Het heeft een onmiskenbare, positieve functie. Het onderscheid is nuttig en noodzakelijk op medisch gebied, omdat sommige etniciteiten gevoeliger zijn voor bepaalde aandoeningen dan andere. Medici moeten daarvan op de hoogte zijn, anders kunnen er ongelukken gebeuren. Dus dat wordt in de epidemiologie gebruikt.
In sociale context wordt het ook gebruikt. Als bepaalde groepen collectief een achterstand blijken te hebben op het gebied van onderwijs, huisvesting en werkgelegenheid kan het nuttig zijn specifiek beleid in te voeren. Vroeger werd dat als nuttiger gezien dan tegenwoordig.
Het hangt ervan af of je mensen ziet als individuen waarbij cultuur en etniciteit geen factoren zijn die invloed kunnen hebben, of juist wel. Voor beiden is wel wat te zeggen. Uiteindelijk is het een 'ideologische' keuze.
Dat geldt zowel voor Nederlandse instanties als de groepen zelf.
Met die heisa over lesbische pleegouders zie je al hoe mensen zichzelf in een uitzonderingspositie plaatsen, niet NLse instanties.
RMO: Geen basis meer voor overheidsindeling allochtoon/autochtoon
Geboorteland van ouder moet voor de overheid niet langer grondslag zijn om mensen in te delen in
etnische categorieën. Nu het voorkeursbeleid is afgeschaft, ontbreekt voor de overheid de
legitimatie om de categorisering in allochtoon en autochtoon te continueren. Dat stelt de Raad voor
Maatschappelijke Ontwikkeling in zijn aan demissionair minister Gerd Leers aangeboden
briefadvies: Tussen afkomst en toekomst. Etnische categorisering door de overheid
De overheid heeft het afgelopen decennium geleidelijk de koers in het integratiebeleid veranderd.
Onder het motto ‘niet afkomst maar toekomst’ is het etnisch-specifieke beleid ingeruild voor een
achterstandsbeleid dat niet gebaseerd is op etnische achtergronden. Hiermee staat de overheid
onherroepelijk voor de vraag welke gevolgen dit heeft voor de manier waarop zij etniciteit
categoriseert en registreert.
Volgens de Raad zijn er zwaarwegende argumenten om de huidige categorisering door de overheid
in ‘autochtoon’, ‘westers allochtoon’ en ‘niet-westers allochtoon’ af te schaffen. Zonder
voorkeursbeleid ontbreekt allereerst een deugdelijke, wettelijke basis om nog etnische groepen te
onderscheiden. De Wet bescherming persoonsgegevens biedt alleen ruimte voor etnisch onderscheid
als er sprake is van voorkeursbeleid of onvermijdelijke identificatie. Daarnaast wringt de huidige
wijze van het etnisch indelen. Die acht familiaire afkomst namelijk belangijker dan de geboortegrond
of nationaliteit van de migrant. Zo staat nu een in het buitenland geboren persoon wiens ouders in
Nederland zijn geboren, niet te boek als allochtoon, maar een in Nederland geboren persoon van wie
een ouder in het buitenland is geboren, wel. Ten derde groeit het inzicht dat de etnische factor in de
praktijk geen zeggingskracht heeft als het gaat om het nemen van beleidsmaatregelen, mede omdat
de verschillen in een etnische groep (qua opleiding, arbeidsmarktpositie) nu zo groot zijn.
Tot slot geldt het principiële argument dat een overheid terughoudend dient te zijn in het maken van etnisch
onderscheid. Het staat iedereen in de samenleving – wetenschappers, politici, journalisten - vrij om
in etnische termen te spreken. Maar de enige die dat, behoudens wettelijke uitzonderingen, niet
mag doen, is de overheid. En die wettelijke basis ontbreekt momenteel.
In de praktijk zal de overheid geboortelandgegevens van personen mogen blijven registreren. De
verstrekking aan derden van de daaraan te koppelen geboortelandgegevens van ouders, zal aan
duidelijke restricties moeten worden onderworpen.
U kunt het advies downloaden via Nieuws - Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (http://www.adviesorgaan-rmo.nl). Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met Albertine van Diepen: 070 340 5294 of
[email protected].
Tussen afkomst en toekomst (mei 2012) - Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (http://www.adviesorgaan-rmo.nl/Publicaties/Adviezen/Tussen_afkomst_en_toekomst_mei_2012)