PDA

Bekijk Volledige Versie : "Dollars voor Israël"



Mullah
12-10-03, 13:37
"Dollars voor Israël"

Jaarlijks gaat een derde van Amerika’s buitenlandbudget naar Israël, dat
zich vervolgens nergens voor hoeft te verantwoorden. Die steun is niet
alleen funest voor de vrede, maar ook voor Israël zelf.

door Joeri Boom


«Het verheugt mij zeer dat president Bush in zijn aanvullende
begrotingsverzoek dat zojuist naar het Congres is gestuurd één miljard
dollar heeft opgenomen om Israël te helpen zijn militaire en civiele
defensie te versterken. And that’s just for starters.» Colin Powell, de
Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, oogstte groot applaus na deze
mededeling. Geen wonder, er zat geen Arabier in de zaal. Hij sprak voor een
bijeenkomst van Aipac, de American-Israel Public Affairs Committee, die
zichzelf op de website trots «Amerika’s pro-Israël-lobby» noemt.
Inderdaad, het was slechts for starters. Powell kreeg de handen op elkaar op
30 maart jongstleden. Nog geen maand later werd het volledige hulppakket aan
Israël door het Congres geloodst: boven op Powells één miljard dollar kwamen
er nog eens acht. Om misverstanden te voorkomen: het betreft hier een
aanvullende som die opgeteld moet worden bij de grofweg drie miljard dollar
Amerikaanse staatshulp die jaarlijks naar Israël vloeit. Daarbij zijn nog
niet de ongeveer één miljard privé-dollars opgeteld die via Amerikaanse
liefdadigheidsinstellingen elk jaar het beloofde land bereiken. Terwijl de
federale overheid het doorsluizen van geld via islamitische
liefdadigheidsorganisaties zoveel mogelijk aan banden heeft gelegd wegens
het terrorismegevaar, is het «geven voor Israël» belasting aftrekbaar. Ook
de giften die rechtstreeks ten goede komen aan het heil van de Israëlische
soldaat.
De cijfers zijn duizelingwekkend. Volgens de Washington Report on Middle
East Affairs ging sinds 1948 al meer dan 89 miljard dollar naar Israël; 42
miljard daarvan was bedoeld voor militaire doeleinden. Geen enkel land ter
wereld ontving ooit meer hulp van één enkel ander land. Israël slokt een
derde van het totale Amerikaanse budget voor buitenlandse hulp op, terwijl
de Israëlische bevolking nog geen duizendste uitmaakt van de
wereldpopulatie. Bovendien is Israël niet bepaald een arm land: in 2002
bedroeg het bruto nationaal product negentienduizend dollar per persoon. Ter
vergelijking: dat van Nederland was in dat jaar 26.900 dollar, en dat van
het olierijke Saoedi-Arabië 10.500. Israël is in het Midden-Oosten niet
alleen militair onverslaanbaar, ook economisch staat het zijn mannetje. Het
bnp per hoofd van de bevolking is groter dan dat van al zijn buren — Egypte,
Libanon, Jordanië, Syrië en de Palestijnse gebieden — bij elkaar. Desondanks
stelde het onderzoeksbureau van het Amerikaanse Congres, dat vorig jaar een
poging deed de hulp te becijferen: «Israël is niet economisch zelfstandig en
steunt op buitenlandse hulp en leningen om zijn economie te handhaven.»

Het kan nog gekker. Elk land dat Amerikaanse hulp ontvangt, moet
specificeren waaraan dat wordt uitgegeven. Een speciale missie van USAid, de
distributeur van de hulp, houdt ter plaatse een oogje in het zeil. Zo niet
in Israël, dat de hulp zonder omhaal in de schatkist stort en zich nergens
voor hoeft te verantwoorden. Elk land dat Amerikaanse hulp ontvangt, krijgt
die uitgekeerd per kwartaal. Israël niet, dat krijgt sinds 1982 het geld in
één klap aan het begin van elk fiscaal jaar. Daardoor kan het profiteren van
renteopbrengsten (die de VS dus mislopen), en mag het zelfs Amerikaanse
staatsobligaties kopen, waarover de VS dan nog weer eens rente uitkeren.
Vrijwel elk land dat Amerikaanse hulp ontvangt, krijgt die in de vorm van
rentedragende leningen. Israël ook. Alleen zijn alle Amerikaanse
staatsleningen uiteindelijk omgezet in giften, en het is de bedoeling dat
dat ook met toekomstige leningen gebeurt. Dat werpt nieuw licht op de
stelling van de Israëlische regering dat Israël «nog nooit heeft verzaakt
bij de terugbetaling van Amerikaanse leningen». Door de kwijtscheldingen
kostte de hulp de belastingbetaler tot nog toe 135 miljard dollar — een
bedrag waarvan de staat New York meer dan honderd jaar lang de
ambtenarenpensioenen zou kunnen betalen.
Maar het toppunt van alle gekkigheid: het jaarlijks toekennen van hulpgelden
aan Israël is illegaal. Of hoe noem je dat, als het Amerikaanse Congres, de
wetgever nota bene, met grote meerderheid van stemmen de wet overtreedt? De
Amerikaanse overheid mag geen hulp verstrekken aan landen die «volgens een
consistent patroon op grove wijze internationaal erkende mensenrechten
schenden», en aan landen die wapens gebruiken voor andere doeleinden dan
«interne veiligheid en rechtmatige verdediging». In de bezette gebieden doet
Israël beide. Met Amerikaanse wapens. In haar jongste mensenrechtenrapport
(2002) spreekt het Amerikaans ministerie van Buitenlandse Zaken van Israëls
«slechte en verslechterende» mensenrechtenbeleid en van «ernstige
mensenrechtenschendingen» in de bezette gebieden.
De halsstarrige houding van de Israëlische premier Sharon droeg veel bij aan
het verpulveren van de «routekaart naar de vrede». Vorige week beet Sharon
zich vast in het uitschakelen van de Palestijnse president Arafat, door
verbanning of door de kogel. De regering-Bush heeft herhaaldelijk aangegeven
dat daarvan geen sprake kan zijn. Nu het zeer slecht gaat met de Israëlische
economie zou financiële druk effectief kunnen zijn. Maar op geen enkel
moment werd de hulp aan Israël — dit jaar zeker elf miljard dollar — door de
VS ter discussie gesteld.

