angkor
28-07-03, 17:16
De paus in Tanger.
Vanmiddag om 13.45 reed de paus (of was het zijn tweelingbroer ?) heel langzaam en beverig le Petit Socco op in Tanger. Hij reed in een piepklein bestelbusje. Zijn bijrijder stapte uit en keek bezorgd naar het dak van het busje, waarop twee enorme pakketten van TV-size lagen.. De man schudde zijn hoofd en de paus besloot ook maar uit te stappen. Dat ging maar net. Hij struikelde steeds en wist zich maar op het nippertje ergens aan vast te grijpen. De bijrijder trok zich er niet veel van aan. Hij bleef verbijsterd naar de pakketten kijken. De mannen legden hun wijsheid bij elkaar en de bijrijder begon aan een kant aan het pakket te trekken. Geen beweging in te krijgen. Ze schuifelden beide naar de andere kant en begonnen ook daar flink te sjorren. Plotseling begon de doos te wankelen. De paus ging er onder staan zodat het pakket zacht zou vallen terwijl zijn oude botten tot poeder zouden worden gedrukt. De bijrijder drukte zijn hoofd tegen de bodem van de doos en liet de vracht langzaam kantelen. Zijn hoofd boog mee, evenals zijn nek en schouders. Juist toen zijn ruggengraat het dreigde te begeven kwam het pakket tot stilstand. De man maakte een minuscuul sprongetje zodat de doos iets comfortabeler op hem rustte. De paus deed een stapje opzij. De bijrijder begon langzaam te lopen en verdween met het pakket hoog bovenop zich in de menigte.
De paus leunde tegen zijn mobiel en besloot daar de terugkeer van zijn vazal af te wachten.
Na twintig minuten kwam de man terug en zette met een achteloze zwaai het tweede pakket op zijn schouders. De voorafgaande training had hem zichtbaar goed gedaan, en hij wandelde op zijn gemak de medina weer in.
Een half uurtje later kwam ik de paus weer tegen achter het stuur van zijn mobiel. Hij probeerde tussen drie op straat liggende verkoopvelden vqn snuisterijen en halsdoeken door te laveren. Het ging niet gemakkelijk. Zijn bijrijder was verdwenen. De verkopers hielpen hem uit eigenbelang en na een keer of vijf heen en weer sturen kon de pausmobiel de medina verlaten, voorzichtig terug naar Rome.
Angkor
De medina van Tanger.
Inmiddels snap ik waarom ik me in Marokkaanse steden altijd het meest thuis voel in de medina. Een van de redenen is het ontbreken van de auto, dat blikken paard van een in dit opzicht verloren beschaving. Het is domweg onmogelijk om met zo`n grof voertuig door te dringen in het binnenste van de oude stad. Daar vind het transport nog steeds plaats met de middelen van altijd: de mens, de ezel en soms een kar. Een enkele keer waagt een primitieve ziel zich hier op een brommer of scooter, maar die zou sneller af zijn in een rolstoel.
Het menselijk contact in de medina is onvermijdelijk. Schuifelen, duwen, snuiven en glimlachen wisselen elkaar af. Heerlijk. Deze taal is universeel. Als je je hierin voegt kun je niet anders dan je thuisvoelen. Mocht je je niet voegen dan ziet iedereen dat aan de verdwijnende restanten van het blauwe oog dat je hebt opgelopen.
Zoals Pasolini zijn karakteristieke Italiaanse koppen in Sicilie vond, lijkt het alsof dit soort mensen in Marokko zich hier in Tanger hebben verzameld. Zelden zag ik zulke lelijke gezichten. Een man van zeventig in wiens gezicht nog de doodschrik van een gebeurtenis van vijftig jaar geleden staat gegrift. Een jongen met een volkomen gaaf gezicht waarin de beeltenis van zijn nog ver vooruit liggende tachtigste jaar al volledig zichtbaar is.
De ober van cafe Tingis is de vleesgeworden vergane Spaanse glorie. Graatmager met een boven- en een onder kunstgebit. Als hij lacht kijkt magere hein je recht in je gezicht.
Die mensen leven hier niet, ze groeien hier en vergaan, net zoals de tijd.
Angkor .
Hotel El Muniria
Een flink stuk klauteren omhoog naar de Ville Nouvelle vond ik Hotel El Muniria in de Rue Magellan. In de Lonely Planet stond beschreven dat Jack Kerouac en Alan Ginsberg hier in de vijftiger jaren van de vorige eeuw hebben gelogeerd. Beide waren toen de Angry young men
onder de Amerikaanse schrijvers.
Ik bewoon kamer nr 6. Nooit eerder leefde ik in een hotelkamer met zoveel rust en stijl. Een ruime, rechthoekige suite met een groot zacht bed tegenover de tafel waaraan ik nu zit te schrijven. Een prachtige rose granitovloer met een simpel kleed. In de lengterichting van het strijklicht gaat de kamer over in de lichtgroene tinten van de badkamer. Authentieke wasbak, bidet, toilet en een te kleine douche bak.Hier op de vloer mozaiektegels waarin de punten zich in een ander groen verbinden.
De rust is zo intens dat het banale lawaai van het naburige hotel volledig wordt geabsorbeerd.
Aan de wand van mijn suite hangen in het wit drie simpele litho’s van de medina.
Ik kan me helemaal voorstellen dat die aan het Amerikaanse provincialisme ontsnapte schrijvers hier hun inspiratie vonden.
Wat een geluk dat ik dit mocht vinden.
