Dx_
09-01-03, 01:22
De Verenigde Staten azen al tachtig jaar op Irak
Van Lawrence of Arabia tot Bush en Blair, via Churchill, de lange Amerikaans-Britse oorlog voor de controle over Irak begon in de jaren 1920.
Richard Becker
08-01-2003
Inhoud
1914-1939: Waarom en hoe begonnen de VS zich in Irak te mengen?
1939-1945: De geallieerden botsen op het economische slagveld
1945-1989: De Verenigde Staten krijgen een dominante rol
1989-2003: De ernstige gevolgen van de ineenstorting van de USSR
1914-1939
Waarom en hoe begonnen de VS zich in Irak te mengen?
In de vele lange uren die mediaconcerns besteden aan het verspreiden van de leugens en het bedrog van de Bush-administratie over Irak komt deze simpele en cruciale vraag zo goed als nooit aan bod. En daar zijn goede redenen voor.
Met de hulp van hun agent T.E. Lawrence (Lawrence of Arabia), beloofden de Britten aan de Arabische leiders dat, als zij aan de kant van Groot-Brittannië tegen hun Turkse meesters zouden vechten, de Britten na WOI de oprichting van een onafhankelijke Arabische staat zouden steunen. In werkelijkheid hebben de overwinnaars het Midden-Oosten onder hen verdeeld. En ook de Irakese olie, waarvan Irak ... 0 procent in handen kreeg. (Foto Archief)
Vanaf het begin, zo'n tachtig jaar geleden, concentreerden de VS hun Irakpolitiek sterk op één punt: de controle verwerven over de olierijkdommen van dat land. De inmenging van de VS in Irak begint in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog, een oorlog tussen kapitalistische wereldrijken met aan de ene kant het Duitse, het Oostenrijks-Hongaarse en het Ottomaanse (Turkse) Rijk, en aan de andere kant de Brits-Frans-Russische alliantie. Het Midden-Oosten stond grotendeels onder Ottomaanse controle.
Via hun agent T.E. Lawrence - onder filmliefhebbers bekend als "Lawrence of Arabia" - beloofden de Britten dat ze na de oorlog de oprichting van een onafhankelijke Arabische staat zouden steunen, als de Arabische leiders met de Britten mee zouden vechten tegen hun Turkse overheersers.
Maar tegelijkertijd tekenden de Britse, Franse en Russische ministers van Buitenlandse Zaken in het geheim de Sykes-Picot Overeenkomst, die de kaart van het Midden-Oosten hertekende. Na de Russische Revolutie van 1917 onthulde de Bolsjewistische Partij het bestaan van deze overeenkomst en stelde het imperialistisch karakter ervan aan de kaak.
In het hele Midden-Oosten brak massaal protest los toen de Arabische en Koerdische volkeren ontdekten dat ze door de "democratische" wereldrijken bedrogen waren. De rebellie duurde de hele koloniale periode voort en de repressie was genadeloos. In 1925 bijvoorbeeld gooiden de Britten gifgas op het Koerdisch dorp Sulaimaniya in Irak. Het was de eerste keer dat gas gedropt werd door oorlogsvliegtuigen.
1925: Britse gasaanval op Irakese stad
Na het einde van de oorlog in 1918 gingen Groot-Brittannië en Frankrijk door met hun plannen. Ze kwamen overeen dat Libanon en Syrië zouden worden opgenomen in het Franse Rijk en dat Palestina, Jordanië en de twee zuidelijke provincies van Irak - Bagdad en Basra - deel zouden gaan uitmaken van het uitgestrekte Britse Rijk.
Over de provincie Mosul (het noorden van het huidige Irak) bereikten ze geen overeenstemming. Volgens de Sykes-Picot Overeenkomst behoorde het gebied tot de Franse "invloedssfeer", maar de Britten waren vastbesloten Mosul, met zijn overwegend Koerdische bevolking, bij hun nieuwe Irakese kolonie te voegen. Om deze eis kracht bij te zetten bezette het Britse leger Mosul in oktober 1918, vier dagen nadat de Turken zich hadden overgegeven. Ze gingen er nooit meer weg.
