De Rode Roos
25-03-03, 12:21
Amerikanen krijgen koel onthaal bij doortocht Zuid-Irak
Reuters, AFP
BUITEN BASRA/NASSIRIYAH - De Amerikaanse marinier staart naar de Iraakse geitenhoeder die voor hem staat. Hij weet niet goed wat te zeggen tegen een man wiens land hij is binnengevallen. 'Hoe gaat-ie?' vraagt hij dan maar. 'Sigaretje? Ik geloof dat ik er nog een heb.' Hij zoekt in de zakken van zijn camouflagepak en vist er een mentholsigaret uit. De geitenhoeder neemt hem met een brede glimlach aan. Maar het is niet waarop hij gehoopt had.
De Amerikaanse troepen in Irak beschikken over een handjevol Arabische tolken. Maar het zijn niet alleen taalproblemen die het contact met de plaatselijke bevolking in de weg staan. Het zijn ook verschillende verwachtingspatronen. De mariniers hebben te horen gekregen dat de shi'ieten in Zuid-Irak, die door Saddam Hussein bloedig zijn onderdrukt, dolblij zullen zijn met hun komst. Maar al zijn de plattelandsbewoners vriendelijk, van een vreugdevol welkom is geen sprake.
De Amerikanen zijn niet van plan slag te leveren om iedere stad in het zuiden. Bovendien willen de geallieerden zo weinig mogelijk slachtoffers maken onder de burgerbevolking.
De keerzijde van de medaille is dat gewapende aanhangers van Saddam Hussein de dienst blijven uitmaken in de steden die de Amerikanen links laten liggen. 'Er is hier geen leger en geen nationale politie. De mensen zijn doodsbang', zegt een arts in Safwan, niet ver van de grens met Koeweit. Hij vertelt dat Saddams partijgangers de laatste dagen al ettelijke tegenstanders van het bewind in elkaar hebben geslagen.
In Nassiriyah troffen de mariniers in plaats van juichende burgers mannen en vrouwen die hen wanhopig om water en voedsel vroegen. De mannen maakten het V-teken en wezen op hun maag, de kinderen aapten hen na.
'Ik vind het niet erg om die Irakezen aan de kant van de weg wat van mijn rantsoenen te geven', zegt een Amerikaanse commandant. 'En de anderen doen hetzelfde. Ik heb echt niets tegen die mensen. Ik hoop alleen dat ze zich overgeven en dat het allemaal snel voorbij is.'
Bron: de Volkskrant
Reuters, AFP
BUITEN BASRA/NASSIRIYAH - De Amerikaanse marinier staart naar de Iraakse geitenhoeder die voor hem staat. Hij weet niet goed wat te zeggen tegen een man wiens land hij is binnengevallen. 'Hoe gaat-ie?' vraagt hij dan maar. 'Sigaretje? Ik geloof dat ik er nog een heb.' Hij zoekt in de zakken van zijn camouflagepak en vist er een mentholsigaret uit. De geitenhoeder neemt hem met een brede glimlach aan. Maar het is niet waarop hij gehoopt had.
De Amerikaanse troepen in Irak beschikken over een handjevol Arabische tolken. Maar het zijn niet alleen taalproblemen die het contact met de plaatselijke bevolking in de weg staan. Het zijn ook verschillende verwachtingspatronen. De mariniers hebben te horen gekregen dat de shi'ieten in Zuid-Irak, die door Saddam Hussein bloedig zijn onderdrukt, dolblij zullen zijn met hun komst. Maar al zijn de plattelandsbewoners vriendelijk, van een vreugdevol welkom is geen sprake.
De Amerikanen zijn niet van plan slag te leveren om iedere stad in het zuiden. Bovendien willen de geallieerden zo weinig mogelijk slachtoffers maken onder de burgerbevolking.
De keerzijde van de medaille is dat gewapende aanhangers van Saddam Hussein de dienst blijven uitmaken in de steden die de Amerikanen links laten liggen. 'Er is hier geen leger en geen nationale politie. De mensen zijn doodsbang', zegt een arts in Safwan, niet ver van de grens met Koeweit. Hij vertelt dat Saddams partijgangers de laatste dagen al ettelijke tegenstanders van het bewind in elkaar hebben geslagen.
In Nassiriyah troffen de mariniers in plaats van juichende burgers mannen en vrouwen die hen wanhopig om water en voedsel vroegen. De mannen maakten het V-teken en wezen op hun maag, de kinderen aapten hen na.
'Ik vind het niet erg om die Irakezen aan de kant van de weg wat van mijn rantsoenen te geven', zegt een Amerikaanse commandant. 'En de anderen doen hetzelfde. Ik heb echt niets tegen die mensen. Ik hoop alleen dat ze zich overgeven en dat het allemaal snel voorbij is.'
Bron: de Volkskrant