Angkor.
Vanmiddag om 13.45 reed de paus (of was het zijn tweelingbroer ?) heel langzaam en beverig le Petit Socco op in Tanger. Hij reed in een piepklein bestelbusje. Zijn bijrijder stapte uit en keek bezorgd naar het dak van het busje, waarop twee enorme pakketten van TV-size lagen.. De man schudde zijn hoofd en de paus besloot ook maar uit te stappen. Dat ging maar net. Hij struikelde steeds en wist zich maar op het nippertje ergens aan vast te grijpen. De bijrijder trok zich er niet veel van aan. Hij bleef verbijsterd naar de pakketten kijken. De mannen legden hun wijsheid bij elkaar en de bijrijder begon aan een kant aan het pakket te trekken. Geen beweging in te krijgen. Ze schuifelden beide naar de andere kant en begonnen ook daar flink te sjorren. Plotseling begon de doos te wankelen. De paus ging er onder staan zodat het pakket zacht zou vallen terwijl zijn oude botten tot poeder zouden worden gedrukt. De bijrijder drukte zijn hoofd tegen de bodem van de doos en liet de vracht langzaam kantelen. Zijn hoofd boog mee, evenals zijn nek en schouders. Juist toen zijn ruggengraat het dreigde te begeven kwam het pakket tot stilstand. De man maakte een minuscuul sprongetje zodat de doos iets comfortabeler op hem rustte. De paus deed een stapje opzij. De bijrijder begon langzaam te lopen en verdween met het pakket hoog bovenop zich in de menigte.
De paus leunde tegen zijn mobiel en besloot daar de terugkeer van zijn vazal af te wachten.
Na twintig minuten kwam de man terug en zette met een achteloze zwaai het tweede pakket op zijn schouders. De voorafgaande training had hem zichtbaar goed gedaan, en hij wandelde op zijn gemak de medina weer in.
Een half uurtje later kwam ik de paus weer tegen achter het stuur van zijn mobiel. Hij probeerde tussen drie op straat liggende verkoopvelden vqn snuisterijen en halsdoeken door te laveren. Het ging niet gemakkelijk. Zijn bijrijder was verdwenen. De verkopers hielpen hem uit eigenbelang en na een keer of vijf heen en weer sturen kon de pausmobiel de medina verlaten, voorzichtig terug naar Rome.
Angkor
De medina van Tanger.
Inmiddels snap ik waarom ik me in Marokkaanse steden altijd het meest thuis voel in de medina. Een van de redenen is het ontbreken van de auto, dat blikken paard van een in dit opzicht verloren beschaving. Het is domweg onmogelijk om met zo`n grof voertuig door te dringen in het binnenste van de oude stad. Daar vind het transport nog steeds plaats met de middelen van altijd: de mens, de ezel en soms een kar. Een enkele keer waagt een primitieve ziel zich hier op een brommer of scooter, maar die zou sneller af zijn in een rolstoel.
Het menselijk contact in de medina is onvermijdelijk. Schuifelen, duwen, snuiven en glimlachen wisselen elkaar af. Heerlijk. Deze taal is universeel. Als je je hierin voegt kun je niet anders dan je thuisvoelen. Mocht je je niet voegen dan ziet iedereen dat aan de verdwijnende restanten van het blauwe oog dat je hebt opgelopen.
Zoals Pasolini zijn karakteristieke Italiaanse koppen in Sicilie vond, lijkt het alsof dit soort mensen in Marokko zich hier in Tanger hebben verzameld. Zelden zag ik zulke lelijke gezichten. Een man van zeventig in wiens gezicht nog de doodschrik van een gebeurtenis van vijftig jaar geleden staat gegrift. Een jongen met een volkomen gaaf gezicht waarin de beeltenis van zijn nog ver vooruit liggende tachtigste jaar al volledig zichtbaar is.
De ober van cafe Tingis is de vleesgeworden vergane Spaanse glorie. Graatmager met een boven- en een onder kunstgebit. Als hij lacht kijkt magere hein je recht in je gezicht.
Die mensen leven hier niet, ze groeien hier en vergaan, net zoals de tijd.
Angkor .
Hotel El Muniria
Een flink stuk klauteren omhoog naar de Ville Nouvelle vond ik Hotel El Muniria in de Rue Magellan. In de Lonely Planet stond beschreven dat Jack Kerouac en Alan Ginsberg hier in de vijftiger jaren van de vorige eeuw hebben gelogeerd. Beide waren toen de Angry young men
onder de Amerikaanse schrijvers.
Ik bewoon kamer nr 6. Nooit eerder leefde ik in een hotelkamer met zoveel rust en stijl. Een ruime, rechthoekige suite met een groot zacht bed tegenover de tafel waaraan ik nu zit te schrijven. Een prachtige rose granitovloer met een simpel kleed. In de lengterichting van het strijklicht gaat de kamer over in de lichtgroene tinten van de badkamer. Authentieke wasbak, bidet, toilet en een te kleine douche bak.Hier op de vloer mozaiektegels waarin de punten zich in een ander groen verbinden.
De rust is zo intens dat het banale lawaai van het naburige hotel volledig wordt geabsorbeerd.
Aan de wand van mijn suite hangen in het wit drie simpele litho’s van de medina.
Ik kan me helemaal voorstellen dat die aan het Amerikaanse provincialisme ontsnapte schrijvers hier hun inspiratie vonden.
Wat een geluk dat ik dit mocht vinden.
Angkor.