PDA

Bekijk Volledige Versie : Pausen, evolutiebiologie en de Big Bang



Marsipulami
22-11-14, 11:17
Pausen, evolutiebiologie en de Big Bang

Gepub*liceerd op zater*dag 08 novem*ber 2014 22:57 | Geschreven door Vin*cent Kemme |


Eind okto*ber heeft paus Fran*cis*cus de Pauselijke Acad*e*mie voor Weten*schap*pen toege*spro*ken en zich uit*ge*laten over twee belan*grijke weten*schap*pelijke the*o*rieën die ons huidige wereld*beeld bepalen: de evo*lu*ti*ethe*o*rie en die van de ‘oerk*nal’ of ‘Big Bang’. Boven*dien ging hij in op de ver*ant*wo*ordelijkheid van de weten*schap*per ten opzichte van de men*sheid. De uit*spraken van de paus kun*nen bepaalde mensen tegen de haren instrijken: vooral zij die het op de evo*lu*ti*ethe*o*rie gemunt hebben en alter*natieve verk*larin*gen voor de evo*lu*tie van het leven voorstaan: met name de ook in katholieke krin*gen pop*u*laire ‘Intel*li*gent design beweg*ing’ en het toe*val*lig deze maand in Ned*er*land opduik*end ‘katholiek cre*ation*isme’. De paus, in navol*ging van zijn voor*gangers, lijkt dergelijke stro*min*gen niet te ste*unen en de evo*lu*ti*ethe*o*rie wél serieus te nemen, zoals zijn voor*gangers dat deden.

Tover*stok

In zijn toe*spraak waarschuwt de paus voor een inter*pre*tatie van het schep*pingsver*haal in Gen*e*sis waar*bij we ons God voorstellen “als een tove*naar, die met zijn tover*stokje de din*gen doet ver*schi*j*nen.” De paus wijst deze visie, die vooral doet denken aan het ‘cre*ation*isme’ af. Met ‘cre*ation*isme’ wordt over het alge*meen bedoeld: diege*nen die schep*pingsver*halen uiterst let*ter*lijk inter*preteren, alsof het om een soort jour*nal*istieke ver*sla*g*leg*ging van de his*torische feiten gaat, aan het begin van onze geschiede*nis. Deze ‘cre*ation*is*ten’ kom je zowel in protes*tantse als in katholieke, maar ook in joodse en islami*tis*che krin*gen tegen. Ze zijn echter vooral bek*end gewor*den aan het einde van de 19e eeuw in bepaalde protes*tantse geloof*s*ge*meen*schap*pen die de bij*bel los van de kerke*lijke tra*di*tie lezen, in reac*tie op de nieuwe ideeën van Charles Dar*win in die tijd. Dar*win had een mech*a*nisme voorgesteld dat het ontstaan van nieuwe soorten uit bestaande soorten kon verk*laren, en daarmee en boom van het leven die ook de biol*o*gis*che ver*wantschap tussen soorten, de mens en de hogere apen niet uit*ges*loten, kon verk*laren. Dat leek op het eerste gezicht in te gaan tegen het ‘soort na soort’ schep*pend han*de*len van God zoals dat in Gen*e*sis 1 beschreven staat. En tegen die prim*i*tieve inter*pre*tatie van Gen*e*sis 1 waarschuwt de paus ons dus.

Evo*lu*tie

Voor een keur van weten*schap*pers, katholieke en niet-katholieke, verza*meld in de Pauselijke Acad*e*mie voor Weten*schap*pen, stelt de paus: “Hij [God] heeft de wezens geschapen en hen zich laten ontwikke*len vol*gens inner*lijke wet*matighe*den die Hij aan elk van hen gegeven heeft, opdat ze zich ontwikke*len, opdat ze hun vol*heid bereiken.” Met de gehele joods-christelijke tra*di*tie, wijt de paus het bestaan zelf van ‘wezens’, lev*en*loze én lev*ende, aan God, die het bestaan ver*leend aan het geschapene, Hij die zelf hét bestaan, het ‘zijn’ in per*soon is. Ook is God ver*ant*wo*ordelijk voor de ‘inner*lijke wet*matigheid’, die hen tot ontwik*kel*ing, tot een evo*lu*tie in staat stelt en tot hun doel, hun ‘vol*heid’ brengt. Alle pogin*gen van ‘atheïstis*che dar*win*is*ten’ (wie dat ook mogen zijn) om Gods bestaan door de evo*lu*ti*ethe*o*rie te ontken*nen, sla*gen er niet in om het bestaan van die ‘wet*matighe*den’ te verk*laren: de natu*ur*wet*ten gaan immers aan het bestaan van natu*urlijke fenome*nen vooraf en nie*mand in de weten*schap weet waar die wet*ten van*daan komen. Het vergt een ‘sprong in geloof’ , of ten*min*ste in de metafys*ica, om te onderken*nen dat er van een ‘wet*gever’ sprake moet zijn, een ‘intel*li*gente auteur’ van dat alles. Het bestaan van deze intel*li*gente ontwer*per is echter geen onder*w*erp van studie van de natu*ur*weten*schap: deze ont*trekt zich aan de zin*tu*igelijke waarne*m*ing en zijn bestaan is natu*ur*weten*schap*pelijk dus niet te bewi*jzen.