Volgens Stephen Zunes, bijzonder hoog leraar aan de San Francisco
University, is dat slechts te begrijpen als je de moraal terzijde schuift en
kijkt naar de geopolitieke en economische belangen. «Voor de VS is een
Israël in halve staat van oorlog altijd beter geweest dan een vreedzaam
Israël.» Zunes analyseerde de Amerikaanse hulp sinds 1948, en zijn conclusie
is dat die minder te maken heeft met een traditionele pro-Israël-moraal dan
met ijskoude strategische visies. Hoe kan het anders dat de Amerikaanse hulp
pas grootschalig werd na de Zesdaagse Oorlog in 1967, toen Israëls
suprematie in de regio begon? Zunes: «Je zag het ook na het sluiten van de
Camp David-akkoorden. Israël kreeg toen een enorme hoeveelheid militaire
hulp, net als Egypte, terwijl die landen juist vrede hadden gesloten. Het is
de klassieke tactiek van verdeel-en-heers. We willen een pax Americana; geen
oorlog, maar ook geen echte vrede.»
Volgens Zunes is Israël de perfecte Amerikaanse bondgenoot in het
Midden-Oosten. Israël is een stabiele democratie. «Denk aan wat er gebeurde
in Iran, toen onze bondgenoot de sjah werd verdreven, hoe Bin Laden zich
ontpopte, en Saddam Hoessein. En kijk naar de moeizame verhoudingen met
Saoedi-Arabië. Over Israël hoeven we ons geen zorgen te maken, en bovendien
is het verreweg het machtigste land in de regio. Dat willen we dus graag zo
houden.» Er zijn meer voordelen. De Amerikanen maakten in Irak gebruik van
Israëlische ervaring met de woestijnoorlog; de CIA heeft veel te weinig
Arabisch taligen in de gelederen, dat geldt bepaald niet voor Israël; en als
een Amerikaanse president wapens wil leveren aan een omstreden land, dan kan
dat via de Israëlische vrienden. Dat gebeurde met Iran en de Nicaraguaanse
Contra’s, en met Zuid-Afrika en Guatemala. «Israël doet voor ons het vuile
werk. Een Israëlische analist zei naar aanleiding van het
Iran-Contra-schandaal: ‹Het is alsof Israël een Amerikaans federaal
agentschap is geworden. Zo een die je gebruikt als je wilt dat iets
geruisloos gebeurt.›»

