PDA

Bekijk Volledige Versie : Nogmaals AEL: Emancipatie begint in het verdomhoekje



Marsipulami
21-10-03, 10:47
Emancipatie begint in het verdomhoekje

Dat Dyab Abou Jahjah gediaboliseerd wordt, is niet abnormaal. Dany Neudt stelt vast dat het bij iedere emancipatiebeweging in de geschiedenis voorkomt. Zo zijn de parallellen met de arbeidersbeweging van Adolf Daens treffend. Beiden voegen aan emancipatie een scheut religie toe. En beiden zijn kop van Jut voor het establishment.

Als geen ander thema roept de maatschappelijke discussie over het migrantenvraagstuk heftige emoties op, verdeelt ze de meningen en doorklieft ze traditionele bondgenootschappen. De laatste jaren is er een wezenlijke verandering opgetreden: zelfbewuste jonge `allochtonen' betreden de publieke ruimte en verheffen resoluut hun stem. Het zijn woordvoerders die het ,,goedmenende'' paternalisme en het racisme beu zijn. Ze komen vooral op voor de rechten van de `tweede generatie', jongeren die hier geboren en opgegroeid zijn, hier hun toekomst willen opbouwen en zich willen herkennen in `hun' samenleving. Onder hun impuls groeit er stilaan een volwaardige allochtone emancipatiebeweging.

Wat valt er bij deze jonge allochtone emancipatiebeweging op?

Ten eerste draait haar strijd voor maatschappelijke emancipatie niet alleen rond socio-economische ontplooiing, maar ook rond cultuur en religie. Precies deze laatste elementen treden steeds meer op de voorgrond en zijn nadrukkelijk in het emancipatiediscours vervat. `De allochtoon' eist het recht op zichzelf te benoemen en noemt zich ,,moslim''.

Ten tweede is er een snel groeiende tendens naar politieke zelfstandigheid en naar publieke organisatie rond deze socio-economische, culturele en religieuze eisen. Dit streven naar zelfstandigheid voltrekt zich zowel op het niveau van het land van herkomst, als op het niveau van de lokale politiek. Op het eerste niveau wordt de buitenlandse inmenging uit de thuislanden steeds minder aanvaard. Deze dynamiek was al een tiental jaar merkbaar, maar raakte pas de laatste drie jaar gepolitiseerd. Op het lokale niveau is er de tendens om -- los van de officieel erkende en gesubsidieerde organisaties -- een eigen agenda naar voor te schuiven die radicaal ingaat tegen de opgelegde consensus. De snelle opkomst van de Arabisch-Europese Liga (AEL) is daar het meest sprekende voorbeeld van.

Ten derde weet de autochtone meerderheid zich met deze onverschrokken nieuwkomers absoluut geen raad. Het gros van de reacties uit de meerderheidsgroep is als een vorm van collectieve hysterie te bestempelen.

Noch de eisen van de allochtone emancipatiebeweging, noch de reacties erop zijn nieuw. Het mechanisme is van alle tijden en plaatsen: alle opkomende emancipatiebewegingen werden in hun beginfase op een gelijkaardige manier ontvangen. De eerste georganiseerde arbeiders die collectief voor hun rechten opkwamen, werden bestempeld als misdadige barbaren die de beschaving zouden vernietigen. De eerste sufragettes poogde men te ontmoedigen en monddood te maken door hen als maatschappelijk uitschot af te beelden. Tegen de antikoloniale bewegingen werden alle mogelijke legale en illegale middelen ingezet om hen kapot te maken en in diskrediet te brengen. De eerste holebi's die zich als dusdanig durfden te outen, werden als verderfelijke krankzinnigen en besmettelijke zieken beschouwd. Waarom hebben al deze georganiseerde bewegingen een storm van protest en een indrukwekkende tegenmacht veroorzaakt? Omdat ze allemaal op een uitdagende manier de maatschappelijke identiteit, het wezen van de publieke ruimte, ter discussie stelden.

