mark61
07-05-11, 13:37
zaterdag 7 mei 2011 door Bas Heijne
Rellen, kopstoten, leuzen, spreekkoren, scheldpartijen in de kleedkamer – wie lang geleden op het idee kwam dat sport verbroedert, heeft ons opgezadeld met een hardnekkige mythe. In Frankrijk liggen de kaarten nu op tafel: was er in 1998 nog euforie over een veelkleurig nationaal elftal dat er met de wereldbeker vandoor ging, inmiddels is diezelfde kleur het onderwerp van een nationaal schandaal.
Eind vorig jaar was er een bijeenkomst van voetbalbonzen waar werd gepleit voor quota: niet meer dan 30 procent gekleurde spelers zou tot de opleiding moeten worden toegelaten. De bondcoach van ‘Les Bleus’, Laurent Blanc (naamgrapje te flauw), beklaagde zich over het feit dat scouts gefixeerd waren op een en hetzelfde fysieke type: groot, breed en sterk. En wie zijn er groot, breed en sterk? „De zwarten.” Vervolgens pleitte hij voor andere criteria, waardoor spelers zouden worden aangetrokken „met onze cultuur, onze geschiedenis.”
De zaak wordt uitgezocht. De minister van sport haastte zich te verklaren dat quota wettelijk niet waren toegestaan; spelers in opleiding zouden moeten leren „hun teamshirt te respecteren”. De zwarte tennisser Yannick Noah verklaarde dat hij altijd wel had vermoed dat dit soort dingen voorkwamen – nu was het tijd voor „een open debat”.
Waarover zou dat debat moeten gaan? In Nederland spelen soortgelijke gevoelens: hier hebben we het schandaaltje van de Utrechtse marathon, die voortaan, een beetje zielig, de ‘Dutch Battle’ heet. Alleen Nederlanders worden uitgenodigd. De laatste jaren was er namelijk geen lol meer aan, altijd ging er een Keniaan met het prijzengeld vandoor. Dat werkt ontmoedigend voor Nederlandse marathonlopers, die per jaar langzamer gingen lopen. Een van hen merkte voor de camera van Een Vandaag op dat het niet eerlijk was: Afrikanen begonnen al op hun zevende, achtste met rondjes rennen. Toen ik me hardop afvroeg waarom de Universiteit van Utrecht als sponsor van een dergelijk benepen evenement vermeld stond, reageerde een marathonloper met de geruststelling dat van discriminatie geen sprake was: buitenlandse hardlopers waren immers wel uitgenodigd voor de halve marathon en bij de vrouwen. Ik verzin niks.
Vroeger lag er een etiket klaar voor zulke incidenten: racisme. Daarmee was het kwaad benoemd en kon iedereen zich weer goed voelen. Hier is iets anders aan de hand. Wat het Franse en het Nederlandse voorbeeld gemeen hebben is juist dat defensieve „en wij dan?” gevoel. Een klassieke racist zou daar zijn neus voor ophalen. De Franse bondcoach erkent dat zwarte voetballers groot, breed en sterk zijn. Net zo geven de organisatoren van de marathon toe dat Keniaanse hardlopers harder lopen. Zo hard, dat het niet leuk meer is.
Dit is dus niet de Ku Klux Klan. Het is Calimero.
Meer dan om ras, gaat het tegenwoordig om cultuur. De Franse bondcoach haalt er niet voor niets identiteit en geschiedenis bij. Toen de Fransen de wereldbeker wonnen was dat meteen een ode aan de pluriformiteit – doordat ook de blanke Fransman kon juichen voor een gekleurd team leek het klassieke racisme overwonnen. Toen het nationale elftal in de jaren daarna minder presteerde en later ruziënd over straat rolde, was afkomst ineens het probleem. Het elftal was eenvoudig niet Frans genoeg. Voelden ze zich wel echt Frans? Waren ze wel echte Fransen?
In een verlichte wereld is het vanzelfsprekend dat Hollanders aan de kant staan te juichen voor Keniaanse renners – en het ook spannend vinden wanneer de eindsprint tussen twee Kenianen gaat. Het gaat om de sport. In een verlichte wereld wordt een voetballer in de nationale selectie vanzelf een vertegenwoordiger van de natie, ongeacht afkomst of geloof. Jammer dat de wereld niet verlicht is.
Vergeet het woord racisme – dat maakt het pleitbezorgers van de nieuwe ongelijkheid te gemakkelijk. Zie de dooddoener van islamhaters: ik ben geen racist, want moslims zijn geen ras. Het gaat nu om cultuur. Het gaat om het groeiende onvermogen om de grenzen van je eigen identiteit te verruimen, juist omdat je je in je eigenheid bedreigd voelt. Wat is een Fransman? Wat is een Nederlander? Laat het „open debat” daar over gaan.
http://weblogs.nrc.nl/heijne/2011/05/07/30-procent-kleur/
Rellen, kopstoten, leuzen, spreekkoren, scheldpartijen in de kleedkamer – wie lang geleden op het idee kwam dat sport verbroedert, heeft ons opgezadeld met een hardnekkige mythe. In Frankrijk liggen de kaarten nu op tafel: was er in 1998 nog euforie over een veelkleurig nationaal elftal dat er met de wereldbeker vandoor ging, inmiddels is diezelfde kleur het onderwerp van een nationaal schandaal.
