Ron Haleber
24-07-03, 23:31
Een koloniale oorlog met afstandsbediening: Het Israëlisch/Palestijns conflict in de Nederlandse media
Auteur: Martin Hulsing
RISQ Extra! Onafhankelijk tijdschrift over media en maatschappij
--------------------------------------------------------------------------------
Sinds het begin van de 2e Intifada duurt het Israëlisch/Palestijns geweld onverminderd voort. Dit was te verwachten na de afgebroken vredesbesprekingen in de zomer 2000. Er is in de Nederlandse media nog steeds veel aandacht voor het onderwerp met uitgebreide verslaggeving en talrijke commentaren.
Er is over en weer veel commentaar op de pro-Israëlische, dan wel pro-Palestijnse houding van de media, terwijl ze zelf het gevoel hebben dat ze gebalanceerd verslag doen van het conflict. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen, is dan het idee.
Er zijn verschillende manieren om te bepalen of de verslaggeving over het Israëlisch/Palestijns conflict in balans is.
Hoe wordt het verhaal gekaderd, wat voor achtergronden worden er gegeven, wat krijgt aandacht en wat niet? Alleen al aan het woordgebruik valt een aantal dingen direct op.
'Veiligheid', 'terreur' en 'vergelding' worden op zeer eenzijdige wijze gebruikt. Ook over de rol van de VS en het 'vredesproces' is weinig duidelijkheid.
En zelfs termen als 'pro- of anti-Israëlisch' zijn regelrechte propagandistische trucs om de discussie te smoren. Om over de goedkope wijze waarop de critici van het Israëlisch geweld worden geconfronteerd met het label 'antisemitisme' nog maar te zwijgen .
Veiligheid, terreur en vergelding
Het eerste dat opvalt in de discussies die de afgelopen maanden zijn gevoerd in de Nederlandse media is dat er geen enkele maal wordt gerefereerd aan de 'Palestijnse veiligheid', de term bestaat eenvoudigweg niet.
Desondanks vallen de meeste slachtoffers aan die kant, en dat is al heel erg lang zo. Alleen de 'veiligheid van Israël' is onderwerp van discussie, of het nu gaat over het voeren van oorlog of als inzet van het 'vredesproces'.
Een gebalanceerd commentaar in een gemiddelde Nederlandse krant ziet er als volgt uit: "Israël zucht onder de Palestijnse terreur" en "Palestina zucht onder het geweld van het Israëlische leger."1 Waar twee vechten hebben twee schuld. "Het is een jaar geweest van wederzijds geweld, uitmondend in verschrikkelijke Palestijnse aanslagen en even verschrikkelijke Israëlische wraakacties." Een duidelijk geval van een "bloedige patstelling."2
A. 'Israëlische terreur' bestaat niet.
Er is een bezetting die al 35 jaar duurt. Er zijn standrechtelijke executies, collectieve straffen, vernederingen, aanvallen op journalisten en ambulances, het vernielen van huizen en boomgaarden. Er zijn duizenden gevangenen en er is de "systematische toepassing van martelingen op Palestijnse politieke verdachten," die volgens Amnesty International in de praktijk legaal is geworden, hetgeen "internationaal gezien zonder enig precedent is."3 Maar er bestaat in de Nederlandse media niet zoiets als 'Israëlische terreur'.
B. 'Palestijnse terreur' bestaat wel.
Er zijn bomaanslagen en zelfmoordaanslagen.13 Er zijn allerlei groepen die zich verzetten tegen het 'vredesproces' en de vernietiging van de staat Israël tot stand willen brengen. Er wordt in lange artikelen uitgebreid onderzoek verricht naar de culturele wortels van dit ultieme kwaad. Soms ook wel genoemd "de Palestijnse terreur van islamitische huize."4
Opvallend is ook dat de ene partij iets meer schuld heeft dan de andere partij.