Wat Zunes betreft wordt er korte metten gemaakt met de mythe dat «de joodse
lobby» in de VS achter de Amerikaanse steun aan Israël zit. «Pro-Israëlische
organisaties als Aipac spelen een zekere rol, maar tegen de macht van de
wapenindustrie kunnen ze niet op.» Volgens hem is het met name de Aero space
Industry Association die de constante dollarstroom op gang houdt. Tijdens de
twee vorige verkiezingen besteedde deze lobby organisatie steeds ruim zeven
miljoen dollar aan het spekken van de verkiezingskassen, veel meer dan de
pro-Israël-organisaties. Inmiddels zijn de militaire industrieën van Israël
en de VS nauw met elkaar verweven. De Amerikaanse militaire hulp wordt voor
het overgrote deel gespendeerd aan Amerikaans fabrikaat, en Israëls oorlogen
en bezetting bieden waardevolle testmogelijkheden. De laatste deals behelzen
een megaorder bij Lock heed Martin (F16’s), plus Israëls participatie in het
peperdure Joint Strike Fighter-project. De beruchte Merkava-tanks die Israël
in de bezette gebieden inzet, werden ontworpen met Amerikaans geld. En de VS
betaalden achthonderd miljoen dollar aan de ontwikkeling van de Arrow
antiraket-raket, wat weer handige inzichten bood voor de Amerikaanse
inspanningen voor een National Missile Defense. Zunes: «De Arrow is een
mobiel systeem. Israël is zo klein dat het genoeg heeft aan een goedkoper
immobiel systeem. Dat was blijkbaar niet de bedoeling.»
De Amerikaanse wapenindustrie profiteert dubbel. Elk wapentransport naar
Israël creëert nieuwe behoeftes aan Arabische zijde, die doorgaans worden
bevredigd door inkopen te doen op de Amerikaanse wapenmarkt. Zunes: «In
1993, toen het Oslo- vredesproces op gang kwam, wilde de Senaat dat Clinton
toch vooral de militaire hulp aan Israël niet verminderde, aangezien
Arabische landen net een grote hoeveelheid wapens hadden besteld. Ze
vergaten erbij te vermelden dat dat voornamelijk Amerikaanse wapens waren.
Als ze de vrede hadden willen dienen, hadden ze beter die zendingen kunnen
tegenhouden.» Eerder, in 1991, kondigde Israël aan te voelen voor een
bevriezing van de wapen arsenalen in het Midden-Oosten. De Amerikaanse
regering blokkeerde het plan.

Er waren slechts twee Amerikaanse presidenten die de hulp aan Israël
gebruikten als drukmiddel. En verdomd, het werkte! In 1953 dwong Eisenhower
Israël te stoppen met een project in een gedemilitariseerde VN-zone dat
Syrië van een deel van zijn watertoevoer zou beroven. In 1991 gebruikte Bush
de Oudere de hulp om de Israëlische haviks premier Sjamir aan de
onderhandelingstafel te krijgen in Madrid. Sjamir had aangegeven maar liefst
tien miljard aan extra leningen van de VS te willen vragen wegens «geleden
schade» in de Golfoorlog. Hij was niet van plan in Madrid met de Palestijnen
en andere Arabische vijanden te gaan praten, zoals de Amerikanen verlangden.
Bush senior vroeg daarop het Congres de stemming over de hulp aan Israël uit
te stellen tot het volgende jaar. Grommend trok Sjamir naar Madrid. De
gesprekken die Israël er voerde zouden de opmars vormen naar de
Oslo-akkoorden. Toen Sjamir vervolgens weigerde de bouw van nederzettingen
te bevriezen, besloot het Congres, zo langzamerhand goed chagrijnig, geen
leningen meer te verstrekken totdat Sjamir toegaf. Ook dat lukte, althans
korte tijd. Toen er toch weer nederzettingen bijkwamen, trok het Congres de
kosten daarvan jaarlijks af van het hulpbedrag.
Ook de huidige regering-Bush heeft afgelopen maandag aangekondigd in te
grijpen in het hulpbedrag als Israël doorgaat met de bouw van
nederzettingen. Dat kan effect hebben, maar succes is niet gegarandeerd.
Bill Clinton compenseerde Israël langs een achterdeur voor de
nederzettingenstrafkorting, met militaire hardware en honderden miljoenen
dollars om het terugtrekken van Israëlische eenheden te bekostigen, op grond
van het merkwaardige idee dat de aftocht meer zou kosten dan het bezet
houden van Palestijns gebied.

De laatste tijd begint het besef door te dringen dat de Amerikaanse steun
niet alleen funest is voor de vrede, maar ook voor Israël zelf. Die
militaire hulp «heeft niets te maken met onze veiligheid, maar dient vooral
om de assemblagebanden van Lockheed Martin rollende te houden», schamperde
een Israëlische generaal eens tegen Stephen Zunes. Ook steeds meer
Israëlische economen en politici verzetten zich tegen de
dollar-afhankelijkheid van hun economie. Het Israëlische Institute for
Advanced Strategic & Political Studies betoogt dat die een noodzakelijke
herstruc turering van de economie tegenhoudt. Ook iemand als Uzi Landau,
minister van Publieke Veiligheid, is die mening toegedaan. «We moeten ons
bevrijden van de Amerikaanse hulp. Het zal een pijnlijk proces zijn, dat
zeker, maar uiteindelijk zullen onze economie en onze nationale veiligheid
erbij gebaat zijn.»
Volgens Stephen Zunes zou Landau wel eens gelijk kunnen hebben. Zunes
vergelijkt Israël met landen als El Salvador en Zuid-Vietnam, waarmee het
niet best is afgelopen. Ook Israël is een Amerikaanse satellietstaat
geworden. «Israëlische leiders maken de historische fout voordelen op de
korte termijn te verkiezen boven veiligheid voor hun volk op de lange
termijn. Voor Israëls economische en militaire veiligheid geeft de
hoeveelheid Amerikaanse hulp niet de doorslag, maar de bereidheid een
Palestijnse staat te erkennen, Jeruzalem te delen en zich terug te trekken
uit alle bezette gebieden — kortom, het sluiten van vrede met zijn buren.»




© auteur / De Groene Amsterdammer