Olive Yao
22-11-15, 20:01
.
14 Afrikaanse landen worden door Frankrijk gedwongen om een koloniale belasting te betalen voor de benefits van slavernij en kolonisatie
By Mawuna Koutonin (http://dutchturks.nl/author/mawuna/) -
20 nov 2015
Afrikaanse landen betalen nog koloniale schuld aan Frankrijk.
Meer dan vijftig jaar na hun onafhankelijkheidsstrijd betalen de voormalige Franse kolonies in Afrika nog steeds ‘schulden’ voor het toenmalig stelen van Franse eigendom.
Toen Sékou Touré van Guinea in 1958 als één van de eersten besloot om uit het Franse koloniale rijk te stappen en voor de onafhankelijkheid van zijn land te kiezen, was de Franse koloniale elite in Parijs woedend. In een historische vlaag van razernij beval zij de Franse administratie in Guinea alles in het land te vernietigen dat iets te maken had met wat zij beschouwden als de verworvenheden van de Franse kolonisatie.
Drieduizend Franse kolonialen verlieten het land. Ze namen al hun ‘eigendommen’ mee en vernietigden alles wat ze niet konden meenemen: scholen, kinderopvang, openbare gebouwen; auto’s, boeken, instrumenten van onderzoekinstellingen, tractoren. Paarden, koeien op boerderijen werden gedood en voedsel in de winkels werd verbrand of vergiftigd.
Het doel van deze schandalige daad was al hun andere kolonies een duidelijke boodschap te geven. Wie Frankrijk de rug toedraait, zal grote gevolgen dragen.
Langzaam verspreidde de angst zich onder de Afrikaanse elite. Geen van hen vond na deze gebeurtenissen in Guinea nog de moed om het voorbeeld van Sékou Touré te volgen, met zijn slogan: “Wij verkiezen armoede in vrijheid boven rijkdom in slavernij”.
Togo
Sylvanus Olympio (http://en.wikipedia.org/wiki/Sylvanus_Olympio), de eerste president van de republiek Togo, een klein land in West-Afrika, vond een tussenoplossing met de Fransen. Hij wou niet dat zijn land een Frans mandaatgebied bleef en weigerde het pact van president De Gaulle (http://en.wikipedia.org/wiki/Charles_de_Gaulle) voor de feitelijke voortzetting van de kolonisatie onder een andere naam te ondertekenen. In de plaats daarvan ging hij akkoord met het betalen van een jaarlijkse schuld aan Frankrijk, voor de zogenaamde ‘voordelen’ die Togo had gehaald uit de Franse kolonisatie.
Het was de enige voorwaarde die Frankrijk stelde om het land niet te vernietigen voor het te verlaten. Het door Frankrijk geschatte bedrag was uiteindelijk zo groot dat de terugbetaling van de zogenaamde ‘koloniale schuld’ bijna veertig procent van de Togolese begroting van 1963 bedroeg.
De financiële situatie van het nieuw onafhankelijk land Togo was dus zeer instabiel. Op zoek naar enige financiële stabiliteit besloot president Olympio zich terug te trekken uit de Franse koloniale muntunie FCFA (Franc des Colonies françaises d’Afrique) en het land zijn eigen munt te geven.
Op 13 januari 1963, drie dagen nadat hij de eigen munt was begonnen te drukken, vermoordde een team ongeletterde soldaten, met steun van Frankrijk, de allereerste verkozen president van het net onafhankelijk wordende Afrikaanse continent. President Olympio werd vermoord door een voormalige sergeant van het Frans Vreemdelingenlegioen, Etienne Gnassingbe (http://www.telegraph.co.uk/news/obituaries/1483018/Gnassingbe-Eyadema.html), die hiervoor vermoedelijk een premie van 612 dollar kreeg van de Franse ambassade in Togo. Het was president Olympio’s droom een onafhankelijk, zelfvoorzienend en zelfstandig land op te bouwen. De Fransen moesten van deze droom niets weten.
