Marsipulami
26-03-11, 21:21
De hulpverlening over seks in de Kerk
21/03 21 MAART 2010 - De hulpverlening sprak zich in de laatste hoorzittingen van de Kamercommissie Seksueel Misbruik uit tegen een meldplicht voor seksueel misbruik van minderjarigen, tegen verlenging van de verjaringstermijnen, tegen een woonverbod en voor gedwongen hulpverlening. Ze was verdeeld over het succes van haar eigen therapieën en iedereen kon vaststellen dat het seksueel misbruik in andere sectoren dan de Kerk veel ernstiger is. Een overzicht.
De Kamercommissie Seksueel Misbruik in de Kerk heeft er haar laatste hoorzittingen opzitten. Een pleiade van hulpverleners passeerde de jongste weken de revue en daarbij sneuvelden nogal wat taboes van de Commissieleden. De Commissie zal nu ook deze standpunten moeten verwerken in haar rapport dat voor Pasen klaar moet zijn. We brengen een overzicht in drie delen. Eerst belichten we de verschillende beleidsvoorstellen van de hulpverleners. Vervolgens behandelen we de vraag of hun therapieën wel succes hebben. En tenslotte zeggen we iets over seksueel misbruik in de andere sectoren dan de Kerk en de manier waarop dit daar wordt aangepakt.
I. BELEIDSVOORSTELLEN
I.1. MELDPLICHT
De hulpverlening had een resem adviezen voor de parlementsleden klaar. Ze riep hen vooral op om niet te tornen aan het beroepsgeheim.
I.1.1. WAAROM GEEN MELDPLICHT?
Momenteel bestaat er een meldrecht bij seksueel misbruik van minderjarigen. Hulpverleners met een beroepsgeheim mogen dat schenden als ze bij een slachtoffer zelf seksueel misbruik hebben vastgesteld of als ze dat misbruik van het slachtoffer hebben vernomen. In dat geval mogen ze naar het parket gaan.
Een eerste vaststelling is dat daarvan weinig gebruik wordt gemaakt. Professor Michel Deneyer (VUB) onderzocht het bij de Vlaamse pediaters (kinderartsen). Slechts 4,6% stapt naar het gerecht als ze van seksueel misbruik horen en ook als ze het zelf vaststellen gaat slechts 13,8% naar het parket, hoewel ze dat perfect mogen doen van de wet. En Stef Anthoni van de Vlaamse Vertrouwenscentra zegde dat zij in Antwerpen slechts in 5% van de gevallen die ze kennen naar het gerecht stappen. Erg weinig dus.
Omdat hulpverleners vaak nieuwe feiten van seksueel geweld vernemen en omdat de daders daarvan toch niet vrij met kinderen zouden moeten kunnen blijven omgaan, willen sommige commissieleden een meldplicht invoeren voor seksueel misbruik van minderjarigen. Deze meldplicht bestaat in Frankrijk en dat was voor sommige commissielden een model. Ze zou niet alleen gelden voor priesters, maar ook voor artsen, maatschappelijk assistenten e.d.
Maar de hulpverlening is totaal en unisono tegen. Waarom? De Leuvense professor jeugdrecht Johan Put, die zelf verklaarde dat hij nog geen definitief standpunt in deze discussie wil innemen, zette voor de commissieleden alle argumenten tegen op een rijtje:
* Onderzoek wijst uit dat een meldplicht leidt tot een massa ongegronde meldingen, tot 79% in Canada. De hulpverleners redeneren: als er twijfel is, zal ik het maar melden, want dat is in mijn voordeel.
* De meldplicht kan een gemakkelijkheidsoplossing voor de hulpverleners worden. Ze melden de zaak en zijn er dan van af. Dat kan leiden tot verantwoordelijkheidsvlucht.
* Het gerechtelijk systeem raakt overbelast door al die meldingen.
* De meldplicht is moeilijk te handhaven, zoals het Franse model aantoont. Put vroeg de parlementsleden zeker dat Franse model niet over te nemen: "De Franse wet is ingewikkeld en onduidelijk en de meldplicht wordt niet strafrechtelijk beteugeld. Het enige belangrijke gevolg tot nu toe is dat artsen die kindermisbruik melden aan het gerecht niet meer tuchtrechtelijk gestraft worden door hun Orde".