Autonomie

De paus ver*volgt: “ Hij [opnieuw: God] geeft de autonomie aan de wezens van het uni*ver*sum ter*wijl Hij ze tegelijk*er*tijd verzek*ert van zijn con*stante aan*wezigheid, leven gevend aan elke werke*lijkheid. Zo heeft de schep*ping zich gedurende eeuwen en eeuwen, mil*len*nia en mil*len*nia, tot*dat zij dat*gene wat wij nu ken*nen zou wor*den”. Inter*es*sant aan deze pas*sage is de plaats die de autonomie wordt toebe*deeld. Indien er in de evo*lu*tie van het leven een plaats weggelegd is voor ‘toe*val*lige mutaties’ die ver*vol*gens het voor*w*erp zijn van ‘natu*urlijke selec*tie’ en het over*leven van de meest aangepaste soorten (sur*vival of the fittest), dan is het God die de kos*mos die betrekke*lijke autonomie geschonken heeft. Voeg daar*bij de eerder genoemde ‘inner*lijke wet*matighe*den’ op grond waar*van de lev*en*loze en lev*ende materie zich ontwikkelt, dan komt je tot een ‘mech*a*nisme’ dat evo*lu*tie mogelijk maakt, niet zon*der God maar juist dankzij God. God is “geen demi*urg of een tove*naar, maar een Schep*per, die leven geeft aan alle soorten. Het begin van de wereld is niet het werk van de chaos die aan een ander zijn oor*sprong dankt, maar is afgeleid van een hoger principe dat schept uit liefde.”

Won*der

Met deze visie beves*tigt paus Fran*cis*cus de gedachte die ook zijn voor*gangers en de gehele kerke*lijk tra*di*tie ken*merkt: om ons bestaan volledig te begri*jpen vol*staat een louter natu*urlijke verk*lar*ing niet. Het moge zo zijn dat wij het ontstaan van soorten, ook van de mens, biol*o*gisch kun*nen beschri*jven: diezelfde evo*lu*tie van het leven ver*raadt een doel*gerichtheid, een toe*name in com*plex*iteit en in intel*li*gen*tie onder soorten, die — ook al spe*len toe*val*lige mutaties en natu*urlijke selec*tie een rol, niet volledig door toe*val te verk*laren is. Het enkele feit dat er biol*o*gis*che evo*lu*tie zou hebben plaats gevon*den, dat soorten uit prim*i*tieve soorten zouden zijn ontstaan, dat nieuwe en steeds ingewikkeldere eigen*schap*pen in de geschiede*nis van het leven zich hebben voorgedaan, ver*raadt een werk*ing van de lev*ende natuur die niet slechts natu*urlijke oorza*ken kan hebben. Hoe de lev*ende natuur kan evolueren is dan ook bin*nen de biolo*gie nog een groot raad*sel. Na Dar*win is er de Mod*erne Syn*these gekomen, waar in de klassiekege*net*ica van Mendel en de mod*erne mol*e*c*u*laire genet*ica zijn opgenomen en van*daag werkt men aan de ‘Extented Evo*lu*tion*ary Syn*the*sis’, die de werk*ing van evo*lu*tion*aire processen ook mede verk*laard door ‘epi*genetis*che’ processen (zoals gen-expressie) en ook door ecol*o*gis*che fac*toren. Indien de weten*schap het biol*o*gis*che pro*ces van evo*lu*tie van leven volledig zou weten op te helderen, dan bli*jft het ‘een won*der’ dat de natuur hier*toe in staat is, dat het gebeurt, dat het ‘niet niet gebeurt’. Indien er geen god*delijke verk*lar*ing voor leven en de evo*lu*tie daar*van nodig zou zijn, geen intel*li*gente oorzaak die tegelijk ook doel van de evo*lu*tie is, dan zouden we een vol*strekt richt*in*gloos en chao*tisch leven verwachten, zo er al lev*ende materie zou zijn, zo er al materie in ruimte en tijd zou zijn.