Mali
Op 30 juni 1962 besloot Modiba Keita (http://en.wikipedia.org/wiki/Modibo_Ke%C3%AFta), de allereerste president van de republiek Mali, zich eveneens terug te trekken uit de Franse koloniale munteenheid FCFA, die was opgelegd aan twaalf recent onafhankelijk geworden Afrikaanse landen. De Malinese president zag meer heil in een socialistische economie. Hij zag het pact met Frankrijk als een val, een last voor de ontwikkeling van het land.
President Keita werd op 19 november 1968, net als de Togolese president Olymio, het slachtoffer van een staatsgreep door een andere voormalig lid van het Franse Vreemdelingenlegioen, luitenant Moussa Traoré (http://en.wikipedia.org/wiki/Moussa_Traor%C3%A9).
De anderen volgen.
Tijdens de turbulente periode waarin de Afrikanen streden om zichzelf te bevrijden van de Europese kolonisatie, heeft Frankrijk zijn Franse legionairs (http://en.wikipedia.org/wiki/French_Foreign_Legion) nog meer ingezet om staatsgrepen uit te voeren tegen verkozen presidenten:
op 1 januari 1966 pleegde voormalige Franse legionair Jean-Bédel Bokassa (http://en.wikipedia.org/wiki/Jean-B%C3%A9del_Bokassa) een staatsgreep tegen David Dacko (http://en.wikipedia.org/wiki/David_Dacko), de eerste president van de Centraal-Afrikaanse Republiek;
op 3 januari 1966 werd Maurice Yaméogo (http://en.wikipedia.org/wiki/Maurice_Yam%C3%A9ogo), de eerste president van de republiek Opper-Volta, het huidige Burkina Faso, het slachtoffer van een staatsgreep door Aboubacar Sangoulé Lamizana (http://www.siliconafrica.com/france-colonial-tax/Aboubacar%20Sangoul%C3%A9%20Lamizana), een voormalige Franse legionair, die nog samen met het Franse leger had gevochten tegen de onafhankelijkheid in Indonesië en Algerije;
op 26 oktober 1972 pleegde Mathieu Kérékou (http://en.wikipedia.org/wiki/Mathieu_K%C3%A9r%C3%A9kou), een veiligheidsagent van president Hubert Maga (http://en.wikipedia.org/wiki/Hubert_Maga), de eerste president van Republiek Benin, een staatsgreep nadat hij van 1968 tot 1970 de militaire school in Frankrijk had gevolgd.
De voorbije vijftig jaar zijn er in totaal 67 staatsgrepen gepleegd in 26 landen in Afrika. Zestien van deze landen zijn Franse ex-kolonies, wat betekent dat 61 procent van alle staatsgrepen in Afrika plaatsvond in Franssprekend Afrika.
Zoals deze cijfers aantonen, is Frankrijk redelijk wanhopig actief om te allen prijze een sterke greep op zijn voormalige kolonies te behouden. In maart 2008 zei voormalige president Jacques Chirac (http://en.wikipedia.org/wiki/Jacques_Chirac): “Zonder Afrika zal Frankrijk afglijden naar de status van een derderangs (wereld)macht”. Zijn voorganger François Mitterrand (http://en.wikipedia.org/wiki/Fran%C3%A7ois_Mitterand) voorspelde al in 1957: “Frankrijk zal zonder Afrika geen geschiedenis meer hebben in de 21ste eeuw”.
Terwijl ik dit artikel schrijf, zijn via dit postkoloniale pact veertien Afrikaanse landen verplicht om 85% van hun buitenlandse reserves in de Franse centrale bank te plaatsen, onder controle van de Franse minister van Financiën. Tot op de dag van vandaag moeten Togo en dertien andere Afrikaanse landen ook een koloniale schuld betalen aan Frankrijk.
