PDA

Bekijk Volledige Versie : Israel wil geen vrede! Een analyse van J.A.A. van Doorn



Wizdom
04-10-03, 17:10
Podium / Waarom Israël geen vrede wil
door J.A.A. van Doorn
2003-10-02 - lezersreacties op dit artikel (29)

,,Voor de Palestijnse bevolking begint de val dicht te klappen. Wie niet bereid is weg te trekken, kan kiezen tussen staande sterven -als 'terrorist'- of knielende leven.'' J.A.A. van Doorn analyseert de geschiedenis van het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Zijn conclusie: Israël heeft, als sterkste partij in het conflict, tal van mogelijkheden een vreedzame oplossing te vinden. Het probleem is dat Israël geen vrede wíl.


De vicieuze cirkel van geweld waarin Israëli's en Palestijnen zijn opgesloten, is alleen te doorbreken indien de sterkste partij in het conflict zich eruit losmaakt en energiek aan een oplossing gaat werken. Dat Israël daartoe nooit veel neiging toonde, vindt zijn belangrijkste oorzaak in het pijnlijke feit dat vrede niet in Israëls belang is.

Tien jaar geleden, in september 1993, vond in de tuin van het Witte Huis de ondertekening plaats van het eerste Palestijns-Israëlische vredesakkoord. Onder het toeziend oog van president Clinton bezegelden de Israëlische premier Jitschak Rabin en PLO-leider Jasser Arafat met handdrukken de historisch genoemde overeenkomst. Minister van buitenlandse zaken Sjimon Peres had in de voorbereiding een zeer werkzaam aandeel.

Ruim een jaar later, in oktober 1994, ontvingen de drie mannen vanwege hun gedurfde initiatief de Nobelprijs voor de vrede. Weer een goed jaar later, begin november 1995, werd Rabin om zijn 'verraad' van de Israëlische zaak door een joodse extremist vermoord. Sinds kort blijkt ook Arafat voor liquidatie in aanmerking te komen, deze keer in opdracht van een extremistische Israëlische regering. En Peres moet op zijn tellen passen. Een week geleden eisten Israëlische demonstranten dat hij voor de rechter wordt gesleept, als voorman van de 'Oslo-misdadigers'.

Vredestichters zijn in Israël blijkbaar niet geliefd, zelfs al applaudisseert de wereld. En inderdaad: wie de geschiedenis van twaalf jaar 'vredesproces' naloopt, stuit keer op keer op heftige weerzin aan joodse zijde.

De eerste serieuze stap werd in 1991 in Madrid gezet. Onder gemeenschappelijk Amerikaans-Russisch voorzitterschap ruzieden de Israëlische en de Arabische delegaties met elkaar, kennelijk niet onder de indruk van de mooie woorden die ter inleiding van de conferentie aan het recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk waren gewijd.

De Palestijnse delegatie, onderdeel van de Jordaanse maar ter conferentie goed zichtbaar, was zwaaiend met olijftakken naar Madrid op weg gegaan. De Israëlische premier Sjamir moest zo ongeveer het vliegtuig worden ingesleept. Zijn voornaamste motief om toch maar voor de Amerikaanse druk te zwichten was financieel. De massale immigratie van Russische joden maakte Amerikaanse hulp noodzakelijk en Sjamir rekende dus op een royaal 'vredesdividend'. Van een handreiking tussen de partijen kwam in Madrid niets.

Sjamirs opvolger Rabin zette in 1993 inderdaad een forse stap vooruit maar van harte ging het niet. Een duif was hij nooit geweest. Als officier maakte hij zich in 1948 schuldig aan etnische zuivering van Palestijnse burgers. Als minister van defensie werd hij in 1987 verrast door de eerste intifada, waartegen hij ongenadig hard optrad, onder meer met het berucht geworden bevel aan zijn soldaten, ongewapende Palestijnse jongeren met stokken de armen en benen te breken. Als premier kreeg hij naam door originele innovaties ter bestrijding van de Palestijnse volksopstand: het toestaan van het martelen van gevangenen en het opblazen van huizen, alsmede het plan tot liquidatie van Palestijnse leiders. Zijn vondsten zijn nog steeds populair.

De uitvoering van het vredesakkoord verliep dan ook tergend langzaam. Medio 1995 liep de toegezegde terugtrekking van de Israëlische troepen uit de bezette gebieden al een jaar op het Oslo-schema achter; volgens Rabin was afronding van deze operatie pas medio 1997 mogelijk. Ondanks Amerikaanse eisen hervatte hij na een tijdelijke stop de bouw van huizen op de Westelijke Jordaanoever, met het klassieke -maar zelden zo openlijk gebruikte- motief, dat het nodig was 'feiten op de grond' te creëren alvorens met de PLO over een permanente vredesregeling te gaan onderhandelen.