* Een meldplicht doorbreekt de vertrouwelijke band met het slachtoffer. Er is zelfs een gevaar voor secundaire victimisering (waarbij het slachtoffer door de manier waarop hulpverlening en gerecht het slachtoffer behandelen, opnieuw tot slachtoffer wordt gemaakt, nvdr), zeker wanneer de hulpverlener achter de rug van het slachtoffer naar het gerecht stapt.
* Een meldplicht schrikt slachtoffers die nog niet daar de hulpverlening zijn gestapt af om dat te doen. Bij vele slachtoffers is er immers een "Stockholmsyndroom", een grote loyauteit tegenover de dader. Kinderen willen wel dat het seksueel misbruik stopt, maar niet dat hun vader in de gevangenis terecht komt.
* Als je het aan de slachtoffers zelf vraagt, dan is er veel minder steun voor een meldplicht dan wanneer je het aan niet-slachtoffers vraagt. In VS gingen onderzoekers na of er een meldplicht moest zijn voor huiselijk geweld. 71% van de vrouwen was daarvoor, maar als men hetzelfde vroeg aan de minshandelde vrouwen, dan zakte dat aandeel naar 59%.
* Er is een tegenspraak tussen de voordelen op korte termijn en die op langere termijn. Geef de straathoekwerkers een meldplicht voor drugsmisdrijven en je zal onmiddellijk meerdere netwerken in de Antwerpse wijk 2060 kunnen oprollen. Maar op langere termijn kan je daar dan ook het hele straathoekwerk opdoeken. En dat heeft toch bepaalde voordelen.
* Tijdens een lagere hoorzitting voegde professor Michel Deneyer nog toe dat 45% van de daders dat ook met de artsen zijn probleem bespreekt. Als er een meldplicht komt, zal dit natuurlijk stoppen en kan men niet meer ingrijpen op de dader, zo luidde het.
I.1.2. WELKE ALTERNATIEVEN?
A. MELDCODE
De Vertrouwensartsencentra zagen wat in het Nederlandse model van een meldcode. Stef Anthoni: "Hulpverleners die kindermishandeling of huiselijk geweld vermoeden worden in Nederland verplicht om een aantal stappen te volgen, bv. contact opnemen met de Vertrouwenscentra voor Advies. Bij misbruik door een professioneel (leraar, dokter e.d.) moet het bestuur ingelicht worden. Onderzoek wijst uit dat dit het aantal meldingen zal verdrievoudigen".
B. MELDRECHT UITBREIDEN
Het huidige meldrecht kan worden uitgebreid op twee vlakken.
* Justitieminister Stefaan De Clerck (CD&V) wil het uitbreiden naar seksueel misbruik van meerderjarigen. Nu geldt dat spreekrecht alleen voor seksueel misbruik van minderjarigen.
* En professor Paul Cosyens voegde daar nog een tweede mogelijke uitbreiding aan toe: "Ook hulpverleners aan daders moeten het recht krijgen om nieuwe criminele feiten van de mensen die zij behandelen te melden aan het gerecht. En dat hebben ze nu niet." Cosyns is de directeur van het Universitair Forensisch Centrum (UFC) van het UZA, dat tussen 1993 en 2010 994 seksuele delinquenten begeleidde, van wie 68,2% seksueel geweld op minderjarigen had gepleegd.
Cosyns keerde zich scherp tegen een meldplicht. "Als die er komt, moet justitie maar zelf de hulpverlening aan seksuele delinquenten organiseren. Dat werkt zo in Canada en het functioneert daar goed. Maar hier werd al geruime tijd geleden beslist dat de hulpverlening aan het justitiecliënteel door onafhankelijke hulpverleners van de Gemeenschappen wordt gedaan. Als er een meldplicht komt, moet men ook dat aspect maar herzien."
C. MEER SAMENWERKING HULPVERLENING-GERECHT
Professor Put pleitte voor meer samenwerking tussen hulpverleners en gerecht. Hun logica's staan tegenover elkaar. Voor de hulpverlener primeert de warme relatie met de cliënt en juridische kennis heeft hij niet veel. "Sommige hulpverleners hebben in hun opleiding geen enkel rechtsvak gekregen, andere wel, maar dat zijn dan puur technische vakken: hoe zit regeling X precies in elkaar?", zo zegde de prof. Hij pleitte voor een cursus recht voor hulpverleners die geïntegreerd is in de vakken ethiek en deontologie.