Pausen

Een bij*zon*dere plaats neemt natu*urlijk de schep*ping van de mens in bin*nen deze dis*cussie. Johannes Paulus II, die de evo*lu*ti*ethe*o*rie ‘meer dan een hypothese’ noemde, benadrukte tegelijk ook het ‘ontol*o*gis*che’ ver*schil tussen mens en dier: het ‘wezen*lijke’ ver*schil tussen menselijk en dier*lijk leven. Pius XII was hem in 1950 voorge*gaan, door te insis*teren op de directe schep*ping van de menselijke ziel door God. De mens ver*raad een geestelijke capaciteit, die in het leven op aarde hem al zodanig anders doet zijn dan de dieren, met zelf*be*wustz*ijn, een veel hogere intel*li*gen*tie, een vrije wil: dat alleen op die grond al een bij*zon*dere schep*ping*shan*del*ing van God bij iedere con*cep*tie en dus ook bij de veron*der*stelde evo*lu*tie van ‘hominiden’ naar de eerste mensen veron*der*steld moet wor*den. Voe*gen we daar*bij de menselijke capaciteit om God te ken*nen en de dood te over*leven, dan wordt het onzin*nig om nog aan Gods bestaan en schep*pend han*de*len te twi*jfe*len. Het prob*leem is echter dat die laat*ste eigen*schap*pen zich weten*schap*pelijk niet laten bewi*jzen. Geestelijke eigen*schap*pen van mensen zijn immers geen voor*w*erp van studie van de natu*ur*weten*schap*pen. Dat betekent op geen enkele manier dat deze eigen*schap*pen onbestaand zijn en dat de mens ten onrechte over God spreek en op een leven na de dood hoopt.

Big Bang

Paus Fran*cis*cus heeft zich ook uit*ge*spro*ken over de ‘Big Bang’, de the*o*rie van de Bel*gis*che priester-astronoom George Lemaître, die op grond van het uit*di*jen van het hee*lal tot de con*clusie kwam dat het hee*lal ooit vanuit een heet punt met een oneindig grote dichtheid ontstond, als het ware ‘uit het niets’, in die zin dat materie, energie maar ook ruimte en tijd begonnen te bestaan. Paus Pius XII reageerde door te zegen dat dit het schep*pingsver*haal leek te beves*ti*gen, waar gezegd wordt dat God ‘in het begin’ hemel en aarde schiep. Maar Lemaître wilde niet dat de paus voor*barige con*clusie trok: zijn bevin*din*gen waren van astronomis*che aard, niet van the*ol*o*gis*che aard: die zaken wilde hij toch goed van elkaar onder*schei*den. Zij wer*den het er over eens dat de Big Bang the*o*rie en het begin van Gen*e*sis 1 niet met elkaar in strijd waren. En tot op de dag van van*daag is de Big Bang the*o*rie het heersende wereld*beeld: 13,8 mil*jard jaar gele*den zou ons uni*ver*sum begonnen zijn te ontstaan. Of dat ook werke*lijk ‘uit het niets’ was wordt nog wel door astronomen aange*vochten, maar wat er aan tijd, ruimte, materie en energie vooraf gegaan zou zijn, lijkt voor de natu*ur*weten*schap*per toch echt een ono*plos*bare vraag: hun weten*schap*pelijke activiteit veron*der*stelt immers het reeds bestaan van die din*gen. De heden*daagse chris*telijke filosofie zegt dan: iets dat begint te bestaan moet een oorzaak hebben, en die oorzaak zou wel eens ‘God‘ kun*nen zijn. Daar*bij wordt het feit dat vol*gens de chris*telijke the*olo*gie God zich per*ma*nent open*baart in de natuur en op een bij*zon*dere manier in de geschiede*nis van de men*sheid, vooral in de per*soon van Jezus Chris*tus, nog buiten beschouwing gelaten.

.../...

super ick
22-11-14, 13:40
Boei*end ho*or.

knots71karel
22-11-14, 14:56
Boei*end ho*or.

ALS *het niet* zo irri*tant was , dan had * ik wel and*ers er *op inge*gaa*n.
:maf: