PDA

Bekijk Volledige Versie : In 1914 stroomden 1 miljoen Belgische vluchtelingen Nederland binnen



Marsipulami
24-08-15, 09:50
De opvang van Belgische vluchtelingen in de oorlog



Door: Menno Bos


HN nr. 9/2007

‘Heel Belgenland leek richting de grens te strompelen’In het najaar van 1914 stroomden 1 miljoen Belgische vluchtelingen Nederland binnen. De Nederlanders zetten zich massaal in voor de ontheemde Belgen. Wegens voedselschaarste en cultuurverschillen nam het enthousiasme in de loop van de oorlog behoorlijk af. Met 'zachte drang' probeerde men de Belgen over te halen weer naar huis te gaan; daaronder viel ook de internering in kampen.

Nederland wist zich in 1914-1918 - bij de gratie van Duitsland en Engeland - te onttrekken aan het wapengekletter van de Eerste Wereldoorlog. De Duitse troepen lieten Nederland links liggen. Dat betekende echter niet dat onze bevolking helemaal niet in aanraking zou komen met het oorlogsleed. Een miljoen vluchtende Belgen klopten in oktober 1914 aan bij het ruim zes miljoen inwoners tellende Nederland.

De weigering Duitse troepen vrije doorgang te verlenen kwam België duur te staan. De Germaanse oorlogsmachine trok met geweld door het land, maar stuitte in augustus 1914 meteen al op onverwachte tegenstand - met name in de omgeving van Luik. Om het Belgische verzet te breken werden onschuldige burgers - vaak onterecht aangezien voor francs-tireurs - geëxecuteerd en dorpen in brand gestoken. Enige tienduizenden Belgen vluchtten daarop in paniek naar Nederlands-Limburg.

Koningin Wilhelmina liet er in de troonrede van 15 september 1914 geen misverstand over bestaan. Alle vluchtelingen zouden met open armen worden ontvangen. De Nederlandse bevolking toonde zich eveneens van haar beste kant. Lokale particuliere hulpcomités schoten als paddestoelen uit de grond. In Amsterdam werd het landelijke Nederlands Comité tot steun van Belgische en andere vluchtelingen opgericht, in de volksmond het Amsterdams Comité. Er verschenen advertenties in De Telegraaf en het Handelsblad die een massale inzameling van geld en kleding voor de Belgen in gang zetten.

De Nederlandse regering reageerde laat en aarzelend op de Limburgse vluchtelingencrisis. Zij zag - in overeenstemming met de denkbeelden van die tijd - in de opvang van economisch zwakkeren of vluchtelingen geen taak weggelegd voor zichzelf, maar voor welgestelde burgers. Ze greep pas in toen het besef doordrong dat de vluchtelingen langere tijd in Nederland zouden verblijven en de particuliere hulporganisaties de massale toestroom van Belgen niet meer aankonden. Op 25 augustus 1914 besloot het kabinet een eerste vluchtelingenkamp te bouwen in het Gelderse Oldebroek. Wie geen geld had om in zijn eigen onderhoud te voorzien of onzedelijk of crimineel gedrag vertoonde werd hier opgesloten.

Deze uit nood geboren maatregel zou het officiële regeringsbeleid van het kabinet-Cort van der Linden gaan vormen. Pas op 21 september 1914 - ruim zes weken na het begin van de Limburgse vluchtelingencrisis - volgde de oprichting van een Centrale Commissie tot behartiging van de belangen der naar Nederland uitgeweken vluchtelingen. De commissie ressorteerde onder het ministerie van Binnenlandse Zaken en maakte dankbaar gebruik van het netwerk van het particuliere Amsterdams Comité, met wie zij nauw ging samenwerken.

Uitgeputte vluchtelingen

Hoe schrijnend het leed van de in Limburg neergestreken Belgen ook was, het viel in het niet bij dat van de maar liefst één miljoen uitgeputte Belgen die in het begin van oktober 1914 naar ons land kwamen. Het Antwerpse gemeentebestuur had de bevolking aangeraden om de stad - die ieder moment door de Duitsers kon worden gebombardeerd - onmiddellijk te verlaten. De meeste inwoners van de stad en omgeving sloegen op de vlucht. Een aaneengesloten file van voetgangers en wagens strekte zich uit van Antwerpen tot aan de Nederlandse grens.

Treinen reden vanuit het Belgische grensplaatsje Essen om de uitgeputte vluchtelingen naar ons land te vervoeren. De treinstations raakten overvol. Vijfhonderdduizend Belgen zochten hun toevlucht in Noord-Brabant, vierhonderdduizend in Zeeland en honderdduizend in Limburg. De plaatsen Roosendaal en Bergen op Zoom - die in Brabant de meeste vluchtelingen kregen te verwerken - veranderden in Belgische steden. De toegangswegen tot de stadjes raakten verstopt door de kilometerslange stoet van hongerige, verzwakte en paniekerige Belgen.

Een ooggetuige beschrijft begin oktober 1914 in de De Telegraaf hoe honderdduizend Belgische vluchtelingen Bergen op Zoom - een stadje van slechts zestienduizend inwoners - overspoelden. 'Eén defilé van voetgangers, wagens, karren, rijtuigen, kinderwagens, kruiwagens - al wat wielen had - met blinden, zieken, lammen, kinderen, ouderen en huisraad schoof voorbij. Kinderen werden langs de weg geboren. Soldaten liepen te huilen.' Een verslaggever van de Nieuwe Tilburgsche Courant meldt dat in zijn stad niet alleen alle huizen en gebouwen vol lagen met Belgen, maar dat zij ook alle straten vulden, van gevel tot gevel, en er geen open plekje meer te vinden was op de Groote Markt.

Duizenden vluchtelingen, waaronder zieken, invaliden en kleine kinderen brachten - ondanks de vorst - de nacht door in weiland, akker, bos of gewoon op straat, omdat zij niet meer verder konden. Het plaatsje Hulst werd overspoeld door gestrande Belgische militairen. In totaal zouden er - vooral via Zeeuws-Vlaanderen - vijfendertigduizend ons land bereiken. In verband met de neutraliteit werden zij geheel in overeenstemming met de Haagse Conventies uit 1899 en 1907 zo snel mogelijk geïnterneerd in leegstaande kazernes en tijdelijke tentenkampen. Zevenduizend Belgische militairen wisten desondanks te ontsnappen door in burgerkleding de Belgische grens over te steken, waarna zij zich weer bij het Belgische leger voegden.

In een opwelling van nationale liefdadigheid zetten de Nederlanders - die ondanks de neutraliteit best iets van de oorlogssfeer en het gevoel van saamhorigheid wensten te proeven - zich weer massaal in voor de Belgische 'oorlogsslachtoffers'. De ontheemde Belgen gingen een belangrijk deel uitmaken van het maatschappelijk leven in de zuidelijke provincies. Bijna iedereen nam wel een Belg in huis.

Overal verschenen wanhopige oproepen van Belgen, op zoek naar familieleden die ze tijdens de chaotische vlucht uit het oog hadden verloren. De Nederlandse dagbladen stonden vol met advertenties en in treinstations werden briefjes opgehangen. Op muren en schuttingen schreven duizenden Belgen hun naam met daarachter hun tijdelijke woonadres in Nederland. De Centrale Commissie wist uiteindelijk zestigduizend zoekgeraakte personen op te sporen en te herenigen met hun familie.

Fabrieksloodsen

Nederland hield zich aan de in de troonrede verkondigde belofte. De zuiderburen waren welkom in ons land. Wel verliep de opvang chaotisch. Vluchtelingen verbleven bij particulieren, in openbare gebouwen als scholen en kerken, en in fabrieksruimten, havenloodsen of zelfs schepen. In Bergen op Zoom werden tijdelijke tenten- of barakkenkampen opgericht die 'Kijk in de Pot' of 'Plein 13' heetten. Andere tijdelijke onderkomens werden gerealiseerd in de suikerfabriek Java te Roosendaal, het Circustheater in Scheveningen en Amsterdamse pakhuizen aan het IJ. Deze zouden echter spoedig worden ontruimd.

De vluchtelingen werden overgebracht naar permanente barakkenkampen, die men 'Belgische dorpen' noemde omdat ze voorzien waren van een school, een postkantoor, een ziekenhuis, een kerk en soms zelfs een theater of bioscoop - en omdat de regering dat minder negatief vond klinken dan interneringskamp. In Harderwijk, Zeist, Oldebroek en Gaasterland verrezen vluchtoorden voor Belgische militairen. In Uden, Ede en Nunspeet werden kampen voor onfatsoenlijke of armlastigeBelgen uit de grond gestampt. Om hen naar de kampen te lokken staakten de meeste gemeenten eind 1914 de verstrekking van gratis voedsel buiten de vluchtoorden.

Het leven achter het prikkeldraad was in de meeste kampen zwaar en verre van vrolijk. In tochtende en lekkende barakken, waar het bovendien ontbrak aan goede sanitaire voorzieningen en - vanwege het brandgevaar - verwarming wachtten tienduizenden ontheemde Belgen het einde van de oorlog af. Om de orde te handhaven en verveling te voorkomen werd een strak militair regime ingesteld. De kampbewoners moesten zich houden aan een dagindeling met appèls, vaste etenstijden, corveediensten en werkzaamheden binnen - of incidenteel onder bewaking buiten - het kamp. Geïnterneerde Belgen klaagden steen en been over de barakken en de Hollandse keuken. De voedzame Hollandse erwtensoep werd zonder pardon het raam uit gekieperd en kreeg als bijnaam béton armé - gewapend beton.

Een grote mate van vrijheid op het gebied van ontspanning moest het kampleven zo aangenaam mogelijk maken. Kampkrantjes, cabaretavonden, sporten in competitieverband of scholing behoorden tot de mogelijkheden. Bijna zesduizend Belgische geïnterneerden leerden in de kampen lezen en schrijven. Anderen leerden er een vak, bijvoorbeeld timmerman. In Harderwijk legden Belgische militairen een vierhonderd meter lange wielerbaan aan - de grootste van Nederland. En in Amersfoort bouwden Belgische vluchtelingen een monument om Nederland te bedanken voor de opvang.

Patatkraam

Het onduidelijke beleid van het kabinet-Cort van der Linden - deels het gevolg van hiaten in de internationale neutraliteitswetgeving en het daardoor ontbreken van duidelijke richtlijnen voor het vluchtelingenbeleid - gaf de plaatselijke kampcommandant relatief veel macht. De draaglijkheid van het kampleven verschilde daardoor per oord. Ook in de militaire interneringskampen was een tweedeling te zien. In Harderwijk liet kampcommandant Loke de teugels vieren en genoten de geïnterneerden een grote mate van zelfstandigheid. In Zeist voerde commandant Knel juist een streng beleid. Het resultaat was dat de geïnterneerde Belgische militairen in Harderwijk meehielpen met de opbouw van het kamp, terwijl in Zeist de onvrede zo hoog opliep dat Belgische soldaten tegen de kampleiding in opstand kwamen.

Ze plunderden en vernielden de kantine - vanwege de hoge consumptieprijzen - en eisten de 'vrijlating' van drie Belgen die waren opgesloten nadat ze hadden geprobeerd uit het kamp te ontsnappen. De volgende dag begonnen ze de Nederlandse kampbewaarders weer uit te schelden en te bekogelen met stenen. Knel gaf zijn luitenant Mallinckrodt toestemming om met scherp te schieten. Het treurige resultaat: acht doden en twee gewonden.

Het Nederlandse volk beklaagde zich - bij monde van pers en parlement - over het incident en zette vraagtekens bij het vluchtelingenbeleid van Cort van der Linden. Naast de slechte levensomstandigheden in de vluchtoorden vond men het in één vluchtelingenkamp bij elkaar plaatsen van Belgen uit hogere sociale klassen en arbeiders nog het meest bezwaarlijk.

Cort van der Linden nam de kritiek serieus en trof maatregelen. De Belgen kregen meer invloed op het kampleven, gezinshereniging werd toegestaan - geïnterneerde soldaten mochten hun vrouw en kinderen over laten komen, die overigens wel in een in de buurt gelegen gezinskamp moesten verblijven, zoals de 'gezinsdorpen' Heidekamp en Leopoldsdorp bij kamp Harderwijk - verlofregelingen werden versoepeld en Belgen mochten buiten de kampen een baan zoeken, bijvoorbeeld bij Philips of in de Limburgse mijnen. Belgische koks mochten voortaan zelf het eten bereiden. Sommige kampen kregen zelfs - het kon niet uitblijven - een eigen Belgische patatkraam.
Achter de ontevredenheid van de Belgen scholen vaak knagende onzekerheden: het gemis van familieleden en de onduidelijkheid over hun lot. De Belgische - naar Le Havre uitgeweken - regering beschouwde de gevluchte militairen als deserteurs en toonde nauwelijks enige interesse. Belgische conflicten als de taalstrijd woekerden binnen de kampomheining gewoon voort.

De geïnterneerden hadden een grote mate van politieke vrijheid binnen de kampomheining. Dat uitte zich in actieve verenigingen en krantjes waarin politieke kwesties werden behandeld. De door het harde en uitzichtloze kampleven gedesillusioneerde Belgen waren, tot groot ongenoegen van de Belgische regering, vatbaar voor extremistische politieke stromingen als het socialisme of het flamingantisme - een Vlaams-nationalistische stroming die streed voor emancipatie van Vlamingen binnen de Belgische staat.

.../...

Marsipulami
24-08-15, 09:51
.../...

Halfslachtig beleid

Maar ook buiten de kampen ontstonden conflicten - tussen Belgen en de plaatselijke bevolking. In het Friese gehucht Gaasterland werden vierduizend Belgische militairen geïnterneerd. Het cultuurverschil tussen de norse Friezen en losbandige Belgen bleek bijzonder groot en veroorzaakte enige wrijving. De vrolijke Belgen zwommen in de Zuiderzee, dronken graag, waren nogal eens luidruchtig en aten zelfgevangen kikkers. De Friese meisjes waren ook al niet veilig voor de Belgen. Niet alleen in donkere schuurtjes, ook in het openbaar gebeurden zaken die het Friese calvinistische daglicht niet konden verdragen. In de loop der tijd nam het liefdadigheidsgevoel van de Nederlanders - dat in het begin grenzeloos leek - dan ook sterk af.

Begin november drong generaal Snijders er bij het kabinet op aan het beleid te wijzigen. Van het stafkwartier Oudenbosch had hij vernomen dat er bij Putte geen vluchtelingen maar duizenden Belgische werklozen, 'die hier te landen onderdak en vrije voeding genieten', de grens over kwamen. Generaal-majoor Van Terwisga verbaasde zich erover dat naar hun vaderland teruggekeerde Belgen enige dagen later opnieuw in Nederland waren, terwijl er van een gevaarlijke oorlogssituatie in hun woonplaats geen enkele sprake meer was. In een vluchtelingenkamp had hij een Belg gesproken die een uitkering van de Belgische regering ontving, maar 'dit liever spaarde voor de toekomst'.

Ook binnen het kabinet heerste onvrede over het gevoerde vluchtelingenbeleid. Zo had minister van Oorlog Bosboom liever gezien dat alle vluchtelingen na de overgave van Antwerpen op 9 oktober 1914 naar hun land zouden terugkeren. Cort van der Linden stond er echter op dat ze hier zo goed en gastvrij mogelijk zouden worden opgevangen. Tegelijkertijd realiseerde hij zich dat er snel iets gedaan moest worden aan de negatieve maatschappelijke, economische en sociale gevolgen die de vluchtelingenmassa met zich meebracht, om nog maar niet te spreken over de kosten van opvang.

Het resultaat van deze tegenstrijdige belangen vertaalde zich in een halfslachtig politiek beleid. Enerzijds moesten de vluchtelingen met open armen worden opgevangen, anderzijds verzocht de minister de gemeentebesturen enig mate van 'zachte drang' uit te oefenen om een spoedige terugkeer naar België te bevorderen, zo blijkt uit een circulaire van 17 oktober 1914 gericht aan de Nederlandse gemeentebesturen.

Later verklaarde de minister 'wel eens spijt te hebben gehad' van dit besluit, omdat sommigen het iets te letterlijk hadden opgevat. Zo werden de vluchtelingen in Harderwijk zonder pardon buiten de gemeentegrenzen gezet en kregen enige honderden Belgen in het circustheater van Scheveningen te horen dat het beter was om de trein terug te pakken omdat anders maatregelen zouden volgen. 'Wie nu niet naar Antwerpen teruggaat is een luiaard,' zo sprak de inspecteur van politie die belast was met de dagelijkse leiding in de circustent.

Nederland opende bovendien onderhandelingen met de Duitse bezettingsmacht in België om een spoedige terugkeer van vluchtelingen mogelijk te maken. Generaal-majoor Van Terwisga sprak met de Duitse gouverneur Schröder en legercommandant Frieherr von Bodenhausen in Antwerpen. Zij hadden alle begrip voor de Nederlandse situatie. In een op Nederlands verzoek afgekondigde proclamatie stond dat de naar Nederland gevluchte Belgen uit Antwerpen en omgeving zonder represailles naar hun stad konden terugkeren. Generaal Snijder ging echter niet mee in het enthousiasme van Terwisga. Evenals de meeste Belgen had hij geen enkel vertrouwen in de Duitse beloften.

Het uitnodigen van invloedrijke Antwerpenaren die achterdochtige Belgische vluchtelingen ervan moesten overtuigen dat een veilige terugkeer mogelijk was, had meer succes. In de periode oktober 1914-mei 1915 zouden negenhonderdduizend Belgen ons land weer verlaten. Iets meer dan honderdduizend Belgen verbleven tot het einde van de oorlog in Nederland. Het merendeel van de vluchtelingen kon in zijn eigen onderhoud voorzien en een woning of kamer huren. Zolang zij zich fatsoenlijk gedroegen werden zij niet naar een kamp gestuurd.

Vanaf eind 1914 werd het een stuk moeilijker - zo niet onmogelijk - om Nederland binnen te komen. Om te voorkomen dat smokkelaars, spionnen maar ook vluchtelingen de grens overstaken, spanden de Duitsers een 200 kilometer lange ijzeren draad langs de Belgisch-Nederlandse grens waarop 2000 volt stond. De schatting van het aantal omgekomen slachtoffers varieert van enkele honderden tot enkele duizenden.

Besmettelijke ziekten

Was het interneren van militairen in verband met de Nederlandse neutraliteit volgens het internationaal recht verplicht, dat gold niet voor burgervluchtelingen. Het besluit de armlastige Belgen op te sluiten was niet alleen ingegeven door de wens de Nederlandse neutraliteit te beschermen. Kostenbesparing en maatschappelijke belangen hebben waarschijnlijk een grotere rol gespeeld.

Bovendien kan niet worden uitgesloten dat de regering internering als een derde beleidsmaatregel heeft willen hanteren om de terugkeer van vluchtelingen naar België te bespoedigen. In die richting wijst ook een nota van de Amsterdamse gemeentelijke commissie voor Belgische vluchtelingen van 19 oktober 1914, waarin men zich letterlijk afvraagt of internering deel uitmaakte van het terugkeerbeleid.

In een aan het einde van 1914 gehouden kamerdebat rept premier Cort van der Linden hier niet over. Volgens hem werden burgers geïnterneerd wegens 'gebrek aan plaats, overbevolking omdat sommige particulieren uit winstoogmerk zes of zeven vluchtelingen in huis haalden voor wie zij 0,35 gulden per volwassen persoon en 0,20 gulden per kind ontvingen, onhygiënische omstandigheden en het uitbreken van besmettelijke ziekten.'

In hetzelfde kamerdebat werd aan de minister gevraagd of hij het niet had kunnen zien aankomen dat - om een plaatselijke journalist te citeren - in oktober 1914 'heel Belgenland richting de Nederlandse grens leek te strompelen'. Cort van der Linden verklaarde dat de regering in augustus en september wel degelijk rekening hield met een toenemend aantal vluchtelingen als gevolg van de Duitse opmars in België en dat ze daartoe enkele landelijke en provinciale comités had opgericht.

'Wat ik echter niet heb voorzien was de enorme massa die ons land overstroomd heeft en waarvoor de organisatie is bezweken. Dat heeft de Nederlandse regering niet voorzien, de Belgische regering niet, niemand,' aldus Cort van der Linden. 'Maar,' vervolgt de bewindsman, 'er moest vervoer en opvang voor de duizenden en duizenden vluchtelingen worden geregeld. Dat is door het hele land gebeurd in nog geen twee dagen tijd - wat een prachtig stuk werk is geweest.'

Dit verhaal is gebaseerd op Notulen van de ministerraad 1914-1918, en in het bijzonder op de Correspondentie met de opperbevelhebber land- en zeemacht 1914-1918, die berusten in het Nationaal Archief.

Bofko
24-08-15, 10:57
Geschiedenis is een goed middel tegen apocalyps-denken.

Soldim
24-08-15, 14:07
Een miljoen vluchtende Belgen klopten in oktober 1914 aan bij het ruim zes miljoen inwoners tellende Nederland.

Opvang in de regio.

Eric de Blois
24-08-15, 19:23
Even een vraag tussendoor: Is het vanwege deze geschiedenis dat we in Nederland een patatcultuur hebben?

Marsipulami
24-08-15, 19:41
(...) Belgen klaagden steen en been over (...) de Hollandse keuken. De voedzame Hollandse erwtensoep werd zonder pardon het raam uit gekieperd en kreeg als bijnaam béton armé - gewapend beton.


Het cultuurverschil tussen de norse Friezen en losbandige Belgen bleek bijzonder groot en veroorzaakte enige wrijving. De vrolijke Belgen zwommen in de Zuiderzee, dronken graag, waren nogal eens luidruchtig en aten zelfgevangen kikkers. De Friese meisjes waren ook al niet veilig voor de Belgen. Niet alleen in donkere schuurtjes, ook in het openbaar gebeurden zaken die het Friese calvinistische daglicht niet konden verdragen.


Begin november drong generaal Snijders er bij het kabinet op aan het beleid te wijzigen. Van het stafkwartier (...) had hij vernomen dat er (...) geen vluchtelingen maar duizenden Belgische werklozen, 'die hier te landen onderdak en vrije voeding genieten', de grens over kwamen.


Vanaf eind 1914 werd het een stuk moeilijker - zo niet onmogelijk - om Nederland binnen te komen. Om te voorkomen dat (...) vluchtelingen de grens overstaken, spanden de Duitsers een 200 kilometer lange ijzeren draad langs de Belgisch-Nederlandse grens waarop 2000 volt stond. De schatting van het aantal omgekomen slachtoffers varieert van enkele honderden tot enkele duizenden.


:fpiraat:

Marsipulami
29-08-15, 19:09
De xenofobe reflex is alom zichtbaar - Mark Van de Voorde

za 29/08/2015 - 10:52 Mark Van de Voorde

Een land kan nooit helemaal klaar zijn om een toevloed van oorlogsvluchtelingen op te vangen. Dat het hapert bij de asielaanvragen en het een zoeken is naar opvangplaatsen is begrijpelijk. Evenmin kon de Europese Unie de vluchtelingenstromen op kaart hebben. Toch had het allemaal beter georganiseerd kunnen zijn, zowel in eigen land als in Europa.

Mark Van de Voorde is onafhankelijk publicist.

Dat een massa vluchtelingen uit het oorlogsgebied van het Midden-Oosten op ons af zou komen, wisten we al enkele jaren. De gruwel van IS had miljoenen mensen op de vlucht doen slaan. De buurlanden van Irak en Syrië zaten meer dan overvol. In Libanon alleen is de bevolking van 4 miljoen met meer dan 1 miljoen toegenomen, ondraaglijk voor het land en ondraaglijk voor de vluchtelingen. Voorspellen dat ze eendaags zouden doorstromen richting Europa was geen kunst. Ten andere, vele duizenden bootvluchtelingen deden het al (velen gingen daarbij kopje onder).

Maar de ellende en het probleem wilden we niet zien. In Vlaanderen hoorde men liever stoere taal over strenger asielbeleid en grensbeveiliging. Dat spierballenvertoon vertraagde de broodnodige voorbereidingen. Dat Europa het eerst niet nodig vond om de vluchtelingenproblematiek vervroegd op de agenda van de Europese Top te plaatsen en ook daarna niet in slaagde in een gezamenlijke aanpak, heeft ook het gestuntel van nu in de hand gewerkt.

Niet culpabiliseren, wel corrigeren

Het had allemaal anders gekund, enerzijds humaner en socialer, anderzijds efficiënter en meer gespreid. Waarom gebeurde dat dan niet? Omdat Vlaanderen en Europa liever de kat uit de boom keken. Alsof de problemen overwaaien, als je er niet naar omziet. Wegkijken uit angst dus. Xenofobie heet dat in dit geval. Xenofobie in de puurste zin: angst voor de vreemde. Angst voor het en de vreemde is een normale menselijke reactie. De xenofobe reflex op zich culpabiliseren is niet terecht. Ze corrigeren is nodig.

Xenofobie heeft een eigen mechanisme dat je op tijd moet kunnen stoppen. Vreemdelingenangst begint met de ontkenning van de misère van de vreemdelingen. Daarna wordt hun opvang afgeschoven naar anderen. Wanneer de wanhoop van de vreemdelingen niet meer te negeren valt, wordt hun probleem omgedraaid in een gevaar voor ons. Het mechanisme van de collectieve bedreiging treedt in werking, een bedreiging die men niet individueel ervaart maar collectief vreest: onze sociale identiteit zien we in gevaar komen.