Voor het parket primeert dan weer de vervolging van de dader en soms maakt dat de toestand alleen maar erger. En op sommige parketten hebben ze maar weinig kennis van de hulpverlening.
Ook de directeur van Child Focus, Kristine Kloeck beklemtoonde dat justitie en hulpverlening gelijkwaardige partners moeten zijn, zoals dat al was bepaald in het samenwerkingsprotocol dat over dit thema werd gesloten in 1998. "Geen van beide groepen kan deze problematiek alleen aanpakken, multidisciplinaire samenwerking is cruciaal. De concurrentie tussen justitie en hulpverlening moet voorbij zijn."
I.2. MEER PROTOCOLLEN
* In de Kamercommissie werd oeverloos lang gediscussieerd over het samenwerkingsprotocol dat de Commissie-Adriaenssens, die binnen de Kerk klachten over seksueel misbruik door priesters behandelde, had afgesloten met de parketten-generaal. Adriaenssens wilde een aantal zaken melden aan het gerecht en wilde weten waar dat moest gebeuren. In een protocol stond dat het federaal parket al de klachten zou ontvangen en ze daarna doorsturen naar het bevoegde parket.
De Commissieleden vonden dan de Commissie-Adriaenssens een parallelle justitie was geworden en dat zij zelf ging beslissen wanneer een pedofiliezaak moest worden geseponeerd.
De vorige ministers van Justitie, Marc Verwilghen (Open Vld) en Laurette Onkelinx (PS) zegden in de Kamercommissie Seksueel Misbruik openlijk dat zij zo'n protocol als dat met de Commissie-Adriaenssens nooit zouden hebben toegelaten. Dat waren eerder politieke statements. Van Marc Verwilghen was dit eigenaardig omdat hij wel zijn akkoord had gegeven voor de Commissie-Halsberghe, die zelfs schadevergoedingen aan slachtoffers wilde uitbetalen en die ook volgens de bisschoppen tot een parallelle justitie was uitgegroeid.
21/03 21 MAART 2010 - De hulpverlening sprak zich in de laatste hoorzittingen van de Kamercommissie Seksueel Misbruik uit tegen een meldplicht voor seksueel misbruik van minderjarigen, tegen verlenging van de verjaringstermijnen, tegen een woonverbod en voor gedwongen hulpverlening. Ze was verdeeld over het succes van haar eigen therapieën en iedereen kon vaststellen dat het seksueel misbruik in andere sectoren dan de Kerk veel ernstiger is. Een overzicht.
De Kamercommissie Seksueel Misbruik in de Kerk heeft er haar laatste hoorzittingen opzitten. Een pleiade van hulpverleners passeerde de jongste weken de revue en daarbij sneuvelden nogal wat taboes van de Commissieleden. De Commissie zal nu ook deze standpunten moeten verwerken in haar rapport dat voor Pasen klaar moet zijn. We brengen een overzicht in drie delen. Eerst belichten we de verschillende beleidsvoorstellen van de hulpverleners. Vervolgens behandelen we de vraag of hun therapieën wel succes hebben. En tenslotte zeggen we iets over seksueel misbruik in de andere sectoren dan de Kerk en de manier waarop dit daar wordt aangepakt.
I. BELEIDSVOORSTELLEN
I.1. MELDPLICHT
De hulpverlening had een resem adviezen voor de parlementsleden klaar. Ze riep hen vooral op om niet te tornen aan het beroepsgeheim.
I.1.1. WAAROM GEEN MELDPLICHT?
Momenteel bestaat er een meldrecht bij seksueel misbruik van minderjarigen. Hulpverleners met een beroepsgeheim mogen dat schenden als ze bij een slachtoffer zelf seksueel misbruik hebben vastgesteld of als ze dat misbruik van het slachtoffer hebben vernomen. In dat geval mogen ze naar het parket gaan.