Na het interregnum van de échte havik Netanjahoe trad Barak als premier aan, befaamd geworden om zijn 'royale' aanbod aan Arafat tijdens de vredesconferentie in juli 2000 in Camp David. De mate van royaliteit is omstreden gebleven, maar is niet van belang om de eenvoudige reden dat Barak politiek was afgebrand en op het moment suprème noch zijn kabinet, noch de Knesset echter achter zich had. Aan de vooravond van Camp David stapten drie rechtse partijen uit het kabinet en stemden vervolgens mee met de oppositie toen deze een motie van wantrouwen tegen de regering indiende.

De motie werd met 54 tegen 52 stemmen aangenomen, formeel onvoldoende om Barak tot aftreden te dwingen, maar veelzeggend voor de stemming in de volksvertegenwoordiging, die in meerderheid uitsprak dat de Oslo-akkoorden gewoon van tafel moesten. Zelfs Baraks eigen partij (Eén Israël, voorheen Arbeidspartij) was ernstig verdeeld.

En dus verdween Barak van het toneel om vervangen te worden door Ariel Sjaron die zijn reputatie alle eer aandeed door de tweede intifada, die hij nota bene zelf had uitgelokt, een plaats te geven in de internationale oorlog tegen het terrorisme.

Het was een truc, maar wel een briljante; het Palestijnse verzet verloor aan legitimiteit en Amerika werd moeiteloos voor de harde lijn van Israël gewonnen. Sjaron kon alsnog pretenderen te doen wat de grondlegger van het zionisme, Theodor Herzl, meer dan honderd jaar geleden de wereld beloofde: wij joden zullen in Israël 'den Vorpostendienst der Kultur gegen die Barbarei besorgen', 'ein Stück des Walles gegen Asien bilden' (Der Judenstaat, 1896).

Deze uiteenzetting is een eenzijdige voorstelling van zaken. Het valt immers niet te ontkennen dat de Palestijnen eveneens schuld hebben aan deze hele ellendige geschiedenis. Met name de zelfmoordaanslagen zijn moeilijk te vergoelijken, in ieder geval voor zover ze tegen burgers zijn gericht.

Toch blijf ik met de vraag zitten hoe het Palestijnse verzet onder de gegeven omstandigheden anders kan ageren dan op deze inderdaad weerzinwekkende wijze.

Neem eens aan, louter als gedachtenexperiment, dat de Palestijnen over een aan Israël gelijkwaardige krijgsmacht zouden beschikken plus zo'n zesduizend joodse gevangenen die men door middel van marteling militaire informatie kon afpersen. Zouden ze dan niet voor de Israëlische strijdwijze kiezen en van een veilige afstand precisiebombardementen uitvoeren en gerichte liquidaties plegen?

Terreur is nooit de eerste keuze. Het is altijd -of bijna altijd- het laatst overgebleven middel van de zwakste partij in een conflict. De toestand van totale machteloosheid waaronder de Palestijnen leven, laat alleen het meest totale verzet nog open: zelfmoord als moordwapen.

Daarentegen hebben de Israëli's vanuit hun oneindig veel sterkere positie een veelheid van keuzemogelijkheden. Ze zouden onderscheid kunnen maken tussen verzet en terreur, tussen gewapende en ongewapende acties, tussen militanten en onschuldige burgers en vooral: tussen de onvermijdelijke toepassing van tegengeweld en het gelijktijdig driftig zoeken naar een vreedzame oplossing.

In feite gebeurt precies het tegengestelde: elke aanslag, niet zelden door de Israëli's uitgelokt, wordt aangegrepen om collectief te straffen: de familie, de omgeving, de woonplaats, desnoods heel de Westoever. En steevast wordt alle overleg meteen stopgezet. De motivering is volstrekt stereotype: de veiligheid van Israël wordt bedreigd zodat geen enkele concessie mag worden gedaan en geen enkele redelijkheid behoeft te worden betracht.

Het is een leugen. Hoe afschuwelijk en traumatiserend de zelfmoordaanslagen ook zijn, het bestaan van Israël wordt op geen moment wezenlijk bedreigd. De veiligheid op straat is in het geding, niet de veiligheid van de staat.

Resteert de cruciale vraag, waarom Israël als de overmachtige partij in het conflict, geen enkele serieuze poging onderneemt om de impasse te doorbreken. Onwetendheid of laksheid bieden geen verklaring. Anders dan de Palestijnen bedrijft Israël een rechtlijnige en consequent doordachte politiek. Het kan niet anders betekenen dan dat de Israëli's het conflict intact willen houden omdat zij bij vrede geen belang hebben. De onvermijdelijke slachtoffers aan eigen zijde moeten worden gezien als de prijs die wordt betaald voor het geleidelijk realiseren van het onbetaalbare nationale doel: de stichting van een Groot-Israël, zoveel mogelijk gezuiverd van niet-joodse elementen.