Postkoloniale financiële dwangbuis
De Afrikaanse leiders die dit weigeren te doen worden of vermoord of worden geslachtofferd door een staatsgreep. Degenen die gehoorzamen krijgen steun van Frankrijk en worden beloond met een uitbundige levensstijl, terwijl hun volk in extreme armoede en wanhoop leven. Het is zo’n kwaadaardig systeem dat het zelfs door de EU wordt veroordeeld. Frankrijk is echter niet van plan om dit koloniaal systeem te verlaten dat over vijftig jaar ongeveer vijfhonderd miljard dollar van Afrika naar hun schatkist heeft versast.
We beschuldigen Afrikaanse leiders vaak van corruptie en van het dienen van de belangen van de westerse landen, maar er is een duidelijke verklaring voor dit soort gedrag. Ze gedragen zich juist zo omdat ze bang zijn vermoord te worden of het slachtoffer van een staatsgreep. Ze geven daarom de voorkeur aan een machtige bondgenoot die hen zal steunen, indien er enige vorm van agressie of problemen zijn. In ruil voor deze bescherming van een ‘vriendschappelijk’ land, wordt de voorwaarde gesteld dat deze leiders afstand nemen van de belangen van hun eigen volk of land.
Met andere woorden, Afrikaanse leiders zouden zich inzetten voor de belangen van hun volk indien ze niet steeds achternagezeten en gepest werden door hun voormalige koloniale heersers.
In 1958 was de Senegalese leider Leopold Sédar Senghor (http://en.wikipedia.org/wiki/L%C3%A9opold_Senghor) bang voor de gevolgen, indien ze zouden kiezen voor de onafhankelijkheid van Frankrijk: “De keuze van het Senegalese volk is onafhankelijkheid. Zij verkiezen dat het enkel plaatsvindt in vriendschap met Frankrijk, niet in dispuut met hen.”
Vanaf toen aanvaardde Frankrijk enkel een “onafhankelijkheid op papier” voor zijn kolonies en legde ze bindende “samenwerkingsakkoorden” op. Daarin werd de aard van hun relatie met Frankrijk in detail bepaald, in het bijzonder met de Franse koloniale muntunie FCFA, het Franse onderwijssysteem en met de Franse militaire en commerciële prioriteiten.
14 Afrikaanse landen worden door Frankrijk gedwongen om een koloniale belasting te betalen voor de benefits van slavernij en kolonisatie
By Mawuna Koutonin (http://dutchturks.nl/author/mawuna/) -
20 nov 2015
Afrikaanse landen betalen nog koloniale schuld aan Frankrijk.
Meer dan vijftig jaar na hun onafhankelijkheidsstrijd betalen de voormalige Franse kolonies in Afrika nog steeds ‘schulden’ voor het toenmalig stelen van Franse eigendom.
Toen Sékou Touré van Guinea in 1958 als één van de eersten besloot om uit het Franse koloniale rijk te stappen en voor de onafhankelijkheid van zijn land te kiezen, was de Franse koloniale elite in Parijs woedend. In een historische vlaag van razernij beval zij de Franse administratie in Guinea alles in het land te vernietigen dat iets te maken had met wat zij beschouwden als de verworvenheden van de Franse kolonisatie.
Drieduizend Franse kolonialen verlieten het land. Ze namen al hun ‘eigendommen’ mee en vernietigden alles wat ze niet konden meenemen: scholen, kinderopvang, openbare gebouwen; auto’s, boeken, instrumenten van onderzoekinstellingen, tractoren. Paarden, koeien op boerderijen werden gedood en voedsel in de winkels werd verbrand of vergiftigd.
Het doel van deze schandalige daad was al hun andere kolonies een duidelijke boodschap te geven. Wie Frankrijk de rug toedraait, zal grote gevolgen dragen.
Langzaam verspreidde de angst zich onder de Afrikaanse elite. Geen van hen vond na deze gebeurtenissen in Guinea nog de moed om het voorbeeld van Sékou Touré te volgen, met zijn slogan: “Wij verkiezen armoede in vrijheid boven rijkdom in slavernij”.
