Maarten
10-03-03, 00:59
Erg leuke vergelijking van de positie van joden en moslims in Europa..
Vooral de joodse geschiedenis in het westen krijgt aandacht. Dat is vooral voor Jahjah aanhangers interessant. Die kunnen niet anders, dan vooral veel begrip hebben voor de joden die hier (nog) zijn.
Aardig tegengif tegen antisemitisme, en het doet tenminste wat tegen de permanent vieze bijsmaak die de Israëlische politiek veroorzaakt.
Aan het einde overdrijft ze wel een beetje, en is ‘Nederland’ natuurlijk weer ‘de lul’. Haar kritiek klopt, maar daar is natuurlijk niet alles mee gezegd..
-------------------------------------------
“Moslims vormen geen vijfde colonne” (Volkskrant 4 maart 03)
Theodor Herzl zag rond 1900 geen toekomst voor Joden in Europa. Gelukkig ziet AELleider Abou Jahjah dat nog wel voor islamitische allochtonen, signaleert Anne Pek.
Ze wonen hier, maar hun hart ligt elders.
Ze komen op de welvaart af, maar assimileren niet.
Ze hebben een andere god, en een achterlijke cultuur.
Ze spreken onderling een taal die wij niet verstaan en gooien afval zo uit het raam.
Soms je het gevoel dat ze er niet bij willen horen.
Waarom ze dan toelaten?
Dit is geen hedendaagse borrelpraat. Deze klaagzang stamt uit een tijd toen Bin Laden nog in de schoot van zijn betovergrootmoeder wiegde en mosterdgas nog in de geest van zijn uitvinder. Hij doelt dan ook op de enige ruim voorradige vreemdelingen van een eeuw geleden: de joden.
Preciezer: de OostEuropese joden. Die trokken in het WestEuropa van rond de vorige eeuwwisseling de aandacht op een manier, die doet denken aan de huidige fixatie op 'kutMarokkanen'.
Gevolg van de komst van Osijuden, op de vlucht voor pogroms die tussen 1881 en 1903 door het Russische rijk raasden.
Met hun peies en penetrante armoede gaven ze de oude wijken van Europa's grote steden in een mum van tijd een ander aanzien. Ze begonnen er hun eigen winkels en scholen, en kieperden op sabbatsavond kippenbotjes op straat alsof ze ook hier werden opgeschrokt door sjtetlhonden.
Ze handelden in ongeregeld en gingen daarbij op het jiddisch over als ze voordeel konden halen. En ze hadden overal hun contacten. Een verontrustend detail in een tijd van oplopende internationale spanningen.
Vooruitlopend op de chronologie: Toen de Eerste Wereldoorlog eenmaal begon, wisten de Belgen niet hoe snel ze de ‘Duitse’ joden de Nederlandse grens over moesten jagen.
Dit alles klinkt naar een integratieprobleem van formaat en zo voelde het voor veel WestEuropeanen toen ook. Populistische kranten stookten dat vuurtje gretig op door te berichten van 'jodenbazars' die autochtone middenstanders verdreven, van joodse armoedzaaiers die autochtone arbeiders het brood uit de mond stootten. De katholieke kerk vreesde voor de beschaving nu de synagogen volstroomden en de kerken leegliepen.
Nee, die antistemming stak niet alleen de kop op in Duitsland en Oostenrijk. Ook Frankrijk was in de ban van 'de joodse Kwestie'. En België. En Nederland. Overal waar OostEuropese joden neerstreken, kwam het na verloop van tijd tot discussies over hun aanwezigheid.
Wel kende Duitsland in 1882 de primeur van een antisemitische politieke partij. En volgde Wenen dat met Berlijn de meeste Ostjuden ontving snel met de fel anti-joodse burgemeester Karl Lüger. Maar de vluchtelingen die hun heil verder westwaarts zochten, kwamen van een koude kennis thuis. De overtocht naar 'de Nieuwe Wereld' strandde vaak op snel aangescherpte toelatingseisen van de VS.
Veel emigranten bleven steken in havensteden Antwerpen, Amsterdam Rotterdam of wisten nog net de Noordzee over te komen. Zoals gezegd: ook hier kregen ze met afwijzende reacties te maken. Zelfs in het tot dan toe vrijwel van jodenhaat vrij gebleven Engeland. In 1900 lieten de Londense arbeiders van East End zich gaan in antisemitische rellen, in 1911 was het de beurt aan mijnwerkers in Wales.
