PDA

Bekijk Volledige Versie : Mohammed VI in de voetsporen van zijn vader , the Machiavelli Way..



rafiq
11-04-03, 11:40
Marokkanen beschikken over een heel bijzondere gave : ze beheersen
als geen ander het gebruik van het eufemisme. Zo hebben ze het nog
steeds over ‘les années de plomb’ (de loden jaren): de drie decennia
lange dictatuur van koning Hassan II. ‘Les années de plomb’ waren de
jaren van extreme repressie. Hongeropstanden werden met tanks aan
flarden geschoten in Casablanca en andere steden (waarbij honderden
doden vielen). Vakbondslui, contesterende studenten en scholieren
verdwenen voor jaren in de gevangenis, werden gefolterd.
Tegenstanders van het koninklijke regime verdwenen van de aardbodem.
Persvrijheid bestond niet. Elke Marokkaanse krant (zelfs die van de
linkse oppositie) was een paleiskrant.

En op een dag in juli 1999 overleed de vorst schielijk. Hij werd
opgevolgd door zijn zoon Mohammed VI. En opnieuw grepen de
Marokkanen gretig in de eufemismendoos: «de koning van de armen»,
«de Marokkaanse lente», «Perestrojka in Rabat»... De euforie was
groot. Met deze nieuwe koning zou alles anders worden. En heel even
leek het allemaal levensecht. De nieuwe koning stuurde de beruchte
en geduchte Driss Basri met pensioen. Basri was sinds 1974 minister
van Binnenlandse Zaken en Informatie. Na de koning was hij het
belangrijkste symbool van de repressie en de dictatuur. Hij hield de
politieke partijen en vakbonden stevig aan de leiband, muilkorfde de
pers, schakelde echte en potentiële tegenstanders van de monarchie
uit en kreeg de bijnaam ‘Monsieur Sahara’ – hij was immers de man
die voor Hassan II de brutale militaire bezetting en de kolonisering
van de Westelijke Sahara regelde.

Na de eedaflegging van Mohammed VI leek Marokko echt op weg om het
verleden definitief op te bergen. De Marokkanen konden plots
onafhankelijke kranten lezen, waarin de reële problemen van het land
werden aangekaart. De nieuwe koning hield toespraken waarin hij het
had over de extreme armoede, voor de meerderheid van zijn onderdanen
nog steeds de dagelijkse, zeer schrijnende realiteit.

Maar de Marokkaanse lente was van zeer korte duur.

De repressiemachine draait weer

In september en oktober 1999 begonnen de Sahrawi-jongeren in de door
Marokko bezette gebieden van de Westelijke Sahara aan hun
‘intifada’. In de hoofdstad El Ayoun en in Smara kwamen jonge
Sahrawi’s massaal op straat om te protesteren tegen de Marokkaanse
militaire bezetting en kolonisatie. De meerderheid van hun
landgenoten (160.000) leeft sinds de Marokkaanse invasie in 1975 in
vluchtelingenkampen in de buurt van de Algerijnse woestijnstad
Tindoef. In de Westelijke Sahara zijn de Sahrawi’s een bijzonder
kleine en kwetsbare minderheid geworden : 25.000 à 30.000 inwoners,
omringd door meer dan 200.000 Marokkaanse kolonisten en
gecontroleerd door bijna even veel Marokkaanse militairen,
marechaussees en politieagenten.

Ondanks de ‘Marokkaanse perstrojka’ werden deze jongerenbetogingen
brutaal onderdrukt. Honderden manifestanten werden gearresteerd,
gefolterd, mishandeld. Tientallen jongeren kregen inmiddels
jarenlange gevangenisstraffen. Het Marokkaanse leger heerst
sindsdien met de noodtoestand in El Ayoun. ’s Nachts geldt er voor
de Sahrawi’s een uitgaansverbod. In de Sahrawi-wijken barricaderen
de bewoners hun huizen uit angst voor repressailles van de
Marokkaanse militairen en van de milities.

Begin december van dit jaar begonnen negentig jonge Sahrawi’s in El
Ayoun een protestactie. De negentig jongeren zijn bedreigd met
deportatie naar Marokko en verzetten zich tegen hun gedwongen
ballingschap.

Ook in Marokko zelf zijn ‘les années de plomb’ weer aangebroken. Op
9 december laatstleden – naar aanleiding van de 52ste verjaardag van
de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens - organiseerde
de ‘Association marocaine des Droits de l’Homme’ (AMDH – Marokkaanse
Vereniging voor de Rechten van de Mens) een betoging voor het
parlement in Rabat. Ook dertien leden van het ‘Comité voor de
Sahrawi-slachtoffers van verdwijningen’ hadden zich bij deze
protestactie aangesloten. De AMDH eiste een parlementaire
onderzoekscommissie, de volledige opheldering van alle gevallen van
verdwijning, illegale arrestatie en foltering uit het verleden en de
gerechtelijke vervolging van al wie zich hieraan heeft schuldig
gemaakt. De betoging werd verboden en de Marokkaanse politie dreef
de manifestanten met de wapenstok uiteen. Bij deze brutale
politieactie werden drie betogers zwaar gewond. 42
mensenrechtenactivisten werden gearresteerd. 36 onder hen zijn
inmiddels al voor de raadkamer verschenen. Zij blijven in de
gevangenis en krijgen eerstdaags een proces.