Etnische zuivering is van de aanvang af ingecalculeerd geweest. Nog voor hij zijn ideeën over de Joodse staat op papier had, filosofeerde Theodor Herzl al over de manier waarop het te koloniseren gebied kon worden schoongeveegd. Het zou snel en effectief moeten gebeuren, noteerde hij in 1895 in zijn dagboek: de arme bevolking over de grens gezet en de bezittende klasse uitkopen of onteigenen. Gehechtheid aan de grond komt alleen bij de kleine boer voor; 'der grosse is für Geld zu haben'. En zo is het gegaan.

Maar in de jaren dertig ging het slechts langzaam. Daarom bleef de optie van 'transfer' (verdrijving) de joodse gemoederen bezighouden. Ben Goerion, leider van de joodse gemeenschap in Palestina, sprak zich herhaaldelijk voor deze harde lijn uit. In 1948, toen honderdduizenden Palestijnen hun geboortegrond ontvluchtten, constateerde hij met tevredenheid dat daarmee een flink deel van het probleem was opgelost. En ook nu wordt tot in het Israëlisch kabinet gespeeld met de gedachte dat verdrijving van de Palestijnen de ideale oplossing zou zijn.

In de tussentijd heeft men niet stilgezeten. Al tientallen jaren wordt consequent gewerkt aan maatregelen die het leven en werken van de Palestijnse bevolking steeds ellendiger maken en op den duur ondraaglijk. De onwettige onteigeningen van Palestijnse grond en de bouw van joodse nederzettingen zijn ondanks alle protesten onvermoeibaar voortgezet. Of links dan wel rechts regeringsverantwoordelijkheid droeg, het maakte weinig of niets uit.

Relatief nieuw is de aanleg van een omvattende afzonderlijke infrastructuur waardoor de joodse kolonisten zich ongehinderd door het gebied kunnen bewegen en met Israël zijn verbonden. Tegelijk wordt daardoor het Palestijnse territoir in minuscule stukken gesneden.

Alleen al door deze opzettelijke fragmentering is het ontstaan van een levensvatbare Palestijnse staat illusoir geworden. Het machteloze ministaatje dat Sjaron als toekomstbeeld voor ogen staat, schreven Hussein Agha en Robert Malley onlangs in de New York Review of Books (14 augustus), 'is a gift to Israel, and not to the Palestinians'.

Hier wordt het Zuid-Afrikaanse apartheidsmodel royaal voorbijgestreefd. De veelgehoorde benaming 'Bantoestans' voor de gebiedsdelen die op de Westoever worden gecreëerd, is bijna beledigend voor de Afrikaners die, ondanks alle wreedheid in de uitvoering van het apartheidsbeleid, wel degelijk ernaar streefden de thuislanden eigen ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. Israël wil alleen maar overheersing en zo mogelijk etnische zuivering.

In dit politieke concept is voor een verzetsbeweging als de PLO en voor een nationaal Palestijns leiderschap geen plaats. Zoals Inez Polak in mei in Trouw schreef, is Israël al tientallen jaren op zoek naar Palestijnse zetbazen die de handhaving van rust en orde in de Palestijnse gebieden kunnen garanderen. Arafat is het aangeboden, maar hij wilde niet of hij faalde; dus moet hij verdwijnen.

De verzuchting van Sjaron, korte tijd geleden, dat de bezetting niet eeuwig kan duren, was geen teken dat de oude schurk het licht zag, maar een uiting van ergernis dat het na zoveel jaren nog steeds niet is gelukt een competente Palestijnse collaborateur te vinden.

Maar Sjaron behoeft niet te wanhopen. Terwijl de wereld toekijkt en Amerika hem blindelings steunt, nadert de bezetting van de Palestijnse gebieden in snel tempo het vurig door de Israëli's nagestreefde point of no return. Het grootste deel van de kolonisten zal nooit meer vertrekken, om de eenvoudige reden dat ze inmiddels te talrijk zijn om met harde hand te kunnen worden verwijderd en te rechtgelovig om voor argumentatie open te staan. Zelfs gewapend verzet valt niet uit te sluiten. Reeds het minieme gebaar van Sjaron, om in het kader van de roadmap een paar leegstaande caravans weg te halen, leidde al tot heftige protesten.

De politiek tot het creëren van voldongen feiten, sinds decennia met vasthoudendheid beoefend, is volledig geslaagd. Het 'vredesprotest' is een lachertje geweest, door de Israëli's dankbaar gebruikt als een ongezochte gelegenheid om zich, tussen het diplomatieke geredekavel door, in te graven en onkwetsbaar te maken voor alle druk van buiten.

Voor de Palestijnse bevolking begint de val langzaam maar zeker dicht te klappen. Wie niet bereid is weg te trekken, kan kiezen tussen staande sterven -als 'terrorist'- of knielende leven. Het Palestijnse project is verloren.

lennart
04-10-03, 17:18
Het Palestijnse project is verloren.



Niet verloren, ze moeten gewoon overgaan op een realistische zaak. Niet een Palestijnse staat maar een binationale staat, one man one vote.

Heel simpel en daar kan niemand tegen zijn, behalve de Zionist.