PDA

Bekijk Volledige Versie : Dé LPF-stemmer bestaat niet.



Zwarte Schaap
13-10-02, 16:33
Dé LPF-stemmer bestaat niet

Door Ronald van Kempen en Gideon Bolt

Is het succes van partijen als Leefbaar Rotterdam en de Lijst Pim Fortuyn te verklaren vanuit een falend grotestedenbeleid?

Paars I en Paars II hebben via het grotestedenbeleid miljarden geïnvesteerd in achterstandswijken van grote steden. Toch stemden veel kiezers in die wijken tijdens de Tweede-Kamerverkiezingen massaal op de LPF. Is het succes van partijen als Leefbaar Rotterdam en de Lijst Pim Fortuyn te verklaren vanuit een falend grotestedenbeleid? Het grotestedenbeleid (GSB) is sterk met Paars verbonden. Terwijl Paars I het nog moest doen met een staatssecretaris voor het Grotestedenbeleid (Kohnstamm), kreeg Paars II een heuse minister (Van Boxtel). Het was duidelijk dat de problemen in de grote steden serieus werden genomen.

We zijn nu twee kabinetten verder en voor Paars II zijn de verkiezingen dramatisch verlopen. Daarbij dringen zich drie vragen op. Is de situatie in de steden, vooral in achterstandswijken, verbeterd? Zijn eventuele verbeteringen aan het GSB toe te schrijven? Houdt het enorme succes Leefbaar Rotterdam en de LPF verband met het falen van het GSB?

Na de successen van Leefbaar Rotterdam en de LPF klonk de (al oude) klacht dat de kloof tussen de politiek en kiezers veel te groot is geworden en dat vooral de kiezers in de 'oude wijken' zich in de steek gelaten voelen door Paars. Zij worden het meest geconfronteerd met de schaduwkanten van de multiculturele samenleving. Zij wonen in stadsdelen waar de veiligheid en de leefbaarheid het meest onder druk staan.

Het valt op dat niemand erop wijst, dat als het waar is dat mensen in de achterstandswijken in de steek zijn gelaten, dat dan vooral allochtonen daarvan het slachtoffer zijn. Zij wonen veel meer dan evenredig in de achterstandswijken. Dat veel allochtonen met deze problematiek te maken heeft, roept jammer genoeg veel minder urgentie op dan het relatief kleine Nederlandse aandeel dat eronder moet lijden.


Het is inderdaad zo dat het GSB niet in staat is geweest om de leefbaarheid te verbeteren en de veiligheid te vergroten. Ontevredenheid kan gemakkelijk omslaan naar een situatie van apathie (en wegblijven uit het stemlokaal), tot kwaadheid ('politici zijn zakkenvullers') en tot stemmen op een persoon of partij van wie men wel het gevoel heeft dat die op de juiste wijze opkomt voor het belang van de bewoner van de achterstandswijk. Desondanks kan moeilijk worden gesteld dat Paars geen oog heeft gehad voor de problemen. Er zijn de afgelopen jaren vele miljarden euro's in de slechtste wijken gepompt. Veel mensen zijn aan een baan geholpen (Melkertbanen). Verder kun je je afvragen of de sociale onveiligheid en de leefbaarheid zonder de inspanningen niet veel verder waren afgenomen. Het is dus te simpel om te stellen dat het succes van Leefbaar Rotterdam en de LPF te verklaren is uit het falen van het grotestedenbeleid.

Bewoners van achterstandwijken zouden ook het gevoel kunnen hebben dat het beleid heeft gefaald. Dit gevoel is waarschijnlijk veel belangrijker dan de koele cijfers. Toch moet worden opgepast voor het leggen van een al te directe relatie met het stemgedrag. Wanneer mensen uit onvrede op de LPF stemmen, gebeurt dat uit een soort algemene onvrede, niet vanuit een specifieke verwachting ten aanzien van bijvoorbeeld minister Van Boxtel. De analyse dat de LPF-aanhang vooral in achterstandswijken te vinden is, is gemakzuchtig. Iedereen kan op zijn vingers natellen dat Nederland veel te weinig autochtonen in achterstandswijken telt om de Tweede Kamer met 26 LPF-zetels te vullen. Ook de geografie van de Fortuyn-stemmers laat zien dat de relatie met achterstandswijken niet zo duidelijk ligt.


