super ick
27-03-13, 07:41
„Meer Europa betekent minder democratie”
WOERDEN – Meer schulden, minder democratie. Als dát de balans is van tien jaar euro dan lijkt een heroverweging op haar plaats. Of toch niet? „Oké, één groot succes is het allemaal niet. Maar er wordt in ieder geval niet geschoten.”
Wat heeft de euro ons gebracht en wat staat ons nog te wachten? Die vragen stonden vrijdag centraal tijdens een symposium in Woerden, georganiseerd door de SGP-fractie in het Europees Parlement.
Om met de eerste vraag van wal te steken: niet al te best, zo luidt althans de conclusie van econoom Herbert Rijken (Vrije Universiteit). De schulden van veel eurolanden zijn volgens hem de pan uit gerezen en eigenlijk ook onhoudbaar geworden, ware het niet dat de Europese Centrale Bank alles op alles zet om de rente ultralaag te houden om zo de pijn voor veel overheden uit te stellen.
Als oorzaak voor die schuldenberg wijst Rijken vooral op de tweedeling tussen noord en zuid binnen de eurozone, waarbij landen uit de eerste groep jarenlang vooral exporteerden, terwijl de overige landen juist importeerden en spendeerden. Zo kon het gebeuren dat een land als Spanje in de laatste vijftien jaar tweeënhalf keer meer bijleende dan wat alle burgers er jaarlijks met elkaar verdienen. Hoe dat geld exact moet worden terugverdiend, weet niemand, maar helder lijkt wel dat de rekening „linksom of rechtsom” bij de sterkere economieën terecht zal komen, zegt Rijken.
Wisselkoersen
Voorzetting van de huidige eurozone hangt daarom vooral af van de vraag hoe lang Duitsland „met zijn sterkste economie ter wereld” die „onbalans nog wil financieren”, meent hij.
In de ogen van Rijken is de toegenomen tweedeling vooral gevoed door het vastklinken van de wisselkoersen in de jaren negentig en de latere invoering van de euro. Een terugkeer naar de „disciplinerende werking van wisselkoersen” is daarmee zeker het overwegen waard, stelt hij.
Lex Hoogduin, econoom aan de Universiteit van Amsterdam, ziet daar helemaal niets in, omdat dit volgens hem niets oplost, maar tevens een streep zou zetten door zestig jaar werken aan Europese vrede en veiligheid. „Nee, één groot succesverhaal werd die Europese samenwerking niet. Maar er is wel één voordeel: er wordt in ieder geval niet meer geschoten.”
Volgens Hoogduin is er niets kapot wat niet gemaakt kan worden. Zo zagen de richtlijnen voor de euro, vastgelegd in het Verdrag van Maastricht, er op papier goed uit, meent hij, maar is er onvoldoende de vinger aan de pols gehouden in de jaren na invoering. „Het verdrag heeft gefunctioneerd als toegangsticket dat na binnenkomst verfrommeld kon worden. De grenzen voor tekort en schuld zijn daarna gewoon vergeten.”
Volgens Hoogduin ligt de oplossing voor de huidige problemen daarom ook in ‘Maastricht’. Naast invoering van een bankenunie bepleit hij maatregelen om de criteria van toen in de toekomst beter afdwingbaar te maken. „Bijvoorbeeld door een Europese minister van Financiën aan te stellen, die landen desnoods onder curatele kan stellen.”
Daarmee lijkt Brussel zijn greep op de lidstaten nog verder te moeten verstevigen, wat ook de hoofdlijn is in de plannen die Europees president Van Rompuy de komende maanden wil uitwerken. Volgens jurist Fabian Amtenbrink (Erasmus Universiteit Rotterdam) zet zich daarmee een sluipend proces voort: in steeds meer gevallen waar vroeger de lidstaten leidend waren, zit nu Brussel (lees: de Europese Commissie) aan het stuur. Dat proces voltrekt zich volgens hem niet transparant in de vorm van nieuwe verdragen die door parlementen geratificeerd moeten worden, maar „op twijfelachtig wijze” via verordeningen en intergouvernementele afspraken die elkaar de afgelopen jaren in sneltreinvaart opvolgden.