Togo
Sylvanus Olympio (http://en.wikipedia.org/wiki/Sylvanus_Olympio), de eerste president van de republiek Togo, een klein land in West-Afrika, vond een tussenoplossing met de Fransen. Hij wou niet dat zijn land een Frans mandaatgebied bleef en weigerde het pact van president De Gaulle (http://en.wikipedia.org/wiki/Charles_de_Gaulle) voor de feitelijke voortzetting van de kolonisatie onder een andere naam te ondertekenen. In de plaats daarvan ging hij akkoord met het betalen van een jaarlijkse schuld aan Frankrijk, voor de zogenaamde ‘voordelen’ die Togo had gehaald uit de Franse kolonisatie.
Het was de enige voorwaarde die Frankrijk stelde om het land niet te vernietigen voor het te verlaten. Het door Frankrijk geschatte bedrag was uiteindelijk zo groot dat de terugbetaling van de zogenaamde ‘koloniale schuld’ bijna veertig procent van de Togolese begroting van 1963 bedroeg.
De financiële situatie van het nieuw onafhankelijk land Togo was dus zeer instabiel. Op zoek naar enige financiële stabiliteit besloot president Olympio zich terug te trekken uit de Franse koloniale muntunie FCFA (Franc des Colonies françaises d’Afrique) en het land zijn eigen munt te geven.
Op 13 januari 1963, drie dagen nadat hij de eigen munt was begonnen te drukken, vermoordde een team ongeletterde soldaten, met steun van Frankrijk, de allereerste verkozen president van het net onafhankelijk wordende Afrikaanse continent. President Olympio werd vermoord door een voormalige sergeant van het Frans Vreemdelingenlegioen, Etienne Gnassingbe (http://www.telegraph.co.uk/news/obituaries/1483018/Gnassingbe-Eyadema.html), die hiervoor vermoedelijk een premie van 612 dollar kreeg van de Franse ambassade in Togo. Het was president Olympio’s droom een onafhankelijk, zelfvoorzienend en zelfstandig land op te bouwen. De Fransen moesten van deze droom niets weten.
Mali
Op 30 juni 1962 besloot Modiba Keita (http://en.wikipedia.org/wiki/Modibo_Ke%C3%AFta), de allereerste president van de republiek Mali, zich eveneens terug te trekken uit de Franse koloniale munteenheid FCFA, die was opgelegd aan twaalf recent onafhankelijk geworden Afrikaanse landen. De Malinese president zag meer heil in een socialistische economie. Hij zag het pact met Frankrijk als een val, een last voor de ontwikkeling van het land.
President Keita werd op 19 november 1968, net als de Togolese president Olymio, het slachtoffer van een staatsgreep door een andere voormalig lid van het Franse Vreemdelingenlegioen, luitenant Moussa Traoré (http://en.wikipedia.org/wiki/Moussa_Traor%C3%A9).
De anderen volgen.
Tijdens de turbulente periode waarin de Afrikanen streden om zichzelf te bevrijden van de Europese kolonisatie, heeft Frankrijk zijn Franse legionairs (http://en.wikipedia.org/wiki/French_Foreign_Legion) nog meer ingezet om staatsgrepen uit te voeren tegen verkozen presidenten:
op 1 januari 1966 pleegde voormalige Franse legionair Jean-Bédel Bokassa (http://en.wikipedia.org/wiki/Jean-B%C3%A9del_Bokassa) een staatsgreep tegen David Dacko (http://en.wikipedia.org/wiki/David_Dacko), de eerste president van de Centraal-Afrikaanse Republiek;
op 3 januari 1966 werd Maurice Yaméogo (http://en.wikipedia.org/wiki/Maurice_Yam%C3%A9ogo), de eerste president van de republiek Opper-Volta, het huidige Burkina Faso, het slachtoffer van een staatsgreep door Aboubacar Sangoulé Lamizana (http://www.siliconafrica.com/france-colonial-tax/Aboubacar%20Sangoul%C3%A9%20Lamizana), een voormalige Franse legionair, die nog samen met het Franse leger had gevochten tegen de onafhankelijkheid in Indonesië en Algerije;
op 26 oktober 1972 pleegde Mathieu Kérékou (http://en.wikipedia.org/wiki/Mathieu_K%C3%A9r%C3%A9kou), een veiligheidsagent van president Hubert Maga (http://en.wikipedia.org/wiki/Hubert_Maga), de eerste president van Republiek Benin, een staatsgreep nadat hij van 1968 tot 1970 de militaire school in Frankrijk had gevolgd.