Er zijn (bloedige) aanvallen van de Palestijnen en daarop volgt wraak of vergelding van het Israëlische leger. Israël en de Palestijnen verkopen hun moordpartijen op burgers aan de wereld als vergelding, als reactie op de ander. In beide gevallen een poging om terreur verteerbaar te maken voor een onwetend publiek. Alleen komt de ene partij er iets beter mee weg.
"Bij een aanval van het Israëlische leger op Palestijnse doelen in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zijn vandaag ten minste zes Palestijnen, onder wie een meisje van zes, om het leven gekomen. (…) Sharon [heeft] gisteren na een spoedvergadering besloten de militaire vergeldingsmaatregelen op te voeren." Israël voert aanvallen uit op "regeringsgebouwen en gebouwen van de Palestijnse politie", niet op mensen, alleen maar op gebouwen. Als er al mensen worden vermoord dan gaat het om "vermeende Palestijnse militanten." De kop van het stuk: "Vergeldingsacties Israëlische leger".5
De mythe van de Symmetrie en nogmaals vergelding
Er wordt een mythe in stand gehouden dat er sprake is van symmetrie in het conflict, dat er als gevolg van het "wederzijds geweld" een "bloedige patstelling" is ontstaan.
Dit is niet correct, en dat is ook nooit het geval geweest. Israël is militair superieur en het conflict speelt zich voornamelijk af in de bezette gebieden die al 35 jaar zuchten onder een harde militaire bezetting.
Baruch Kimmerling van de Hebreeuwse Universiteit omschrijft het onderdrukken van de Intifada als een "kwaadaardige koloniale oorlog". Zijn collega Ze'ev Sternhell spreekt van een "koloniale overheersing, die herinnert aan de overname van de blanke politiemacht van de arme zwarte buurten in Zuid-Afrika tijdens apartheid."6
Een dag na het bezoek van Sharon aan de Al Aksa moskee, op 29 september 2000 met zo'n duizend man politie, begon de 2e Intifada. De Al Aksa is een belangrijke religieuze plek voor de moslims, en het bezoek van Sharon om de "Joodse soevereiniteit" te tonen was een duidelijke provocatie.
De dag daarna, vrijdag, op de dag der gebeden was op initiatief van Barak een grote hoeveelheid militairen aanwezig, onder wie de gevreesde 'border guards', paramilitaire eenheden aan wie het smerige werk wordt overgelaten.
Het was voorspelbaar dat er schermutselingen zouden volgen toen de moskee uitliep. Door de Palestijnen werd met stenen gegooid en van Israëlische kant werd er met scherp geschoten, waarbij 7 Palestijnse doden vielen en meer dan honderd gewonden. In de dagen erna zet Israël gevechtshelikopters en scherpschutters in tegen Palestijnse burgers in Gaza en later ook op de Westbank.
Het duurt een maand voordat er een soortgelijke reactie van Palestijnse kant komt met een bomaanslag van de Islamitische Jihad in het centrum van Jeruzalem, waarbij twee Israëli's werden gedood. Aan Palestijnse kant zijn er dan al meer dan 140 doden en ruim duizend gewonden gevallen.
Er is geen enkele twijfel over dat de militaire escalatie van Israëlische kant op de Intifada geen vergelding was voor Palestijnse terreurdaden. Die waren er namelijk twee jaar lang niet geweest. De BBC heeft een interessant lijstje op het internet geplaatst, met daarin alle Palestijnse bomaanslagen en zelfmoordaanslagen op burgers.
Het lijstje begint met een aanslag op 6 april 1994: "Hamas autobom in Afula doodt 8 en verwondt 44. Hamas zegt dat de aanval een vergelding was voor het doden van 29 Palestijnen door een kolonist." Dit is de befaamde aanslag door Baruch Goldstein op biddende Palestijnen in de Ibrahim-moskee in Hebron, waarvoor hij geëerd wordt met een fraaie gedenksteen.