Eind vorig jaar was er een bijeenkomst van voetbalbonzen waar werd gepleit voor quota: niet meer dan 30 procent gekleurde spelers zou tot de opleiding moeten worden toegelaten. De bondcoach van ‘Les Bleus’, Laurent Blanc (naamgrapje te flauw), beklaagde zich over het feit dat scouts gefixeerd waren op een en hetzelfde fysieke type: groot, breed en sterk. En wie zijn er groot, breed en sterk? „De zwarten.” Vervolgens pleitte hij voor andere criteria, waardoor spelers zouden worden aangetrokken „met onze cultuur, onze geschiedenis.”
De zaak wordt uitgezocht. De minister van sport haastte zich te verklaren dat quota wettelijk niet waren toegestaan; spelers in opleiding zouden moeten leren „hun teamshirt te respecteren”. De zwarte tennisser Yannick Noah verklaarde dat hij altijd wel had vermoed dat dit soort dingen voorkwamen – nu was het tijd voor „een open debat”.
Waarover zou dat debat moeten gaan? In Nederland spelen soortgelijke gevoelens: hier hebben we het schandaaltje van de Utrechtse marathon, die voortaan, een beetje zielig, de ‘Dutch Battle’ heet. Alleen Nederlanders worden uitgenodigd. De laatste jaren was er namelijk geen lol meer aan, altijd ging er een Keniaan met het prijzengeld vandoor. Dat werkt ontmoedigend voor Nederlandse marathonlopers, die per jaar langzamer gingen lopen. Een van hen merkte voor de camera van Een Vandaag op dat het niet eerlijk was: Afrikanen begonnen al op hun zevende, achtste met rondjes rennen. Toen ik me hardop afvroeg waarom de Universiteit van Utrecht als sponsor van een dergelijk benepen evenement vermeld stond, reageerde een marathonloper met de geruststelling dat van discriminatie geen sprake was: buitenlandse hardlopers waren immers wel uitgenodigd voor de halve marathon en bij de vrouwen. Ik verzin niks.
Vroeger lag er een etiket klaar voor zulke incidenten: racisme. Daarmee was het kwaad benoemd en kon iedereen zich weer goed voelen. Hier is iets anders aan de hand. Wat het Franse en het Nederlandse voorbeeld gemeen hebben is juist dat defensieve „en wij dan?” gevoel. Een klassieke racist zou daar zijn neus voor ophalen. De Franse bondcoach erkent dat zwarte voetballers groot, breed en sterk zijn. Net zo geven de organisatoren van de marathon toe dat Keniaanse hardlopers harder lopen. Zo hard, dat het niet leuk meer is.
Dit is dus niet de Ku Klux Klan. Het is Calimero.
Meer dan om ras, gaat het tegenwoordig om cultuur. De Franse bondcoach haalt er niet voor niets identiteit en geschiedenis bij. Toen de Fransen de wereldbeker wonnen was dat meteen een ode aan de pluriformiteit – doordat ook de blanke Fransman kon juichen voor een gekleurd team leek het klassieke racisme overwonnen. Toen het nationale elftal in de jaren daarna minder presteerde en later ruziënd over straat rolde, was afkomst ineens het probleem. Het elftal was eenvoudig niet Frans genoeg. Voelden ze zich wel echt Frans? Waren ze wel echte Fransen?
In een verlichte wereld is het vanzelfsprekend dat Hollanders aan de kant staan te juichen voor Keniaanse renners – en het ook spannend vinden wanneer de eindsprint tussen twee Kenianen gaat. Het gaat om de sport. In een verlichte wereld wordt een voetballer in de nationale selectie vanzelf een vertegenwoordiger van de natie, ongeacht afkomst of geloof. Jammer dat de wereld niet verlicht is.
Vergeet het woord racisme – dat maakt het pleitbezorgers van de nieuwe ongelijkheid te gemakkelijk. Zie de dooddoener van islamhaters: ik ben geen racist, want moslims zijn geen ras. Het gaat nu om cultuur. Het gaat om het groeiende onvermogen om de grenzen van je eigen identiteit te verruimen, juist omdat je je in je eigenheid bedreigd voelt. Wat is een Fransman? Wat is een Nederlander? Laat het „open debat” daar over gaan.
http://weblogs.nrc.nl/heijne/2011/05/07/30-procent-kleur/