Jimi
24-09-03, 09:56
Bewoners oude wijken ontevreden
Van onze verslaggever Arnold Koper
AMSTERDAM - De meeste Nederlanders (85 procent) zijn tevreden met hun woonomgeving. Maar in veel naoorlogse wijken in de grote en middelgrote steden klaagt 30 procent over de buurt. Die onvrede hangt samen met de etnische samenstelling van deze wijken.
Dat blijkt uit het woningbehoefteonderzoek 2002 dat het ministerie van VROM dinsdag heeft aangeboden aan de Tweede Kamer. Tijdens het vorige woningbehoefteonderzoek, in 1998, oordeelde 15 procent van de bevolking van de vier grote steden negatief over de 'multiculturele samenleving' in de eigen buurt. In 2002 was dit toegenomen tot 18 procent. In kleinere steden vond een vergelijkbare ontwikkeling plaats.
Van alle ondervraagden is gemiddeld 43 procent bereid zich in te zetten voor verbeteringen in de eigen wijk. In de grote steden, met hun opeenstapeling van problemen, is dit echter slechts 37 procent.
Etnische Nederlanders (30 procent) participeren vaker in het verenigingsleven dan Surinamers (14), Antillianen (10), Turken (12) en Marokkanen (10 procent). Ook hun belangstelling voor politiek is groter dan die van niet-westerse allochtonen, maar in de tweede generatie allochtonen nemen deze verschillen af. Uit het onderzoek blijkt verder dat de 'woonquote' (het aandeel van hun inkomen dat huishoudens aan woonlasten uitgeven) sinds 1998 gelijk is gebleven. De modale huurder besteedt nu gemiddeld 33,2 procent van zijn inkomen aan wonen, voor kopers is dat 24,5 procent.
De huursector kromp de afgelopen jaren naar 45,8 procent van alle woningen, maar het aantal huurders dat afhankelijk is van een huursubsidie groeide juist van 25 procent midden jaren negentig naar 31 procent vorig jaar.
Volgens de onderzoekers wijst dit er op dat 'het onderscheid tussen huren en kopen steeds meer een synoniem wordt voor het onderscheid tussen arm en rijk'.
De krapte op de woningmarkt is toegenomen. Dit komt vooral doordat de 'doorstroming' vanuit de huursector naar iets duurdere huur- en koopwoningen tegenvalt. In 1997 verhuisden 581 duizend huishoudens naar een andere, doorgaans betere, woning. Daaronder waren 172 duizend starters die voor het eerst een eigen koop- of huurwoning wisten te bemachtigen. In 2001 was het aantal verhuizingen tot 478 duizend gedaald en daar zaten nog slechts 162 duizend starters bij.
Het aantal starters op de woningmarkt neemt af. Veel starters slagen er nog steeds in een goedkope huurwoning te bemachtigen. Veel moeilijker hebben starters het op koopmarkt.
Van onze verslaggever Arnold Koper
AMSTERDAM - De meeste Nederlanders (85 procent) zijn tevreden met hun woonomgeving. Maar in veel naoorlogse wijken in de grote en middelgrote steden klaagt 30 procent over de buurt. Die onvrede hangt samen met de etnische samenstelling van deze wijken.
Dat blijkt uit het woningbehoefteonderzoek 2002 dat het ministerie van VROM dinsdag heeft aangeboden aan de Tweede Kamer. Tijdens het vorige woningbehoefteonderzoek, in 1998, oordeelde 15 procent van de bevolking van de vier grote steden negatief over de 'multiculturele samenleving' in de eigen buurt. In 2002 was dit toegenomen tot 18 procent. In kleinere steden vond een vergelijkbare ontwikkeling plaats.
Van alle ondervraagden is gemiddeld 43 procent bereid zich in te zetten voor verbeteringen in de eigen wijk. In de grote steden, met hun opeenstapeling van problemen, is dit echter slechts 37 procent.
Etnische Nederlanders (30 procent) participeren vaker in het verenigingsleven dan Surinamers (14), Antillianen (10), Turken (12) en Marokkanen (10 procent). Ook hun belangstelling voor politiek is groter dan die van niet-westerse allochtonen, maar in de tweede generatie allochtonen nemen deze verschillen af. Uit het onderzoek blijkt verder dat de 'woonquote' (het aandeel van hun inkomen dat huishoudens aan woonlasten uitgeven) sinds 1998 gelijk is gebleven. De modale huurder besteedt nu gemiddeld 33,2 procent van zijn inkomen aan wonen, voor kopers is dat 24,5 procent.
De huursector kromp de afgelopen jaren naar 45,8 procent van alle woningen, maar het aantal huurders dat afhankelijk is van een huursubsidie groeide juist van 25 procent midden jaren negentig naar 31 procent vorig jaar.
Volgens de onderzoekers wijst dit er op dat 'het onderscheid tussen huren en kopen steeds meer een synoniem wordt voor het onderscheid tussen arm en rijk'.
De krapte op de woningmarkt is toegenomen. Dit komt vooral doordat de 'doorstroming' vanuit de huursector naar iets duurdere huur- en koopwoningen tegenvalt. In 1997 verhuisden 581 duizend huishoudens naar een andere, doorgaans betere, woning. Daaronder waren 172 duizend starters die voor het eerst een eigen koop- of huurwoning wisten te bemachtigen. In 2001 was het aantal verhuizingen tot 478 duizend gedaald en daar zaten nog slechts 162 duizend starters bij.
Het aantal starters op de woningmarkt neemt af. Veel starters slagen er nog steeds in een goedkope huurwoning te bemachtigen. Veel moeilijker hebben starters het op koopmarkt.