In Nederland met name Amsterdam kwam het weliswaar nergens tot grootschalig verbaal of fysiek geweld, maar ondertussen bood 'het Jeruzalem van het Westen' de nieuwkomers weinig meer dan een krotwoning tussen Waag en Weesperplein. Zelfs als ze zich wisten op te werken, hielden de autochtonen ze graag op afstand. De joodse pers maakte regelmatig melding van restaurants en dancings die joden botweg weigerden. Elitebolwerken als sociëteit De Groote Club en roeivereniging De Hoop hielden ze subtieler, maar even efficiënt met een ballotagesysteem buiten de deur.
Frankrijk was een verhaal apart.
Aan de instroom van oostjoden ging hier een toevloed vooraf van joden uit de Elzas. Een groot deel van hen was van huis uit Duitstalig, maar wilde na 1871 niet in de door Duitsland geannexeerde provincie blijven wonen. Frankrijk was immers hét land van de burgerrechten? Zo kende Parijs tegen het einde van de eeuw niet één maar twee nieuwe, snel groeiende joodse gemeenschappen die op de door de FransDuitse oorlog getraumatiseerde Fransen een verdacht Duitse indruk maakten.
Een van die 'nieuwe' joden was de Elzasser kapitein Alfred Dreyfus. Inderdaad, die van de geruchtmakende Affaire (1894-1906). Een steile patriot, maar joods, en bovendien ruim voorzien van verwanten aan de verkeerde kant van de grens. Voor veel Fransen was hij per definitie suspect. Dat hij waarschijnlijk ten onrechte werd beschuldigd van spionage voor Duitsland liet hen daarom koud. Zoals de toentertijd populaire literator en politicus Maurice Barrès schreef: 'Recht bestaat slechts binnen een soort. Dreyfus is een exemplaar van een andere soort.' De verdenkingen tegen Dreyfus maakten voor veel WestEuropeanen het beeld 'af’: de jood was niet alleen een lastige scharrelaar, ook een landverrader.
Het was in dit klimaat dat de Oostenrijksjoodse journalist Theodor Herzl, in Frankrijk om de Dreyfusaffaire te verslaan, begon te twijfelen aan zijn assimilatieideaal en zich tot voorman van het zionisme ontwikkelde. Het wekt geen verbazing dat hij vooral aanhang vond onder de OostEuropese joden.
Zij waren ook de eersten die en masse naar Palestina trokken, en ter plaatse vaak de felsten. Denk aan Menachem Begin, de latere Israëlische premier, die er niet voor terugschrok een hotel vol Britten op te blazen en een Arabisch dorp uit te moorden.
Interessant, maar wat maakt dit alles een eeuw na dato nog relevant?
Een, blik op de kranten van afgelopen jaar beantwoordt die vraag. Sinds 9/11 en, in Nederland, de opkomst van het Fortuynisme, lijkt het of we al onze problemen herleiden tot één metaprobleem: De Allochtoon.
Niet alleen is die anders dan wij, hij wil ook niet zijn als wij, dús is hij tegen ons. Een potentiële Vijfde Colonne. Tegenover zo'n gevaar kunnen we ons geen zachtzinnige opstelling veroorloven. Dus handelen we naar het twijfelachtige gedachtegoed van Maurice Barrès en ontzeggen 'de andere soort' ons recht op lichamelijke integriteit (we moeten ze kunnen fouilleren!), op vrijheid van onderwijs (we moeten hun godsdienstlessen kunnen controleren!) op vrijheid van geloof (we willen geen hoofddoekjes of nieuwe moskees!) en partnerkeuze (we willen niet nog meer nieuwkomers!). We verbieden allochtone scholieren onderling hun eigen taal te spreken en protesteren tegen een reclamespotje voor kaas omdat moeder en kind in het filmpje onderling Arabisch spreken (ze hebben het vast over Al Qa'ida!).
Theodor HerzI had minder nodig om tot de overtuiging te komen dat zelfs hij als perfect geassimileerde jood geen toekomst had in Europa.