De oplossing voor de interimperialistische strijd om Mosul tussen Groot-Brittannië en Frankrijk bracht de VS op het Irakese toneel. Mosul was voor de grootmachten zo belangrijk vanwege zijn bekende, maar nog grotendeels onontgonnen olierijkdommen.
In 1917 waren de Verenigde Staten aan de kant van Groot-Brittannië en Frankrijk in de Eerste Wereldoorlog gestapt, op een ogenblik dat beide bondgenoten grotendeels uitgeput waren. Een van de voorwaarden voor de VS-deelname aan de oorlog was dat er in de naoorlogse periode rekening zou worden gehouden met de economische en politieke doelstelling van de VS. Een daarvan was toegang krijgen tot nieuwe bronnen van grondstoffen en dan vooral van petroleum.
In februari 1919 waarschuwde Sir Arthur Hirtzel, een Britse koloniale topfunctionaris, zijn compagnons: "We mogen niet vergeten dat Standard Oil Company staat te springen om Irak over te nemen." 1
Geconfronteerd met de Brits-Franse dominantie over de regio eisten de Verenigde Staten eerst een "open deur"-politiek. Petroleummaatschappijen uit de VS moesten vrij kunnen onderhandelen over contracten met het nieuwe marionettenregime van Koning Faisal, die de Britten in Irak op de troon hadden gezet. De oplossing voor het conflict tussen de geallieerden werd gevonden in het verdelen van de Irakese olie. De Britten behielden Mosul als deel van hun nieuwe Irakese kolonie.
Niet één druppel voor Irak
De Irakese olie werd in vijf verdeeld: telkens 23,75% voor Groot-Brittannië, Frankrijk, Nederland en de Verenigde Staten en de overblijvende 5% voor de oliebaron, Caloste Gulbenkian, die bekend stond als "Mijnheer Vijf Procent" en die bij de onderhandelingen over de overeenkomst had geholpen. Exact nul procent van de Irakese olie ging naar Irak zelf. En dat bleef zo tot de revolutie van 1958.
In 1927 werden grootscheepse expedities opgezet en in de provincie Mosul werden enorme olievoorraden ontdekt. Twee jaar later werd de Iraqi Petroleum Co. gesticht, een combinatie van Anglo-Iranian Petroleum (nu BP), Shell, Mobil en Standard Oil of New Jersey (Exxon). Een paar jaar later monopoliseerde deze maatschappij de volledige Irakese olieproductie.
In dezelfde periode veroverde de al-Saud-familie, met de steun van Washington, een groot deel van het nabijgelegen Arabische schiereiland. Saudi-Arabië ontstond in de jaren 1930, als neokolonie van de Verenigde Staten. De VS-ambassade in Riyad, de Saudische hoofdstad, bevond zich in de ARAMCO-building (Arab American Oil Co.).
Maar de Amerikaanse petroleummaatschappijen en de regering in Washington waren niet tevreden. Ze wilden de controle over alle olie in het Midden-Oosten, net zoals ze de bijna volledige controle hadden over de oliereserves van het westelijk halfrond. Dit betekende dat ze de Britten, die nog altijd heer en meester waren in de regio, moesten verdringen. De VS kregen hun kans met de Tweede Wereldoorlog.
Note
1 Geciteerd in Peter Sluglett, Britain in Iraq, 1914-32, Londen, 1974.
- top -
1939-1945
De geallieerden botsen op het economische slagveld
De Verenigde Staten en Groot-Brittannië worden altijd afgeschilderd als de nauwste bondgenoten, maar waren in werkelijkheid tegelijkertijd de felste tegenstanders.
De oorlog verzwakte het Britse Rijk aanzienlijk, zowel in het moederland als door het verlies van sleutelkolonies in Azië. In de eerste fasen van de oorlog, 1939-'42, was het zelfs niet zeker dat Groot-Brittannië zou overleven en het zou nooit meer zijn vroegere dominantie terugwinnen.
De Verenigde Staten wachtten het juiste moment af om in de oorlog te stappen en werden in de loop ervan steeds machtiger.
In de latere fasen van de Tweede Wereldoorlog waren de administraties van Roosevelt en Truman, die gedomineerd werden door de belangen van de grote banken, petroleum- en andere bedrijven, vastbesloten de naoorlogse wereld te herstructureren om de dominantie van de Verenigde Staten veilig te stellen.