De voorbije vijftig jaar zijn er in totaal 67 staatsgrepen gepleegd in 26 landen in Afrika. Zestien van deze landen zijn Franse ex-kolonies, wat betekent dat 61 procent van alle staatsgrepen in Afrika plaatsvond in Franssprekend Afrika.
Zoals deze cijfers aantonen, is Frankrijk redelijk wanhopig actief om te allen prijze een sterke greep op zijn voormalige kolonies te behouden. In maart 2008 zei voormalige president Jacques Chirac (http://en.wikipedia.org/wiki/Jacques_Chirac): “Zonder Afrika zal Frankrijk afglijden naar de status van een derderangs (wereld)macht”. Zijn voorganger François Mitterrand (http://en.wikipedia.org/wiki/Fran%C3%A7ois_Mitterand) voorspelde al in 1957: “Frankrijk zal zonder Afrika geen geschiedenis meer hebben in de 21ste eeuw”.
Terwijl ik dit artikel schrijf, zijn via dit postkoloniale pact veertien Afrikaanse landen verplicht om 85% van hun buitenlandse reserves in de Franse centrale bank te plaatsen, onder controle van de Franse minister van Financiën. Tot op de dag van vandaag moeten Togo en dertien andere Afrikaanse landen ook een koloniale schuld betalen aan Frankrijk.
Postkoloniale financiële dwangbuis
De Afrikaanse leiders die dit weigeren te doen worden of vermoord of worden geslachtofferd door een staatsgreep. Degenen die gehoorzamen krijgen steun van Frankrijk en worden beloond met een uitbundige levensstijl, terwijl hun volk in extreme armoede en wanhoop leven. Het is zo’n kwaadaardig systeem dat het zelfs door de EU wordt veroordeeld. Frankrijk is echter niet van plan om dit koloniaal systeem te verlaten dat over vijftig jaar ongeveer vijfhonderd miljard dollar van Afrika naar hun schatkist heeft versast.
We beschuldigen Afrikaanse leiders vaak van corruptie en van het dienen van de belangen van de westerse landen, maar er is een duidelijke verklaring voor dit soort gedrag. Ze gedragen zich juist zo omdat ze bang zijn vermoord te worden of het slachtoffer van een staatsgreep. Ze geven daarom de voorkeur aan een machtige bondgenoot die hen zal steunen, indien er enige vorm van agressie of problemen zijn. In ruil voor deze bescherming van een ‘vriendschappelijk’ land, wordt de voorwaarde gesteld dat deze leiders afstand nemen van de belangen van hun eigen volk of land.
Met andere woorden, Afrikaanse leiders zouden zich inzetten voor de belangen van hun volk indien ze niet steeds achternagezeten en gepest werden door hun voormalige koloniale heersers.
In 1958 was de Senegalese leider Leopold Sédar Senghor (http://en.wikipedia.org/wiki/L%C3%A9opold_Senghor) bang voor de gevolgen, indien ze zouden kiezen voor de onafhankelijkheid van Frankrijk: “De keuze van het Senegalese volk is onafhankelijkheid. Zij verkiezen dat het enkel plaatsvindt in vriendschap met Frankrijk, niet in dispuut met hen.”
Vanaf toen aanvaardde Frankrijk enkel een “onafhankelijkheid op papier” voor zijn kolonies en legde ze bindende “samenwerkingsakkoorden” op. Daarin werd de aard van hun relatie met Frankrijk in detail bepaald, in het bijzonder met de Franse koloniale muntunie FCFA, het Franse onderwijssysteem en met de Franse militaire en commerciële prioriteiten.