En nu is Dyab Abou Jahjahs ArabischEuropese Liga naar Nederland gekomen. De naam zegt het al: Abou jahjah gelooft nog dat islamitische allochtonen hier een toekomst hebben. Dat wordt hem niet in dank afgenomen. Diverse Nederlandse politici hebben al om een verbod van de AEL gevraagd en Abou jahjah tot gevaarlijke radicaal uitgeroepen. Waarom? Bijvoorbeeld omdat hij zou eisen dat België het Arabisch als vierde landstaal erkent.
Alleen al de manier waarop de media hiermee omspringen, toont aan hoe vijanddenken hun kritische vermogens heeft aangetast. Niet alleen is er geen sprake van een eis, slechts van de suggestie om precies te zijn: in een interview met Abou jahjah in de Knack van 21 augustus 2002 dat het Arabisch, 'als je consequent wilt zijn met het internationaal recht', erkend zou moeten worden als België’s vierde landstaal ('maar die discussie is voor ons nu geen prioriteit', laat hij erop volgen); ook nam geen Nederlandse journalist de moeite even uit te zoeken hoe het precies zit met de landstalen van onze zuiderburen. Terwijl het feit dat hun derde officiële landstaal, het Duits, de moedertaal is van slechts zeventigduizend Belgen, deze 'eis' meteen veel minder radicaal. doet klinken.
Willen we dat Abou jahjah het voorbeeld van Theodor Herzl volgt? Willen we dat onze islamitische landgenoten zich ook zo afgewezen gaan voelen dat ze zich massaal van het Westen afkeren? je mag hopen dat iedereen die wat langer over die vraag nadenkt, ‘nee' antwoordt. En dan niet alleen omdat we ons, een Tweede Wereldoorlog en een shoah later, schamen om hoe we de Europese joden hebben behandeld. Of omdat we zien dat de joodse terugkeer naar het MiddenOosten een bron van nieuwe problemen is geworden, die slechts zouden verergeren als er een islamitische terugkeer bovenop kwam. Nee, ook en vooral omdat wijzelf niet willen achterblijven in een land dat vreemdelingenvrij werd doordat we de angst voor een 'vijfde colonne'zo'n centrale rol gaven in onze wetgeving.
Anne Pek is historica en journaliste.
Vooral de joodse geschiedenis in het westen krijgt aandacht. Dat is vooral voor Jahjah aanhangers interessant. Die kunnen niet anders, dan vooral veel begrip hebben voor de joden die hier (nog) zijn.
Aardig tegengif tegen antisemitisme, en het doet tenminste wat tegen de permanent vieze bijsmaak die de Israëlische politiek veroorzaakt.
Aan het einde overdrijft ze wel een beetje, en is ‘Nederland’ natuurlijk weer ‘de lul’. Haar kritiek klopt, maar daar is natuurlijk niet alles mee gezegd..
-------------------------------------------
“Moslims vormen geen vijfde colonne” (Volkskrant 4 maart 03)
Theodor Herzl zag rond 1900 geen toekomst voor Joden in Europa. Gelukkig ziet AELleider Abou Jahjah dat nog wel voor islamitische allochtonen, signaleert Anne Pek.
Ze wonen hier, maar hun hart ligt elders.
Ze komen op de welvaart af, maar assimileren niet.
Ze hebben een andere god, en een achterlijke cultuur.
Ze spreken onderling een taal die wij niet verstaan en gooien afval zo uit het raam.
Soms je het gevoel dat ze er niet bij willen horen.
Waarom ze dan toelaten?
Dit is geen hedendaagse borrelpraat. Deze klaagzang stamt uit een tijd toen Bin Laden nog in de schoot van zijn betovergrootmoeder wiegde en mosterdgas nog in de geest van zijn uitvinder. Hij doelt dan ook op de enige ruim voorradige vreemdelingen van een eeuw geleden: de joden.
Preciezer: de OostEuropese joden. Die trokken in het WestEuropa van rond de vorige eeuwwisseling de aandacht op een manier, die doet denken aan de huidige fixatie op 'kutMarokkanen'.
Gevolg van de komst van Osijuden, op de vlucht voor pogroms die tussen 1881 en 1903 door het Russische rijk raasden.