De sleutelelementen van hun strategie waren: 1) militaire superioriteit van de VS op nucleair en conventioneel vlak; 2) globalisering gedomineerd door VS-bedrijven door gebruik te maken van het Internationaal Muntfonds en de Wereldbank, opgericht in 1944, en door de vestiging van de dollar als wereldmunt; en 3) controle over de grondstoffen, vooral dan de olie.
Terwijl de gevechten op de slagvelden nog in alle hevigheid woedden, werd er achter de schermen tussen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië slag geleverd om een wereldwijde economische controle. Zo intens was de strijd dat de Britse eerste minister Winston Churchill op 4 maart 1944 - drie maanden vóór D-Day, de landing in Normandië - aan president Franklin Roosevelt een bericht stuurde dat ongewoon was in zijn imperialistische inhoud en vijandige toon:
"Hartelijk dank voor de geruststelling dat u niet vertederd [d.w.z. begerig, nvdr] naar onze olievelden in Iran en Irak lonkt. Mag ik u op mijn beurt verzekeren dat we er hoegenaamd niet aan denken ons te bemoeien met uw belangen of eigendommen in Saudi-Arabië. Mijn standpunt in dit, zoals in alle andere gevallen, is dat Groot-Brittannië geen oorlogsvoordeel nastreeft, op territoriaal of ander vlak. Anderzijds zal ons land niets afhandig worden gemaakt wat het rechtmatig toekomt, nadat het de goede zaak alle mogelijk diensten heeft bewezen, tenminste niet zolang uw nederige dienaar de landszaken bestiert." 1
Deze nota toont duidelijk aan dat de VS-leiders zo vastbesloten waren Irak en Iran over te nemen, beide belangrijke Britse neokolonies, dat in Britse leidende kringen het alarm afging. Ondanks het gebries van Churchill konden de Britten niets doen om de opgang van de VS-macht te stuiten. Binnen een paar jaar zou de Britse leidende klasse zich aanpassen aan de nieuwe realiteit en de rol van Washingtons jongere partner aanvaarden.
Noot
1 Geciteerd in Gabriel Kolko, The Politics of War, New York, 1968.
- top -
Van Lawrence of Arabia tot Bush en Blair, via Churchill, de lange Amerikaans-Britse oorlog voor de controle over Irak begon in de jaren 1920.
Richard Becker
08-01-2003
Inhoud
1914-1939: Waarom en hoe begonnen de VS zich in Irak te mengen?
1939-1945: De geallieerden botsen op het economische slagveld
1945-1989: De Verenigde Staten krijgen een dominante rol
1989-2003: De ernstige gevolgen van de ineenstorting van de USSR
1914-1939
Waarom en hoe begonnen de VS zich in Irak te mengen?
In de vele lange uren die mediaconcerns besteden aan het verspreiden van de leugens en het bedrog van de Bush-administratie over Irak komt deze simpele en cruciale vraag zo goed als nooit aan bod. En daar zijn goede redenen voor.
Met de hulp van hun agent T.E. Lawrence (Lawrence of Arabia), beloofden de Britten aan de Arabische leiders dat, als zij aan de kant van Groot-Brittannië tegen hun Turkse meesters zouden vechten, de Britten na WOI de oprichting van een onafhankelijke Arabische staat zouden steunen. In werkelijkheid hebben de overwinnaars het Midden-Oosten onder hen verdeeld. En ook de Irakese olie, waarvan Irak ... 0 procent in handen kreeg. (Foto Archief)
Vanaf het begin, zo'n tachtig jaar geleden, concentreerden de VS hun Irakpolitiek sterk op één punt: de controle verwerven over de olierijkdommen van dat land. De inmenging van de VS in Irak begint in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog, een oorlog tussen kapitalistische wereldrijken met aan de ene kant het Duitse, het Oostenrijks-Hongaarse en het Ottomaanse (Turkse) Rijk, en aan de andere kant de Brits-Frans-Russische alliantie. Het Midden-Oosten stond grotendeels onder Ottomaanse controle.
Via hun agent T.E. Lawrence - onder filmliefhebbers bekend als "Lawrence of Arabia" - beloofden de Britten dat ze na de oorlog de oprichting van een onafhankelijke Arabische staat zouden steunen, als de Arabische leiders met de Britten mee zouden vechten tegen hun Turkse overheersers.