In 1994 en 1995 zijn er vier Palestijnse bomaanslagen of zelfmoordaanslagen in Israël. In 1996 en 1997 zijn dat er drie. In 1998 is er nog één aanslag, een autobom op 6 november in Jeruzalem, waarbij de twee daders worden gedood en 21 gewonden vallen. Dan zijn er twee jaar lang geen aanslagen in Israël.7
Na de bomaanslag van de Islamitische Jihad eind 2000 kan het vertrouwde verhaal van Palestijnse terreuraanslagen en Israëlische vergelding weer verteld worden.
De mythe van het 'vredesproces'
Een groot deel van de discussies speelt zich af rond het thema van het terugbrengen van de partijen naar de onderhandelingstafel om het 'vredesproces' weer op gang te brengen. Dat is op zich een belangrijk streven. Maar wat tot op heden wordt beschreven als het 'vredesproces' draagt alles in zich om het conflict te laten voortduren.
Sinds de Israëlische veroveringen in 1967 is er een consensus in de wereld in de vorm van resolutie 242, waarin vrede geruild zal worden tegen Israëlische terugtrekking uit de veroverde gebieden. Dat is nooit onderdeel geweest van dat wat de afgelopen tien jaar het 'vredesproces' wordt genoemd.
De Israëlische 'concessie' die het 'vredesproces' op gang bracht, was dat een deel van de bezette gebieden onder beheer zou worden gesteld van de Palestijnse Autoriteit (PA).
Dit was de 'historische overeenkomst' waarvoor de hele wereld in 1994 luid applaudisseerde en waarover de geschiedenisboekjes vol trots zullen vermelden dat de hoofdrolspelers een Nobel-prijs ontvingen. De Israëlische 'concessies' bestonden eruit dat Israël afstand deed van de minst waardevolle gebieden, namelijk de gebieden waar veel Palestijnen wonen, en van het meest gehate onderdeel van de verovering, het onderdrukken van de bevolking. Dat kon worden overgedragen aan de PA van Yasser Arafat.
Dit is geen nieuw plan. In werkelijkheid wordt vanaf de veroveringen in 1967 een oplossing gezocht voor het 'demografische probleem' in de bezette gebieden. In 1969 werd vanuit de Arbeiderspartij het Allon-plan naar voren geschoven, dat voorzag in vergelijkbare vormen van autonomie voor de belangrijkste Palestijnse bevolkingscentra, het bouwen van nederzettingen en het beheer van het water. (Ook binnen de Likudpartij zijn soortgelijke plannen ontwikkeld).
De 'territoriale concessie' is dus nauwelijks een 'historische overeenkomst' te noemen. Evenmin is het woord 'concessie' op zijn plaats wanneer de belangrijkste gebieden, nederzettingen en het zo belangrijke water onder beheer van Israël blijven.
Dat zou alleen een 'concessie' mogen heten als we aannemen dat het eigenlijk Israël is dat het recht heeft op alle bezette gebieden. Uiteraard alles onder het mom van 'veiligheid'.
Ook Jeruzalem is geen onderwerp van discussie en is al meer dan 20 jaar geleden geannexeerd, tezamen met de buitenwijken die een aardig deel van de bezette gebieden opslokken. Misschien dat er een wijk in Oost-Jeruzalem onder beheer van de PA zou worden gesteld, die als hoofdstad van de Palestijnse staat zou kunnen dienen, al blijkt zelfs dat een te grote 'concessie' voor Israël te zijn.
Wat overblijft van de bezette gebieden voor de Palestijnen zijn verschillende enclaves, van elkaar gescheiden door een netwerk van Israëlische nederzettingen en autowegen. In Israël werd dit al snel beschreven als een Bantoestan, naar het voorbeeld van de thuislanden voor zwarten in Zuid-Afrika onder apartheid.
Voor de PA was de taak weggelegd om al het verzet te onderdrukken, waaronder ook de grotendeels niet gewelddadige vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid die zo belangrijk waren in de 1e Intifada en die door Israël en de VS gekenmerkt worden als terroristische activiteiten. Kortom een beleid van "zero tolerance voor terreur en geweld."