Een eerste vaststelling is dat daarvan weinig gebruik wordt gemaakt. Professor Michel Deneyer (VUB) onderzocht het bij de Vlaamse pediaters (kinderartsen). Slechts 4,6% stapt naar het gerecht als ze van seksueel misbruik horen en ook als ze het zelf vaststellen gaat slechts 13,8% naar het parket, hoewel ze dat perfect mogen doen van de wet. En Stef Anthoni van de Vlaamse Vertrouwenscentra zegde dat zij in Antwerpen slechts in 5% van de gevallen die ze kennen naar het gerecht stappen. Erg weinig dus.
Omdat hulpverleners vaak nieuwe feiten van seksueel geweld vernemen en omdat de daders daarvan toch niet vrij met kinderen zouden moeten kunnen blijven omgaan, willen sommige commissieleden een meldplicht invoeren voor seksueel misbruik van minderjarigen. Deze meldplicht bestaat in Frankrijk en dat was voor sommige commissielden een model. Ze zou niet alleen gelden voor priesters, maar ook voor artsen, maatschappelijk assistenten e.d.
Maar de hulpverlening is totaal en unisono tegen. Waarom? De Leuvense professor jeugdrecht Johan Put, die zelf verklaarde dat hij nog geen definitief standpunt in deze discussie wil innemen, zette voor de commissieleden alle argumenten tegen op een rijtje:
* Onderzoek wijst uit dat een meldplicht leidt tot een massa ongegronde meldingen, tot 79% in Canada. De hulpverleners redeneren: als er twijfel is, zal ik het maar melden, want dat is in mijn voordeel.
* De meldplicht kan een gemakkelijkheidsoplossing voor de hulpverleners worden. Ze melden de zaak en zijn er dan van af. Dat kan leiden tot verantwoordelijkheidsvlucht.
* Het gerechtelijk systeem raakt overbelast door al die meldingen.
* De meldplicht is moeilijk te handhaven, zoals het Franse model aantoont. Put vroeg de parlementsleden zeker dat Franse model niet over te nemen: "De Franse wet is ingewikkeld en onduidelijk en de meldplicht wordt niet strafrechtelijk beteugeld. Het enige belangrijke gevolg tot nu toe is dat artsen die kindermisbruik melden aan het gerecht niet meer tuchtrechtelijk gestraft worden door hun Orde".
* Een meldplicht doorbreekt de vertrouwelijke band met het slachtoffer. Er is zelfs een gevaar voor secundaire victimisering (waarbij het slachtoffer door de manier waarop hulpverlening en gerecht het slachtoffer behandelen, opnieuw tot slachtoffer wordt gemaakt, nvdr), zeker wanneer de hulpverlener achter de rug van het slachtoffer naar het gerecht stapt.
* Een meldplicht schrikt slachtoffers die nog niet daar de hulpverlening zijn gestapt af om dat te doen. Bij vele slachtoffers is er immers een "Stockholmsyndroom", een grote loyauteit tegenover de dader. Kinderen willen wel dat het seksueel misbruik stopt, maar niet dat hun vader in de gevangenis terecht komt.
* Als je het aan de slachtoffers zelf vraagt, dan is er veel minder steun voor een meldplicht dan wanneer je het aan niet-slachtoffers vraagt. In VS gingen onderzoekers na of er een meldplicht moest zijn voor huiselijk geweld. 71% van de vrouwen was daarvoor, maar als men hetzelfde vroeg aan de minshandelde vrouwen, dan zakte dat aandeel naar 59%.
* Er is een tegenspraak tussen de voordelen op korte termijn en die op langere termijn. Geef de straathoekwerkers een meldplicht voor drugsmisdrijven en je zal onmiddellijk meerdere netwerken in de Antwerpse wijk 2060 kunnen oprollen. Maar op langere termijn kan je daar dan ook het hele straathoekwerk opdoeken. En dat heeft toch bepaalde voordelen.
* Tijdens een lagere hoorzitting voegde professor Michel Deneyer nog toe dat 45% van de daders dat ook met de artsen zijn probleem bespreekt. Als er een meldplicht komt, zal dit natuurlijk stoppen en kan men niet meer ingrijpen op de dader, zo luidde het.
I.1.2. WELKE ALTERNATIEVEN?