Maar tegelijkertijd tekenden de Britse, Franse en Russische ministers van Buitenlandse Zaken in het geheim de Sykes-Picot Overeenkomst, die de kaart van het Midden-Oosten hertekende. Na de Russische Revolutie van 1917 onthulde de Bolsjewistische Partij het bestaan van deze overeenkomst en stelde het imperialistisch karakter ervan aan de kaak.
In het hele Midden-Oosten brak massaal protest los toen de Arabische en Koerdische volkeren ontdekten dat ze door de "democratische" wereldrijken bedrogen waren. De rebellie duurde de hele koloniale periode voort en de repressie was genadeloos. In 1925 bijvoorbeeld gooiden de Britten gifgas op het Koerdisch dorp Sulaimaniya in Irak. Het was de eerste keer dat gas gedropt werd door oorlogsvliegtuigen.
1925: Britse gasaanval op Irakese stad
Na het einde van de oorlog in 1918 gingen Groot-Brittannië en Frankrijk door met hun plannen. Ze kwamen overeen dat Libanon en Syrië zouden worden opgenomen in het Franse Rijk en dat Palestina, Jordanië en de twee zuidelijke provincies van Irak - Bagdad en Basra - deel zouden gaan uitmaken van het uitgestrekte Britse Rijk.
Over de provincie Mosul (het noorden van het huidige Irak) bereikten ze geen overeenstemming. Volgens de Sykes-Picot Overeenkomst behoorde het gebied tot de Franse "invloedssfeer", maar de Britten waren vastbesloten Mosul, met zijn overwegend Koerdische bevolking, bij hun nieuwe Irakese kolonie te voegen. Om deze eis kracht bij te zetten bezette het Britse leger Mosul in oktober 1918, vier dagen nadat de Turken zich hadden overgegeven. Ze gingen er nooit meer weg.
De oplossing voor de interimperialistische strijd om Mosul tussen Groot-Brittannië en Frankrijk bracht de VS op het Irakese toneel. Mosul was voor de grootmachten zo belangrijk vanwege zijn bekende, maar nog grotendeels onontgonnen olierijkdommen.
In 1917 waren de Verenigde Staten aan de kant van Groot-Brittannië en Frankrijk in de Eerste Wereldoorlog gestapt, op een ogenblik dat beide bondgenoten grotendeels uitgeput waren. Een van de voorwaarden voor de VS-deelname aan de oorlog was dat er in de naoorlogse periode rekening zou worden gehouden met de economische en politieke doelstelling van de VS. Een daarvan was toegang krijgen tot nieuwe bronnen van grondstoffen en dan vooral van petroleum.
In februari 1919 waarschuwde Sir Arthur Hirtzel, een Britse koloniale topfunctionaris, zijn compagnons: "We mogen niet vergeten dat Standard Oil Company staat te springen om Irak over te nemen." 1
Geconfronteerd met de Brits-Franse dominantie over de regio eisten de Verenigde Staten eerst een "open deur"-politiek. Petroleummaatschappijen uit de VS moesten vrij kunnen onderhandelen over contracten met het nieuwe marionettenregime van Koning Faisal, die de Britten in Irak op de troon hadden gezet. De oplossing voor het conflict tussen de geallieerden werd gevonden in het verdelen van de Irakese olie. De Britten behielden Mosul als deel van hun nieuwe Irakese kolonie.
Niet één druppel voor Irak
De Irakese olie werd in vijf verdeeld: telkens 23,75% voor Groot-Brittannië, Frankrijk, Nederland en de Verenigde Staten en de overblijvende 5% voor de oliebaron, Caloste Gulbenkian, die bekend stond als "Mijnheer Vijf Procent" en die bij de onderhandelingen over de overeenkomst had geholpen. Exact nul procent van de Irakese olie ging naar Irak zelf. En dat bleef zo tot de revolutie van 1958.
In 1927 werden grootscheepse expedities opgezet en in de provincie Mosul werden enorme olievoorraden ontdekt. Twee jaar later werd de Iraqi Petroleum Co. gesticht, een combinatie van Anglo-Iranian Petroleum (nu BP), Shell, Mobil en Standard Oil of New Jersey (Exxon). Een paar jaar later monopoliseerde deze maatschappij de volledige Irakese olieproductie.