Zelfs het "veroordelen" van het bouwen van nederzettingen is volgens Israël "aanzetten tot geweld."8
Het was voorspelbaar dat er vanuit de Palestijnse gemeenschap verzet zou zijn en dat de PA een afschuwelijke lijst van mensenrechtenschendingen zou opbouwen, hetgeen met gepast enthousiasme werd geprezen door Israël en de VS.9
Rabin schepte op dat het Palestijnse verzet onderdrukt zou worden zonder problemen met de Hoge Raad, mensenrechtenorganisaties en "allerlei bloedende harten, en moeders en vaders." Meron Benvenisti, noemde het het voortzetten van de bezetting, "maar dan door middel van afstandsbediening." Overigens bouwde Israël in de periode van het 'vredesproces' meer nederzettingen in bezet gebied dan in de 25 jaar ervoor.10 En het gaat gewoon door.
West Bank
De mythe van de VS als neutrale buitenstaander
Juli 2000, Camp David. President Clinton en premier Barak leggen Arafat het ultimatum voor: formele berusting in een Bantoestan. Arafat weigert. Kort daarop komt via Jane's Information Group naar buiten dat Israel klaar is met haar plannen
De mythe van de VS als neutrale buitenstaander
Juli 2000, Camp David. President Clinton en premier Barak leggen Arafat het ultimatum voor: formele berusting in een Bantoestan. Arafat weigert. Kort daarop komt via Jane's Information Group naar buiten dat Israel klaar is met haar plannen voor een "massale en bloedige invasie van de bezette gebieden." Het wachten is op een goede aanleiding en "het groene licht" van de VS.
Direct na het begin van de 2e Intifada maakt de Israëlische krant Ha'aretz melding van de "grootste aankoop van militaire helikopters door de Israëlische luchtmacht in een decennium," waaronder 35 Blackhawk helikopters, onderdelen voor Apache gevechtshelikopters en brandstof, ter waarde van een slordige 525 miljoen dollar.
Deze Amerikaanse Apache gevechtshelikopters waren een paar weken eerder geleverd. Op 4 oktober bericht Jane's Defence Weekly, het belangrijkste militaire tijdschrift in de wereld, dat de regering van Clinton deze nieuwe verkoop van Apache gevechtshelikopters had toegestaan, omdat het 'upgraden' van de oude niet meer zou volstaan.
Op diezelfde dag wordt bekend dat de Apache's raketaanvallen deden op appartementencomplexen. De internationale persagentschappen komen met citaten van Pentagonwoordvoerders dat bij de verkoop van Amerikaanse wapens "niet is voorzien in een bepaling dat ze niet tegen burgers kunnen worden ingezet. Wij kunnnen ons niet verplaatsen in een Israëlische commandant die steun vraagt van gevechtshelikopters."
Op 19 oktober 2000 brengt Amnesty een rapport naar buiten met een veroordeling van de Israëlische aanvallen op burgers en een veroordeling aan het adres van de VS voor de leveranties van nieuwe gevechtshelikopters aan Israël.11 Dit is niet de moeite van het vermelden waard in Nederland.
Eind maart 2002 krijgt Israël "het groene licht" van de VS om de bezette gebieden te heroveren, nadat Zinni er niet in was geslaagd om "een bestand te bewerkstelligen dat een einde moet maken aan de anderhalf jaar durende Palestijnse opstand."12
Een dag na de invasie krijgen de VS een schoffering in de NRC omdat ze te weinig doen om "verdere escalatie te voorkomen." Dat de VS misschien aansturen op een verdere escalatie is ondenkbaar. Zelfde dag, zelfde krant: "EU laakt Israël, VS tonen begrip."
De EU en de rest van de wereld hebben de "Israëlische bezetting van de Palestijnse stad Ramallah (…) gisteren scherp veroordeeld," maar de VS noemen "het begrijpelijk dat Israël zich verdedigt tegen zelfmoordaanslagen."