Ondoorzichtig
Die veranderende praktijk van Europese besluitvorming creëert in de ogen van Amtenbrink „een ondoorzichtig supranationaal web” dat de democratische betrokkenheid en controle beperkt, iets waar ook de Raad van State in een recent advies de vinger bij legde. Nationale parlementen zouden volgens de jurist eigenlijk een rol moeten blijven spelen, maar juist dat is volgens hem steeds minder gewaarborgd.
Volgens politicoloog Alfred Pijpers (Clingendael) zijn hiervoor ook nauwelijks alternatieven voorhanden. Ook hij ziet op die manier de machtstoename van Brussel een steeds groter democratisch probleem opleveren voor Nederland, dat tot nog toe rechtsstatelijk juist tot de „absolute wereldtop” behoort, in tegenstelling tot veel andere eurolanden.
Zo wordt het aloude budgetrecht van de Tweede Kamer steeds meer uitgehold, nu steeds vaker Europese instanties het laatste woord hebben, in plaats van de parlementen. Eerder noemde Pijpers dit „de grootste aanslag op de parlementaire democratie sinds de Duitse tijd.”
Over wat te doen, verschilden vrijdag echter de meningen. Waar Amtenbrink en Hoogduin eigenlijk geen alternatief zien voor de europeanisering van de laatste zestig jaar, staan Pijpers en Rijken hier wat kritischer in. Zo erkent Rijken dat het inwisselen van de euro voor nationale wisselkoersen een risico is, maar dat „doorgaan met verdere integratie” in zijn ogen „minstens zo risicovol” is en de herintroductie van wisselkoersen zeker niet impliceert dat Europese landen „afscheid nemen van elkaar.”
Ook Pijpers laakt de grote woorden die er soms worden gebruikt om de betekenis van Europa voor vrede en veiligheid te onderstrepen. Volgens hem is de lange periode van internationale stabiliteit niet zozeer een Europees, maar een mondiaal gegeven. Pijpers: „En bovendien: het was niet Brussel dat zestig jaar geleden zorgde voor vrede. Dat waren de geallieerden.”
http://www.refdag.nl/nieuws/economie/meer_europa_betekent_minder_democratie_1_725190
WOERDEN – Meer schulden, minder democratie. Als dát de balans is van tien jaar euro dan lijkt een heroverweging op haar plaats. Of toch niet? „Oké, één groot succes is het allemaal niet. Maar er wordt in ieder geval niet geschoten.”
Wat heeft de euro ons gebracht en wat staat ons nog te wachten? Die vragen stonden vrijdag centraal tijdens een symposium in Woerden, georganiseerd door de SGP-fractie in het Europees Parlement.
Om met de eerste vraag van wal te steken: niet al te best, zo luidt althans de conclusie van econoom Herbert Rijken (Vrije Universiteit). De schulden van veel eurolanden zijn volgens hem de pan uit gerezen en eigenlijk ook onhoudbaar geworden, ware het niet dat de Europese Centrale Bank alles op alles zet om de rente ultralaag te houden om zo de pijn voor veel overheden uit te stellen.
Als oorzaak voor die schuldenberg wijst Rijken vooral op de tweedeling tussen noord en zuid binnen de eurozone, waarbij landen uit de eerste groep jarenlang vooral exporteerden, terwijl de overige landen juist importeerden en spendeerden. Zo kon het gebeuren dat een land als Spanje in de laatste vijftien jaar tweeënhalf keer meer bijleende dan wat alle burgers er jaarlijks met elkaar verdienen. Hoe dat geld exact moet worden terugverdiend, weet niemand, maar helder lijkt wel dat de rekening „linksom of rechtsom” bij de sterkere economieën terecht zal komen, zegt Rijken.
Wisselkoersen
Voorzetting van de huidige eurozone hangt daarom vooral af van de vraag hoe lang Duitsland „met zijn sterkste economie ter wereld” die „onbalans nog wil financieren”, meent hij.
In de ogen van Rijken is de toegenomen tweedeling vooral gevoed door het vastklinken van de wisselkoersen in de jaren negentig en de latere invoering van de euro. Een terugkeer naar de „disciplinerende werking van wisselkoersen” is daarmee zeker het overwegen waard, stelt hij.