Censuur in Rabat

Ook de wittebroodsweken tussen de nieuwe koning Mohammed VI en de
Marokkaanse onafhankelijke pers zijn inmiddels definitief voorbij.
Het is weer tijd voor de oude orde.

In zijn editie van 14 april 2000 wijdde ‘Le Journal’ een speciaal
dossier aan de Westelijke Sahara. Het weekblad kreeg prompt een
verschijningsverbod. Inhoudelijk was er nochtans weinig aan te
merken op de bijdragen van de journalisten van ‘Le Journal’. Het
blad gaf blijk van een grote gezagstrouwheid en bleef netjes binnen
de lijnen, die door het koninklijk paleis zijn uitgestippeld. ‘Le
Journal’ verzette zich – zoals het in Marokko hoort – met klem tegen
het ‘separatisme’ van het Polisariofront. Het weekblad onthulde
zelfs dat het "Polisariofront zijn propaganda betaalt met geld van
de Amerikaanse bedrijven Boeing, Texaco, Thiokol, Aerojet,
E-Systems, Hughes Aircraft Company en nog andere" (sic). Verder wees
‘Le Journal’ op de grote nationale consensus in Marokko, waar alle
politieke partijen – zonder enige uitzondering - zich hebben
verenigd "tegen het separatisme" en "voor de territoriale
integriteit van het land".

Le Journal’ brak een lans voor "een derde weg": de voormalige
Spaanse kolonie blijft een onvervreemdbaar deel van het Marokkaanse
grondgebied, de Sahrawi’s kunnen in de toekomst hoogstens rekenen op
een "brede autonomie". En tenslotte wijdde het blad een korte
bespreking aan het jongste boek van de Franse historicus Bernard
Lugan "Histoire du Maroc des origines à nos jours". Volgens ‘Le
Journal’ bewijst deze historicus "voor eens en altijd dat de Sahara
Marokkaans is". "Wie deze historische evidentie in twijfelt trekt,
geeft in zekere zin aan dat hij de mentaliteit van de gekoloniseerde
nooit is ontgroeid, want het is slechts op basis van een verwijzing
naar de kunstmatige koloniale grenzen dat hij de historische grenzen
van Marokko aanvecht." ‘Le Journal’ herhaalde met andere woorden wat
de officiële Marokkaanse kranten al meer dan een kwarteeuw
schrijven: de Sahara is Marokkaans, blijft Marokkaans en zal eeuwig
Marokkaans blijven. En toch werd ‘Le Journal’ botweg gecensureerd.
Het blad had namelijk ook een kort interview gepubliceeerd met de
secretaris-generaal van het Polisariofront, Mohammed Abdelazziz. En
dat blijft in Marokko ten strengste verboden.

Niet alleen ‘Le Journal’ werd gecensureerd, ook zijn Arabische
editie ‘Assahifa’ mocht niet verschijnen (ook al stond er geen woord
in over de Westelijke Sahara). Begin april 2000 had de Marokkaanse
overheid ook al het weekblad ‘Demain’ in de ban geslagen (eveneens
omwille van een artikel over de Westelijke Sahara).

Twee lijken in de kast

Niet alleen het delicate Saharadossier bezorgt Marokkaanse
journalisten en krantendirecteuren een pak heibel. Op 2 december
kregen drie onafhankelijke weekbladen (‘Le Journal’, zijn Arabische
editie ‘Assahifa’ en ‘Demain’) definitief verschijningsverbod.

‘Le Journal’ en ‘Assahifa’ hadden in hun jongste nummer flink
geroerd in het stormachtige verleden van de Marokkaanse monarchie.
Beide weekbladen publiceerden een document uit 1974 van een van de
historische linkse leiders in Marokko, Mohammed ‘Fquih’ Basri.
Daarin beschuldigde Basri (die nog steeds in Marokko woont) de
leiders van de Union socialiste des Forces populaires (USFP), die
sinds 1998 regeert in het land, en huidige premier Abderrahmane
Youssoufi van betrokkenheid bij de mislukte staatsgreep van generaal
Oufkir tegen Hassan II in 1972. De consternatie was groot, vooral
binnen de rangen van de socialistische regeringspartij USFP.