Auteur: Martin Hulsing
RISQ Extra! Onafhankelijk tijdschrift over media en maatschappij
--------------------------------------------------------------------------------
Sinds het begin van de 2e Intifada duurt het Israëlisch/Palestijns geweld onverminderd voort. Dit was te verwachten na de afgebroken vredesbesprekingen in de zomer 2000. Er is in de Nederlandse media nog steeds veel aandacht voor het onderwerp met uitgebreide verslaggeving en talrijke commentaren.
Er is over en weer veel commentaar op de pro-Israëlische, dan wel pro-Palestijnse houding van de media, terwijl ze zelf het gevoel hebben dat ze gebalanceerd verslag doen van het conflict. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen, is dan het idee.
Er zijn verschillende manieren om te bepalen of de verslaggeving over het Israëlisch/Palestijns conflict in balans is.
Hoe wordt het verhaal gekaderd, wat voor achtergronden worden er gegeven, wat krijgt aandacht en wat niet? Alleen al aan het woordgebruik valt een aantal dingen direct op.
'Veiligheid', 'terreur' en 'vergelding' worden op zeer eenzijdige wijze gebruikt. Ook over de rol van de VS en het 'vredesproces' is weinig duidelijkheid.
En zelfs termen als 'pro- of anti-Israëlisch' zijn regelrechte propagandistische trucs om de discussie te smoren. Om over de goedkope wijze waarop de critici van het Israëlisch geweld worden geconfronteerd met het label 'antisemitisme' nog maar te zwijgen .
Veiligheid, terreur en vergelding
Het eerste dat opvalt in de discussies die de afgelopen maanden zijn gevoerd in de Nederlandse media is dat er geen enkele maal wordt gerefereerd aan de 'Palestijnse veiligheid', de term bestaat eenvoudigweg niet.
Desondanks vallen de meeste slachtoffers aan die kant, en dat is al heel erg lang zo. Alleen de 'veiligheid van Israël' is onderwerp van discussie, of het nu gaat over het voeren van oorlog of als inzet van het 'vredesproces'.
Een gebalanceerd commentaar in een gemiddelde Nederlandse krant ziet er als volgt uit: "Israël zucht onder de Palestijnse terreur" en "Palestina zucht onder het geweld van het Israëlische leger."1 Waar twee vechten hebben twee schuld. "Het is een jaar geweest van wederzijds geweld, uitmondend in verschrikkelijke Palestijnse aanslagen en even verschrikkelijke Israëlische wraakacties." Een duidelijk geval van een "bloedige patstelling."2
A. 'Israëlische terreur' bestaat niet.
Er is een bezetting die al 35 jaar duurt. Er zijn standrechtelijke executies, collectieve straffen, vernederingen, aanvallen op journalisten en ambulances, het vernielen van huizen en boomgaarden. Er zijn duizenden gevangenen en er is de "systematische toepassing van martelingen op Palestijnse politieke verdachten," die volgens Amnesty International in de praktijk legaal is geworden, hetgeen "internationaal gezien zonder enig precedent is."3 Maar er bestaat in de Nederlandse media niet zoiets als 'Israëlische terreur'.
B. 'Palestijnse terreur' bestaat wel.
Er zijn bomaanslagen en zelfmoordaanslagen.13 Er zijn allerlei groepen die zich verzetten tegen het 'vredesproces' en de vernietiging van de staat Israël tot stand willen brengen. Er wordt in lange artikelen uitgebreid onderzoek verricht naar de culturele wortels van dit ultieme kwaad. Soms ook wel genoemd "de Palestijnse terreur van islamitische huize."4
Opvallend is ook dat de ene partij iets meer schuld heeft dan de andere partij.