In dezelfde periode veroverde de al-Saud-familie, met de steun van Washington, een groot deel van het nabijgelegen Arabische schiereiland. Saudi-Arabië ontstond in de jaren 1930, als neokolonie van de Verenigde Staten. De VS-ambassade in Riyad, de Saudische hoofdstad, bevond zich in de ARAMCO-building (Arab American Oil Co.).
Maar de Amerikaanse petroleummaatschappijen en de regering in Washington waren niet tevreden. Ze wilden de controle over alle olie in het Midden-Oosten, net zoals ze de bijna volledige controle hadden over de oliereserves van het westelijk halfrond. Dit betekende dat ze de Britten, die nog altijd heer en meester waren in de regio, moesten verdringen. De VS kregen hun kans met de Tweede Wereldoorlog.
Note
1 Geciteerd in Peter Sluglett, Britain in Iraq, 1914-32, Londen, 1974.
- top -
1939-1945
De geallieerden botsen op het economische slagveld
De Verenigde Staten en Groot-Brittannië worden altijd afgeschilderd als de nauwste bondgenoten, maar waren in werkelijkheid tegelijkertijd de felste tegenstanders.
De oorlog verzwakte het Britse Rijk aanzienlijk, zowel in het moederland als door het verlies van sleutelkolonies in Azië. In de eerste fasen van de oorlog, 1939-'42, was het zelfs niet zeker dat Groot-Brittannië zou overleven en het zou nooit meer zijn vroegere dominantie terugwinnen.
De Verenigde Staten wachtten het juiste moment af om in de oorlog te stappen en werden in de loop ervan steeds machtiger.
In de latere fasen van de Tweede Wereldoorlog waren de administraties van Roosevelt en Truman, die gedomineerd werden door de belangen van de grote banken, petroleum- en andere bedrijven, vastbesloten de naoorlogse wereld te herstructureren om de dominantie van de Verenigde Staten veilig te stellen.
De sleutelelementen van hun strategie waren: 1) militaire superioriteit van de VS op nucleair en conventioneel vlak; 2) globalisering gedomineerd door VS-bedrijven door gebruik te maken van het Internationaal Muntfonds en de Wereldbank, opgericht in 1944, en door de vestiging van de dollar als wereldmunt; en 3) controle over de grondstoffen, vooral dan de olie.
Terwijl de gevechten op de slagvelden nog in alle hevigheid woedden, werd er achter de schermen tussen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië slag geleverd om een wereldwijde economische controle. Zo intens was de strijd dat de Britse eerste minister Winston Churchill op 4 maart 1944 - drie maanden vóór D-Day, de landing in Normandië - aan president Franklin Roosevelt een bericht stuurde dat ongewoon was in zijn imperialistische inhoud en vijandige toon:
"Hartelijk dank voor de geruststelling dat u niet vertederd [d.w.z. begerig, nvdr] naar onze olievelden in Iran en Irak lonkt. Mag ik u op mijn beurt verzekeren dat we er hoegenaamd niet aan denken ons te bemoeien met uw belangen of eigendommen in Saudi-Arabië. Mijn standpunt in dit, zoals in alle andere gevallen, is dat Groot-Brittannië geen oorlogsvoordeel nastreeft, op territoriaal of ander vlak. Anderzijds zal ons land niets afhandig worden gemaakt wat het rechtmatig toekomt, nadat het de goede zaak alle mogelijk diensten heeft bewezen, tenminste niet zolang uw nederige dienaar de landszaken bestiert." 1
Deze nota toont duidelijk aan dat de VS-leiders zo vastbesloten waren Irak en Iran over te nemen, beide belangrijke Britse neokolonies, dat in Britse leidende kringen het alarm afging. Ondanks het gebries van Churchill konden de Britten niets doen om de opgang van de VS-macht te stuiten. Binnen een paar jaar zou de Britse leidende klasse zich aanpassen aan de nieuwe realiteit en de rol van Washingtons jongere partner aanvaarden.
Noot
1 Geciteerd in Gabriel Kolko, The Politics of War, New York, 1968.
- top -