Aboubakr Jamaï, de directeur van Assahifa, toonde zich woedend over
het definitieve verschijningsverbod, maar zei heel goed de heftige
reactie van premier Youssoufi en zijn USFP te begrijpen. In een
gesprek met de Parijse krant Libération op 5 december verduidelijkte
hij een en ander : "Wij hebben inderdaad een belangrijk aspect
onthuld van het compromis dat de leiding van de USFP heeft gesloten
met de monarchie van Hassan II en dat zeer slecht is ontvangen door
de militanten van deze partij. Zij begrijpen niet dat hun leiders
ooit hebben kunnen denken dat ze op een dag iets duurzaams konden
opbouwen samen met een man als generaal Oufkir, die direct betrokken
was bij de moord op Mehdi Ben Barka (de historische socialistische
leider die in 1965 in Parijs werd ontvoerd en vermoord n.v.d.r.). Ik
sluit niet uit dat het compromis met de monarchie op twee lijken is
gebouwd, dat van Ben Barka en dat van Oufkir. De koning heeft zonder
twijfel op een dag vernomen dat de leiders van de UNFP (de latere
USFP n.v.d.r.) , Aderrahim Bouabid en Abderrahmane Youssoufi, de
huidige premier, betrokken waren bij deze poging tot staatsgreep en
heeft dit gebruikt om een deal te sluiten, die in wezen als volgt
kan worden samengevat : "Jullie vergeten Ben Barka, wij vergeten
jullie betrokkenheid bij de putsch van Oufkir". Ik denk dat de
monarchie en de linkerzijde op dat ogenblik hebben besloten een
streep te trekken onder het verleden en samen dit compromis uit te
werken. Het resultaat daarvan is deze regering..."

"Maar dat is niet de enige verklaring," zegt Jamaï, "Assahifa heeft
in het recente verleden zijn kolommen geopend voor de contestanten
binnen de USFP. Zij kregen bij ons het woord, terwijl ze binnen hun
eigen partij totaal gemuilkorfd worden. Ik denk dat wij vele mensen
storen..."
Op 4 december, tijdens zijn recent bezoek aan Berlijn, werd premier
Youssoufi uiteraard aan de tand gevoeld over deze bijzonder krasse
censuur van zijn regering (en het paleis). De premier wuifde de
beschuldiging van de hand dat hij de pers aan banden wil leggen.
Youssoufi is niet alleen premier, hij is nog steeds directeur van
het socialistische dagblad Al Ittihad al-Ishtiraki (Socialistische
Eenheid). Hij herinnerde eraan dat hij zelf in het verleden het
slachtoffer is geweest van censuur. "Maar," zo besloot hij op bijna
royalistisch-paternalistische toon : "als enkele kranten er een doel
van maken ons land te discrediteren en onze instellingen in gevaar
te brengen en slechts uit zijn op sensatie, dan rechtvaardigen het
moreel belang, het belang van het land en van de persvrijheid deze
maatregel."

Onderzoeksjournalistiek verboden

Het defenitieve verschijningsverbod van het onafhankelijke weekblad
Demain’ heeft weinig te maken met de onthullingen over de
USFP-leiders en de coup van genraal Oufkir. Het blad heeft zich in
het verleden een aantal belangrijke vijanden gemaakt met zijn
onderzoeksjournalistiek over de drugshandel. Marokko is nog steeds
een belangrijke cannabisleverancier. En het is een publiek geheim
dat deze trafiek op de allerhoogste bescherming kan rekenen in het
koninkrijk. Tot die vaststelling kwamen de journalisten van ‘Demain’
de voorbije maanden ook.

Op 4 oktober haalde de Spaanse politie het net dicht voor een van de
belangrijkste Marokkaanse drugstrafikanten, Rachid Wahid Temsamani.
Hij werd gepakt met een lading van 24 ton cannabis et 15 kilo
cocaïne. Temsamani was een vertrouweling van de inmiddels op rust
gestelde Haj Mediouri, de chef van de ‘Sécurité royale’ (koninklijke
veiligheid) ten tijde van Hassan II en voorzitter van de almachtige
Koninklijke Marokkaanse Atletiekfederatie, het uitstalraam bij
uitstek van het koninklijke regime voor het buitenland. In 1995 had
Haj Mediouri bij zijn rechtstreekse baas, Hassan II, zijn vriend
Temsamani voorgedragen voor een ‘Alawitische Wissam’ (een
Marokkaanse koninklijke onderscheiding). En Temsamani kreeg deze
begeerde koninklijke onderscheiding. Volgens Ali Lmrabet, de
directeur van ‘Demain’, stond zijn krant op het punt een
indrukwekkende lijst van namen te publiceren van hooggeplaatsten uit
het leger, de politie, het gerechtsapparaat en de nationale
politiek. "Namen om kippenvel van te krijgen", aldus Lmrabet, "die
allen bij de drugshandel betrokken zijn." En toen kreeg ‘Demain’
verschijningsverbod...

(Wim De Neuter, Uitpers, januari 2001)

Mark
11-04-03, 12:01
Tja best een complex land zo met die koning, grote berberminderheid en bezetting van de wetselijke sahara. Dus er wordt ook een intifada gevoerd tegen Marokkanen?