Er zijn (bloedige) aanvallen van de Palestijnen en daarop volgt wraak of vergelding van het Israëlische leger. Israël en de Palestijnen verkopen hun moordpartijen op burgers aan de wereld als vergelding, als reactie op de ander. In beide gevallen een poging om terreur verteerbaar te maken voor een onwetend publiek. Alleen komt de ene partij er iets beter mee weg.
"Bij een aanval van het Israëlische leger op Palestijnse doelen in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zijn vandaag ten minste zes Palestijnen, onder wie een meisje van zes, om het leven gekomen. (…) Sharon [heeft] gisteren na een spoedvergadering besloten de militaire vergeldingsmaatregelen op te voeren." Israël voert aanvallen uit op "regeringsgebouwen en gebouwen van de Palestijnse politie", niet op mensen, alleen maar op gebouwen. Als er al mensen worden vermoord dan gaat het om "vermeende Palestijnse militanten." De kop van het stuk: "Vergeldingsacties Israëlische leger".5
De mythe van de Symmetrie en nogmaals vergelding
Er wordt een mythe in stand gehouden dat er sprake is van symmetrie in het conflict, dat er als gevolg van het "wederzijds geweld" een "bloedige patstelling" is ontstaan.
Dit is niet correct, en dat is ook nooit het geval geweest. Israël is militair superieur en het conflict speelt zich voornamelijk af in de bezette gebieden die al 35 jaar zuchten onder een harde militaire bezetting.
Baruch Kimmerling van de Hebreeuwse Universiteit omschrijft het onderdrukken van de Intifada als een "kwaadaardige koloniale oorlog". Zijn collega Ze'ev Sternhell spreekt van een "koloniale overheersing, die herinnert aan de overname van de blanke politiemacht van de arme zwarte buurten in Zuid-Afrika tijdens apartheid."6
Een dag na het bezoek van Sharon aan de Al Aksa moskee, op 29 september 2000 met zo'n duizend man politie, begon de 2e Intifada. De Al Aksa is een belangrijke religieuze plek voor de moslims, en het bezoek van Sharon om de "Joodse soevereiniteit" te tonen was een duidelijke provocatie.
De dag daarna, vrijdag, op de dag der gebeden was op initiatief van Barak een grote hoeveelheid militairen aanwezig, onder wie de gevreesde 'border guards', paramilitaire eenheden aan wie het smerige werk wordt overgelaten.
Het was voorspelbaar dat er schermutselingen zouden volgen toen de moskee uitliep. Door de Palestijnen werd met stenen gegooid en van Israëlische kant werd er met scherp geschoten, waarbij 7 Palestijnse doden vielen en meer dan honderd gewonden. In de dagen erna zet Israël gevechtshelikopters en scherpschutters in tegen Palestijnse burgers in Gaza en later ook op de Westbank.
Het duurt een maand voordat er een soortgelijke reactie van Palestijnse kant komt met een bomaanslag van de Islamitische Jihad in het centrum van Jeruzalem, waarbij twee Israëli's werden gedood. Aan Palestijnse kant zijn er dan al meer dan 140 doden en ruim duizend gewonden gevallen.
Er is geen enkele twijfel over dat de militaire escalatie van Israëlische kant op de Intifada geen vergelding was voor Palestijnse terreurdaden. Die waren er namelijk twee jaar lang niet geweest. De BBC heeft een interessant lijstje op het internet geplaatst, met daarin alle Palestijnse bomaanslagen en zelfmoordaanslagen op burgers.
Het lijstje begint met een aanslag op 6 april 1994: "Hamas autobom in Afula doodt 8 en verwondt 44. Hamas zegt dat de aanval een vergelding was voor het doden van 29 Palestijnen door een kolonist." Dit is de befaamde aanslag door Baruch Goldstein op biddende Palestijnen in de Ibrahim-moskee in Hebron, waarvoor hij geëerd wordt met een fraaie gedenksteen.