Lex Hoogduin, econoom aan de Universiteit van Amsterdam, ziet daar helemaal niets in, omdat dit volgens hem niets oplost, maar tevens een streep zou zetten door zestig jaar werken aan Europese vrede en veiligheid. „Nee, één groot succesverhaal werd die Europese samenwerking niet. Maar er is wel één voordeel: er wordt in ieder geval niet meer geschoten.”
Volgens Hoogduin is er niets kapot wat niet gemaakt kan worden. Zo zagen de richtlijnen voor de euro, vastgelegd in het Verdrag van Maastricht, er op papier goed uit, meent hij, maar is er onvoldoende de vinger aan de pols gehouden in de jaren na invoering. „Het verdrag heeft gefunctioneerd als toegangsticket dat na binnenkomst verfrommeld kon worden. De grenzen voor tekort en schuld zijn daarna gewoon vergeten.”
Volgens Hoogduin ligt de oplossing voor de huidige problemen daarom ook in ‘Maastricht’. Naast invoering van een bankenunie bepleit hij maatregelen om de criteria van toen in de toekomst beter afdwingbaar te maken. „Bijvoorbeeld door een Europese minister van Financiën aan te stellen, die landen desnoods onder curatele kan stellen.”
Daarmee lijkt Brussel zijn greep op de lidstaten nog verder te moeten verstevigen, wat ook de hoofdlijn is in de plannen die Europees president Van Rompuy de komende maanden wil uitwerken. Volgens jurist Fabian Amtenbrink (Erasmus Universiteit Rotterdam) zet zich daarmee een sluipend proces voort: in steeds meer gevallen waar vroeger de lidstaten leidend waren, zit nu Brussel (lees: de Europese Commissie) aan het stuur. Dat proces voltrekt zich volgens hem niet transparant in de vorm van nieuwe verdragen die door parlementen geratificeerd moeten worden, maar „op twijfelachtig wijze” via verordeningen en intergouvernementele afspraken die elkaar de afgelopen jaren in sneltreinvaart opvolgden.
Ondoorzichtig
Die veranderende praktijk van Europese besluitvorming creëert in de ogen van Amtenbrink „een ondoorzichtig supranationaal web” dat de democratische betrokkenheid en controle beperkt, iets waar ook de Raad van State in een recent advies de vinger bij legde. Nationale parlementen zouden volgens de jurist eigenlijk een rol moeten blijven spelen, maar juist dat is volgens hem steeds minder gewaarborgd.
Volgens politicoloog Alfred Pijpers (Clingendael) zijn hiervoor ook nauwelijks alternatieven voorhanden. Ook hij ziet op die manier de machtstoename van Brussel een steeds groter democratisch probleem opleveren voor Nederland, dat tot nog toe rechtsstatelijk juist tot de „absolute wereldtop” behoort, in tegenstelling tot veel andere eurolanden.
Zo wordt het aloude budgetrecht van de Tweede Kamer steeds meer uitgehold, nu steeds vaker Europese instanties het laatste woord hebben, in plaats van de parlementen. Eerder noemde Pijpers dit „de grootste aanslag op de parlementaire democratie sinds de Duitse tijd.”
Over wat te doen, verschilden vrijdag echter de meningen. Waar Amtenbrink en Hoogduin eigenlijk geen alternatief zien voor de europeanisering van de laatste zestig jaar, staan Pijpers en Rijken hier wat kritischer in. Zo erkent Rijken dat het inwisselen van de euro voor nationale wisselkoersen een risico is, maar dat „doorgaan met verdere integratie” in zijn ogen „minstens zo risicovol” is en de herintroductie van wisselkoersen zeker niet impliceert dat Europese landen „afscheid nemen van elkaar.”
Ook Pijpers laakt de grote woorden die er soms worden gebruikt om de betekenis van Europa voor vrede en veiligheid te onderstrepen. Volgens hem is de lange periode van internationale stabiliteit niet zozeer een Europees, maar een mondiaal gegeven. Pijpers: „En bovendien: het was niet Brussel dat zestig jaar geleden zorgde voor vrede. Dat waren de geallieerden.”
http://www.refdag.nl/nieuws/economie/meer_europa_betekent_minder_democratie_1_725190