Met hun peies en penetrante armoede gaven ze de oude wijken van Europa's grote steden in een mum van tijd een ander aanzien. Ze begonnen er hun eigen winkels en scholen, en kieperden op sabbatsavond kippenbotjes op straat alsof ze ook hier werden opgeschrokt door sjtetlhonden.
Ze handelden in ongeregeld en gingen daarbij op het jiddisch over als ze voordeel konden halen. En ze hadden overal hun contacten. Een verontrustend detail in een tijd van oplopende internationale spanningen.
Vooruitlopend op de chronologie: Toen de Eerste Wereldoorlog eenmaal begon, wisten de Belgen niet hoe snel ze de ‘Duitse’ joden de Nederlandse grens over moesten jagen.
Dit alles klinkt naar een integratieprobleem van formaat en zo voelde het voor veel WestEuropeanen toen ook. Populistische kranten stookten dat vuurtje gretig op door te berichten van 'jodenbazars' die autochtone middenstanders verdreven, van joodse armoedzaaiers die autochtone arbeiders het brood uit de mond stootten. De katholieke kerk vreesde voor de beschaving nu de synagogen volstroomden en de kerken leegliepen.
Nee, die antistemming stak niet alleen de kop op in Duitsland en Oostenrijk. Ook Frankrijk was in de ban van 'de joodse Kwestie'. En België. En Nederland. Overal waar OostEuropese joden neerstreken, kwam het na verloop van tijd tot discussies over hun aanwezigheid.
Wel kende Duitsland in 1882 de primeur van een antisemitische politieke partij. En volgde Wenen dat met Berlijn de meeste Ostjuden ontving snel met de fel anti-joodse burgemeester Karl Lüger. Maar de vluchtelingen die hun heil verder westwaarts zochten, kwamen van een koude kennis thuis. De overtocht naar 'de Nieuwe Wereld' strandde vaak op snel aangescherpte toelatingseisen van de VS.
Veel emigranten bleven steken in havensteden Antwerpen, Amsterdam Rotterdam of wisten nog net de Noordzee over te komen. Zoals gezegd: ook hier kregen ze met afwijzende reacties te maken. Zelfs in het tot dan toe vrijwel van jodenhaat vrij gebleven Engeland. In 1900 lieten de Londense arbeiders van East End zich gaan in antisemitische rellen, in 1911 was het de beurt aan mijnwerkers in Wales.
In Nederland met name Amsterdam kwam het weliswaar nergens tot grootschalig verbaal of fysiek geweld, maar ondertussen bood 'het Jeruzalem van het Westen' de nieuwkomers weinig meer dan een krotwoning tussen Waag en Weesperplein. Zelfs als ze zich wisten op te werken, hielden de autochtonen ze graag op afstand. De joodse pers maakte regelmatig melding van restaurants en dancings die joden botweg weigerden. Elitebolwerken als sociëteit De Groote Club en roeivereniging De Hoop hielden ze subtieler, maar even efficiënt met een ballotagesysteem buiten de deur.
Frankrijk was een verhaal apart.
Aan de instroom van oostjoden ging hier een toevloed vooraf van joden uit de Elzas. Een groot deel van hen was van huis uit Duitstalig, maar wilde na 1871 niet in de door Duitsland geannexeerde provincie blijven wonen. Frankrijk was immers hét land van de burgerrechten? Zo kende Parijs tegen het einde van de eeuw niet één maar twee nieuwe, snel groeiende joodse gemeenschappen die op de door de FransDuitse oorlog getraumatiseerde Fransen een verdacht Duitse indruk maakten.
Een van die 'nieuwe' joden was de Elzasser kapitein Alfred Dreyfus. Inderdaad, die van de geruchtmakende Affaire (1894-1906). Een steile patriot, maar joods, en bovendien ruim voorzien van verwanten aan de verkeerde kant van de grens. Voor veel Fransen was hij per definitie suspect. Dat hij waarschijnlijk ten onrechte werd beschuldigd van spionage voor Duitsland liet hen daarom koud. Zoals de toentertijd populaire literator en politicus Maurice Barrès schreef: 'Recht bestaat slechts binnen een soort. Dreyfus is een exemplaar van een andere soort.' De verdenkingen tegen Dreyfus maakten voor veel WestEuropeanen het beeld 'af’: de jood was niet alleen een lastige scharrelaar, ook een landverrader.