In 1994 en 1995 zijn er vier Palestijnse bomaanslagen of zelfmoordaanslagen in Israël. In 1996 en 1997 zijn dat er drie. In 1998 is er nog één aanslag, een autobom op 6 november in Jeruzalem, waarbij de twee daders worden gedood en 21 gewonden vallen. Dan zijn er twee jaar lang geen aanslagen in Israël.7
Na de bomaanslag van de Islamitische Jihad eind 2000 kan het vertrouwde verhaal van Palestijnse terreuraanslagen en Israëlische vergelding weer verteld worden.
De mythe van het 'vredesproces'
Een groot deel van de discussies speelt zich af rond het thema van het terugbrengen van de partijen naar de onderhandelingstafel om het 'vredesproces' weer op gang te brengen. Dat is op zich een belangrijk streven. Maar wat tot op heden wordt beschreven als het 'vredesproces' draagt alles in zich om het conflict te laten voortduren.
Sinds de Israëlische veroveringen in 1967 is er een consensus in de wereld in de vorm van resolutie 242, waarin vrede geruild zal worden tegen Israëlische terugtrekking uit de veroverde gebieden. Dat is nooit onderdeel geweest van dat wat de afgelopen tien jaar het 'vredesproces' wordt genoemd.
De Israëlische 'concessie' die het 'vredesproces' op gang bracht, was dat een deel van de bezette gebieden onder beheer zou worden gesteld van de Palestijnse Autoriteit (PA).
Dit was de 'historische overeenkomst' waarvoor de hele wereld in 1994 luid applaudisseerde en waarover de geschiedenisboekjes vol trots zullen vermelden dat de hoofdrolspelers een Nobel-prijs ontvingen. De Israëlische 'concessies' bestonden eruit dat Israël afstand deed van de minst waardevolle gebieden, namelijk de gebieden waar veel Palestijnen wonen, en van het meest gehate onderdeel van de verovering, het onderdrukken van de bevolking. Dat kon worden overgedragen aan de PA van Yasser Arafat.
Dit is geen nieuw plan. In werkelijkheid wordt vanaf de veroveringen in 1967 een oplossing gezocht voor het 'demografische probleem' in de bezette gebieden. In 1969 werd vanuit de Arbeiderspartij het Allon-plan naar voren geschoven, dat voorzag in vergelijkbare vormen van autonomie voor de belangrijkste Palestijnse bevolkingscentra, het bouwen van nederzettingen en het beheer van het water. (Ook binnen de Likudpartij zijn soortgelijke plannen ontwikkeld).
De 'territoriale concessie' is dus nauwelijks een 'historische overeenkomst' te noemen. Evenmin is het woord 'concessie' op zijn plaats wanneer de belangrijkste gebieden, nederzettingen en het zo belangrijke water onder beheer van Israël blijven.
Dat zou alleen een 'concessie' mogen heten als we aannemen dat het eigenlijk Israël is dat het recht heeft op alle bezette gebieden. Uiteraard alles onder het mom van 'veiligheid'.
Ook Jeruzalem is geen onderwerp van discussie en is al meer dan 20 jaar geleden geannexeerd, tezamen met de buitenwijken die een aardig deel van de bezette gebieden opslokken. Misschien dat er een wijk in Oost-Jeruzalem onder beheer van de PA zou worden gesteld, die als hoofdstad van de Palestijnse staat zou kunnen dienen, al blijkt zelfs dat een te grote 'concessie' voor Israël te zijn.
Wat overblijft van de bezette gebieden voor de Palestijnen zijn verschillende enclaves, van elkaar gescheiden door een netwerk van Israëlische nederzettingen en autowegen. In Israël werd dit al snel beschreven als een Bantoestan, naar het voorbeeld van de thuislanden voor zwarten in Zuid-Afrika onder apartheid.
Voor de PA was de taak weggelegd om al het verzet te onderdrukken, waaronder ook de grotendeels niet gewelddadige vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid die zo belangrijk waren in de 1e Intifada en die door Israël en de VS gekenmerkt worden als terroristische activiteiten. Kortom een beleid van "zero tolerance voor terreur en geweld."
