copyright.