Op dat moment moet de ethiek ‘toeslaan’ en ons appelleren aan onze solidariteit en onze plicht tot naastenliefde (“Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd”). Gebeurt dat niet, dan worden wij ethisch doof. Dit laat ons toe om van slachtoffers daders te maken. Dat bevrijdt ons immers van de morele plicht tot sympathie en medeleven. Zo kan angst haat worden. Racisme neemt dan het xenofobiemechanisme over.

Negeren lukt niet meer

Dat is precies wat aan het gebeuren is. Door de Lampedusacrisis niet tijdig op de Europese Top te agenderen, ontkende de Europese Unie de omvang van het vluchtelingenprobleem en de ellende van de mensen. Daardoor konden lidstaten en bovenal hun bevolking de illusie blijven koesteren dat ze er niets mee te maken hadden. De vluchtelingen waren niet ons probleem, maar een zaak voor Italië en later Griekenland. De uitspraak van Bart De Wever dat we eigenlijk zouden moeten gebruikmaken van het recht om de vluchtelingen die tot bij ons geraken, terug te sturen naar de landen waarlangs ze Europa zijn binnengekomen, is een amechtige poging om alsnog te zeggen: dit is niet ons probleem!

Het is inmiddels wel ons probleem. Negeren lukt niet meer. De jongste dagen schoot het naar racisme hellend mechanisme van de xenofobie in gang, vooral op de sociale media: de aandacht gaat niet meer uit naar het gevaar waarvoor vluchtelingen het hele hebben en houden hebben achtergelaten, maar naar het gevaar dat zij voor ons zouden betekenen. Om die “Umkehrung aller Werte” rond te krijgen, wordt de overdrijving uit de kast gehaald. “Wij worden overspoeld!”

Niet in verval maar in opgang

In 1914 vluchtten 1 miljoen Belgen naar Nederland. Er waren toen 6 miljoen Nederlanders. Daar kwam dus een zesde van de bevolking vanuit België bij. Als er zoals verwacht 800.000 oorlogsvluchtelingen naar Duitsland komen, is dat een honderdste van de Duitse bevolking (80 miljoen). Als daarvan zo’n 3 procent (24.000), zoals gevraagd, doorschuift naar ons land, neemt de bevolking van België toe met een vijfhonderdste. In 1914 een zesde extra voor Nederland, in 2015 een vijfhonderdste extra voor België. En wij worden ‘overspoeld’. Ik heb nog nooit een Vlaming horen zeggen dat Nederland in 1914 ‘onze’ vluchtelingen meteen had moeten terugsturen of dat zij onze noorderburen overspoelden.

Die vergelijking is om twee redenen interessant. Ten eerste, ze herinnert ons aan het feit dat ook wij ooit massaal “vreemdelingen waren” in het buitenland en hoopten dat men bereid zou om “ons te herbergen”. Ten tweede, ze lokt de verborgen racistische reacties uit: “Dit is niet hetzelfde, wij waren van dezelfde cultuur, hetzelfde ras...” Niet alle Nederlanders, Fransen en Britten vonden dat nochtans in 1914: ook wij waren het “vreemde volk” dat hun cultuur bedreigde.

Het ultieme argument van xenofobie die naar racisme smaakt, is dat die vreemdelingen onze westerse beschaving willen aanvallen en vernietigen. Als deze mensen zouden verlangen naar een jihadistische samenleving, dan waren ze in IS-land gebleven. Het feit dat ze daarvoor hun vaderland, hun huis, hun werk, hun familie achterlaten, zegt daarentegen dat ze onze westerse waarden verkiezen boven de islamfundamentalistische.

In zekere zin zijn de vluchtelingen uit het Midden-Oosten het bewijs dat onze westerse beschaving niet in verval is, maar in opgang. De Arabische Lente was er een te vroeg signaal van. De Iraans-Franse filosoof Daryush Shayegan zegt: “De westerse beschaving is een integrerend deel geworden van de mondiale beschaving. Wij zijn allen Westerlingen aan het worden.”

super ick
31-08-15, 08:08
Het stuk begint al met een verdraaiing van feiten. Ja, er komen Syriërs maar het grootste deel komt uit Afrikaanse landen en is economisch vluchteling. Overwegend mannen van rond de 25 die hun kans proberen te pakken. Die 'vluchtelingenstromen' zijn overwegend geen vluchtelingen. De meeste asielaanvragen worden daarom ook geweigerd.

De media roepen opzettelijk een verkeerd beeld op.