De opmars van Fortuyn begon op 6 maart in Rotterdam. Op 15 mei was Rotterdam de koploper van de grote steden met 29,6 procent van de stemmen (tegenover 17 procent van in Nederland als geheel). Uit analyses van het Rotterdamse Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) blijkt dat het aantal stemmen op Leefbaar Rotterdam nagenoeg een één-op-één-relatie vertoont met het aantal LPF-stemmen . Blijkbaar hebben op 15 mei geen andere overwegingen een rol gespeeld. Het enige verschil was dat de opkomst bij de raadsverkiezingen wat lager lag, wat in een hoger percentage voor Leefbaar Rotterdam (34,7 procent) resulteerde.

Hoe sterk is het verband tussen sociale achterstand en de LPF-stemmers? Het COS heeft de correlatie berekend tussen de welstandsscore per buurt en het percentage LPF-stemmers. Op een schaal van 0 (geen verband) tot 1 (perfect verband) blijkt de correlatie bijzonder laag te zijn: 0,1. De LPF scoort in sommige arme wijken heel hoog (Katendrecht 47,3 procent; Vreewijk 43,2 procent) en in andere arme wijken juist laag (Spangen 20,5 procent; Feijenoord 22,1 procent). Van de 18 buurten die vallen onder de 'Strategische Wijkaanpak' binnen het GSB-beleid, zijn er acht waar het percentage LPF-stemmers hoger ligt dan het gemiddelde. In de overige tien scoort de LPF juist lager.

De relatie met het percentage allochtonen is sterker (correlatie van 0,5), maar ook hier valt op dat de LPF weinig aantrekkingskracht heeft in sommige wijken met veel allochtonen. Daartegenover staan witte (en soms rijke) stadsdelen zoals Hoek van Holland (13 procent allochtonen) en Terbregge (20 procent allochtonen) waar de LPF bovengemiddeld scoort. De LPF heeft vooral hoog gescoord in buurten die op het punt staan te verkleuren, zoals IJsselmonde, Schiebroek en Zuidwijk. In Delfshaven, waar de vermenging tussen autochtonen en allochtonen al heeft plaatsgevonden, ligt het percentage Fortuyn-stemmers lager.

Uit de analyses op wijkniveau mag geconcludeerd worden dat de LPF het zeker niet alleen van achterstandswijken hoeft te hebben. Als we één schaalniveau hoger kijken, blijkt dat de LPF'ers niet eens overwegend in de grote steden wonen. Van de veertig gemeenten waar de LPF op 15 mei minimaal 22 procent (5 procentpunten boven het gemiddelde) scoorde, behoorden er slechts vier steden (Rotterdam, Den Haag, Dordrecht en Schiedam) tot de dertig grootste van Nederland. Opmerkelijk is dat 25 van de 40 LPF-gemeenten in Zuid-Holland liggen. Van veel plaatsen (zoals Albrandswaard, Bergschenhoek, Bernisse, Heerjansdam) kan bezwaarlijk gezegd worden dat zij te maken hebben met grotestadsproblemen.


Voor een deel zal het gaan om mensen die de stad juist zijn ontvlucht wegens onveiligheid of andere stadse problemen. Voor een ander deel gaat het om mensen die nooit in de stad hebben gewoond, maar desondanks, of juist daardoor, een negatief stadbeeld hebben. Dé LPF-stemmer bestaat ook niet. Het electoraat van deze partij bestaat uit een bonte verzameling van autochtonen en allochtonen, lage en hoge inkomens, stads- en plattelandsbewoners, racisten en gewone mensen.

Het einde van het GSB lijkt nabij. Er is geen nieuwe minister van Grote Steden en Integratiebeleid meer. Veelzeggend voor het nieuwe kabinet is dat integratiebeleid naar het ministerie van Justitie is geschoven, terwijl het GSBweer terug bij af is. De aandacht voor de achterstandswijken zal daarmee verminderen. De problemen zullen zich echter niet vanzelf oplossen. Zullen de kiezers in achterstandswijken die uit onvrede met Paars II op de LPF hebben gestemd, de komende tijd terugverlangen naar Van Boxtel?


(Ronald van Kempen en Gideon Bolt werken bij Universiteit Utrecht Urban Research Centre. Hun onderzoeksverslag is verschenen in het blad Geografie)

Bron: Rotterdams Dagblad 11/10/2002