Zelfs het "veroordelen" van het bouwen van nederzettingen is volgens Israël "aanzetten tot geweld."8
Het was voorspelbaar dat er vanuit de Palestijnse gemeenschap verzet zou zijn en dat de PA een afschuwelijke lijst van mensenrechtenschendingen zou opbouwen, hetgeen met gepast enthousiasme werd geprezen door Israël en de VS.9
Rabin schepte op dat het Palestijnse verzet onderdrukt zou worden zonder problemen met de Hoge Raad, mensenrechtenorganisaties en "allerlei bloedende harten, en moeders en vaders." Meron Benvenisti, noemde het het voortzetten van de bezetting, "maar dan door middel van afstandsbediening." Overigens bouwde Israël in de periode van het 'vredesproces' meer nederzettingen in bezet gebied dan in de 25 jaar ervoor.10 En het gaat gewoon door.
West Bank
De mythe van de VS als neutrale buitenstaander
Juli 2000, Camp David. President Clinton en premier Barak leggen Arafat het ultimatum voor: formele berusting in een Bantoestan. Arafat weigert. Kort daarop komt via Jane's Information Group naar buiten dat Israel klaar is met haar plannen
De mythe van de VS als neutrale buitenstaander
Juli 2000, Camp David. President Clinton en premier Barak leggen Arafat het ultimatum voor: formele berusting in een Bantoestan. Arafat weigert. Kort daarop komt via Jane's Information Group naar buiten dat Israel klaar is met haar plannen voor een "massale en bloedige invasie van de bezette gebieden." Het wachten is op een goede aanleiding en "het groene licht" van de VS.
Direct na het begin van de 2e Intifada maakt de Israëlische krant Ha'aretz melding van de "grootste aankoop van militaire helikopters door de Israëlische luchtmacht in een decennium," waaronder 35 Blackhawk helikopters, onderdelen voor Apache gevechtshelikopters en brandstof, ter waarde van een slordige 525 miljoen dollar.
Deze Amerikaanse Apache gevechtshelikopters waren een paar weken eerder geleverd. Op 4 oktober bericht Jane's Defence Weekly, het belangrijkste militaire tijdschrift in de wereld, dat de regering van Clinton deze nieuwe verkoop van Apache gevechtshelikopters had toegestaan, omdat het 'upgraden' van de oude niet meer zou volstaan.
Op diezelfde dag wordt bekend dat de Apache's raketaanvallen deden op appartementencomplexen. De internationale persagentschappen komen met citaten van Pentagonwoordvoerders dat bij de verkoop van Amerikaanse wapens "niet is voorzien in een bepaling dat ze niet tegen burgers kunnen worden ingezet. Wij kunnnen ons niet verplaatsen in een Israëlische commandant die steun vraagt van gevechtshelikopters."
Op 19 oktober 2000 brengt Amnesty een rapport naar buiten met een veroordeling van de Israëlische aanvallen op burgers en een veroordeling aan het adres van de VS voor de leveranties van nieuwe gevechtshelikopters aan Israël.11 Dit is niet de moeite van het vermelden waard in Nederland.
Eind maart 2002 krijgt Israël "het groene licht" van de VS om de bezette gebieden te heroveren, nadat Zinni er niet in was geslaagd om "een bestand te bewerkstelligen dat een einde moet maken aan de anderhalf jaar durende Palestijnse opstand."12
Een dag na de invasie krijgen de VS een schoffering in de NRC omdat ze te weinig doen om "verdere escalatie te voorkomen." Dat de VS misschien aansturen op een verdere escalatie is ondenkbaar. Zelfde dag, zelfde krant: "EU laakt Israël, VS tonen begrip."
De EU en de rest van de wereld hebben de "Israëlische bezetting van de Palestijnse stad Ramallah (…) gisteren scherp veroordeeld," maar de VS noemen "het begrijpelijk dat Israël zich verdedigt tegen zelfmoordaanslagen."