A. MELDCODE
De Vertrouwensartsencentra zagen wat in het Nederlandse model van een meldcode. Stef Anthoni: "Hulpverleners die kindermishandeling of huiselijk geweld vermoeden worden in Nederland verplicht om een aantal stappen te volgen, bv. contact opnemen met de Vertrouwenscentra voor Advies. Bij misbruik door een professioneel (leraar, dokter e.d.) moet het bestuur ingelicht worden. Onderzoek wijst uit dat dit het aantal meldingen zal verdrievoudigen".
B. MELDRECHT UITBREIDEN
Het huidige meldrecht kan worden uitgebreid op twee vlakken.
* Justitieminister Stefaan De Clerck (CD&V) wil het uitbreiden naar seksueel misbruik van meerderjarigen. Nu geldt dat spreekrecht alleen voor seksueel misbruik van minderjarigen.
* En professor Paul Cosyens voegde daar nog een tweede mogelijke uitbreiding aan toe: "Ook hulpverleners aan daders moeten het recht krijgen om nieuwe criminele feiten van de mensen die zij behandelen te melden aan het gerecht. En dat hebben ze nu niet." Cosyns is de directeur van het Universitair Forensisch Centrum (UFC) van het UZA, dat tussen 1993 en 2010 994 seksuele delinquenten begeleidde, van wie 68,2% seksueel geweld op minderjarigen had gepleegd.
Cosyns keerde zich scherp tegen een meldplicht. "Als die er komt, moet justitie maar zelf de hulpverlening aan seksuele delinquenten organiseren. Dat werkt zo in Canada en het functioneert daar goed. Maar hier werd al geruime tijd geleden beslist dat de hulpverlening aan het justitiecliënteel door onafhankelijke hulpverleners van de Gemeenschappen wordt gedaan. Als er een meldplicht komt, moet men ook dat aspect maar herzien."
C. MEER SAMENWERKING HULPVERLENING-GERECHT
Professor Put pleitte voor meer samenwerking tussen hulpverleners en gerecht. Hun logica's staan tegenover elkaar. Voor de hulpverlener primeert de warme relatie met de cliënt en juridische kennis heeft hij niet veel. "Sommige hulpverleners hebben in hun opleiding geen enkel rechtsvak gekregen, andere wel, maar dat zijn dan puur technische vakken: hoe zit regeling X precies in elkaar?", zo zegde de prof. Hij pleitte voor een cursus recht voor hulpverleners die geïntegreerd is in de vakken ethiek en deontologie.
Voor het parket primeert dan weer de vervolging van de dader en soms maakt dat de toestand alleen maar erger. En op sommige parketten hebben ze maar weinig kennis van de hulpverlening.
Ook de directeur van Child Focus, Kristine Kloeck beklemtoonde dat justitie en hulpverlening gelijkwaardige partners moeten zijn, zoals dat al was bepaald in het samenwerkingsprotocol dat over dit thema werd gesloten in 1998. "Geen van beide groepen kan deze problematiek alleen aanpakken, multidisciplinaire samenwerking is cruciaal. De concurrentie tussen justitie en hulpverlening moet voorbij zijn."
I.2. MEER PROTOCOLLEN
* In de Kamercommissie werd oeverloos lang gediscussieerd over het samenwerkingsprotocol dat de Commissie-Adriaenssens, die binnen de Kerk klachten over seksueel misbruik door priesters behandelde, had afgesloten met de parketten-generaal. Adriaenssens wilde een aantal zaken melden aan het gerecht en wilde weten waar dat moest gebeuren. In een protocol stond dat het federaal parket al de klachten zou ontvangen en ze daarna doorsturen naar het bevoegde parket.
De Commissieleden vonden dan de Commissie-Adriaenssens een parallelle justitie was geworden en dat zij zelf ging beslissen wanneer een pedofiliezaak moest worden geseponeerd.
De vorige ministers van Justitie, Marc Verwilghen (Open Vld) en Laurette Onkelinx (PS) zegden in de Kamercommissie Seksueel Misbruik openlijk dat zij zo'n protocol als dat met de Commissie-Adriaenssens nooit zouden hebben toegelaten. Dat waren eerder politieke statements. Van Marc Verwilghen was dit eigenaardig omdat hij wel zijn akkoord had gegeven voor de Commissie-Halsberghe, die zelfs schadevergoedingen aan slachtoffers wilde uitbetalen en die ook volgens de bisschoppen tot een parallelle justitie was uitgegroeid.