Het was in dit klimaat dat de Oostenrijksjoodse journalist Theodor Herzl, in Frankrijk om de Dreyfusaffaire te verslaan, begon te twijfelen aan zijn assimilatieideaal en zich tot voorman van het zionisme ontwikkelde. Het wekt geen verbazing dat hij vooral aanhang vond onder de OostEuropese joden.
Zij waren ook de eersten die en masse naar Palestina trokken, en ter plaatse vaak de felsten. Denk aan Menachem Begin, de latere Israëlische premier, die er niet voor terugschrok een hotel vol Britten op te blazen en een Arabisch dorp uit te moorden.
Interessant, maar wat maakt dit alles een eeuw na dato nog relevant?
Een, blik op de kranten van afgelopen jaar beantwoordt die vraag. Sinds 9/11 en, in Nederland, de opkomst van het Fortuynisme, lijkt het of we al onze problemen herleiden tot één metaprobleem: De Allochtoon.
Niet alleen is die anders dan wij, hij wil ook niet zijn als wij, dús is hij tegen ons. Een potentiële Vijfde Colonne. Tegenover zo'n gevaar kunnen we ons geen zachtzinnige opstelling veroorloven. Dus handelen we naar het twijfelachtige gedachtegoed van Maurice Barrès en ontzeggen 'de andere soort' ons recht op lichamelijke integriteit (we moeten ze kunnen fouilleren!), op vrijheid van onderwijs (we moeten hun godsdienstlessen kunnen controleren!) op vrijheid van geloof (we willen geen hoofddoekjes of nieuwe moskees!) en partnerkeuze (we willen niet nog meer nieuwkomers!). We verbieden allochtone scholieren onderling hun eigen taal te spreken en protesteren tegen een reclamespotje voor kaas omdat moeder en kind in het filmpje onderling Arabisch spreken (ze hebben het vast over Al Qa'ida!).
Theodor HerzI had minder nodig om tot de overtuiging te komen dat zelfs hij als perfect geassimileerde jood geen toekomst had in Europa.
En nu is Dyab Abou Jahjahs ArabischEuropese Liga naar Nederland gekomen. De naam zegt het al: Abou jahjah gelooft nog dat islamitische allochtonen hier een toekomst hebben. Dat wordt hem niet in dank afgenomen. Diverse Nederlandse politici hebben al om een verbod van de AEL gevraagd en Abou jahjah tot gevaarlijke radicaal uitgeroepen. Waarom? Bijvoorbeeld omdat hij zou eisen dat België het Arabisch als vierde landstaal erkent.
Alleen al de manier waarop de media hiermee omspringen, toont aan hoe vijanddenken hun kritische vermogens heeft aangetast. Niet alleen is er geen sprake van een eis, slechts van de suggestie om precies te zijn: in een interview met Abou jahjah in de Knack van 21 augustus 2002 dat het Arabisch, 'als je consequent wilt zijn met het internationaal recht', erkend zou moeten worden als België’s vierde landstaal ('maar die discussie is voor ons nu geen prioriteit', laat hij erop volgen); ook nam geen Nederlandse journalist de moeite even uit te zoeken hoe het precies zit met de landstalen van onze zuiderburen. Terwijl het feit dat hun derde officiële landstaal, het Duits, de moedertaal is van slechts zeventigduizend Belgen, deze 'eis' meteen veel minder radicaal. doet klinken.
Willen we dat Abou jahjah het voorbeeld van Theodor Herzl volgt? Willen we dat onze islamitische landgenoten zich ook zo afgewezen gaan voelen dat ze zich massaal van het Westen afkeren? je mag hopen dat iedereen die wat langer over die vraag nadenkt, ‘nee' antwoordt. En dan niet alleen omdat we ons, een Tweede Wereldoorlog en een shoah later, schamen om hoe we de Europese joden hebben behandeld. Of omdat we zien dat de joodse terugkeer naar het MiddenOosten een bron van nieuwe problemen is geworden, die slechts zouden verergeren als er een islamitische terugkeer bovenop kwam. Nee, ook en vooral omdat wijzelf niet willen achterblijven in een land dat vreemdelingenvrij werd doordat we de angst voor een 'vijfde colonne'zo'n centrale rol gaven in onze wetgeving.
Anne Pek is historica en journaliste.