Het spreekt vanzelf dat elk tijdperk zijn specifieke kenmerken heeft, maar door op een aantal historische gelijkenissen te focussen kan men het schijnbaar radicale en bedreigende karakter van wat nu aan de gang is, relativeren en vooral normaliseren. De reacties op het migrantenvraagstuk vandaag vertonen grote gelijkenissen met die op het arbeidersvraagstuk op het einde van de 19de eeuw.

Eerst een globale vergelijking tussen de tijdperken waarin beide emancipatiebewegingen ontstonden. Zowel op het einde van de 19de eeuw als vandaag is er sprake van een mondiale economische herstructurering. Toen was er de tweede industriële revolutie die zorgde voor de definitieve overgang van een landbouweconomie naar een industriële samenleving. Vandaag is er de zogenaamde derde industriële revolutie en de overgang van een industriële naar een diensteneconomie. De verwarring en sociale onrust die met de vrijhandel en deregulering gepaard gaan, probeert men via het aanwijzen van zondebokken te neutraliseren.

Ook zijn beide tijdperken het toneel van grondige geopolitieke verschuivingen. Toen was er de aftakeling van het Britse imperium, vandaag die van de Amerikaanse hegemonie. Voorts was het arbeidersvraagstuk toen en het migrantenvraagstuk nu de katalysator van een grondige politieke herverkaveling. Deze gaat dwars door de traditionele partijen heen en verdeelt het landschap steeds meer in een links en een rechts blok. Bovendien verkeren zowel de arbeiders toen als de migranten vandaag in een precaire maatschappelijke situatie, die met grote bestaansonzekerheid samengaat. Ten slotte is er een bloei van nieuwe vormen van verenigingsleven en sociale omgang, zowel op het einde van de 19de eeuw als bij het begin van de 21ste eeuw. In beide periodes spelen die organisaties een uiterst belangrijke rol in het ontwikkelen van collectieve solidariteits- en identiteitsgevoelens die het emancipatieproces mee ondersteunen.

Ook de zoektocht naar gelijkenissen in de reacties op de publieke manifestatie van de Arabisch-Europese Liga van Dyab Abou Jahjah en de Christene Volkspartij van priester Daens -- twee bewegingen die in zekere zin symbool staan voor hun tijdperk -- kan een interessante en inspirerende denkoefening zijn. Het establishment bestempelt beide bewegingen al snel als staatsgevaarlijk en roept hen uit tot publieke vijand. Deze beschuldigingen vormen het startpunt van een heksenjacht waarbij alle legale (en soms ook illegale) middelen worden ingezet. Voorts probeert men beide bewegingen in een slecht daglicht te stellen door hen van rellen en opstootjes te beschuldigingen en de leidersfiguur als hoofdverantwoordelijke aan te wijzen en te vervolgen.

Zo kwam het op 22 september 1895 bij de plechtige opening van een ziekenhuis tot ongeregeldheden tussen een aantal Daensisten en hun tegenpartij. De precieze omstandigheden werden nooit opgehelderd, maar priester Daens werd prompt als de aanstoker ervan naar voor geschoven. Ook bij de rellen in Borgerhout waren de publieke opinie en de politieke elite het over één ding roerend eens: Abou Jahjah had de jongeren opgehitst. En als bij `toeval' werd hij korte tijd nadien ook gearresteerd. Bij beide organisaties staan het zelfbeschikkingsrecht en het zelf bepalen van de spelregels centraal. Beide doorbreken daarbij een absoluut taboe: de Christene Volkspartij door de eis voor het algemeen stemrecht, de AEL door het expliciet verwerpen van de integratiegedachte. Het is vooral op basis van het doorbreken van dit taboe dat ze zwaar aangepakt worden. Het belang van beide organisaties moet dan ook vooral op het symbolische vlak gezocht worden: het zich toe-eigenen van een deel van de publieke ruimte.

Welke besluiten kunnen we hieruit trekken? In het huidige proces houdt de ,,vreemdeling'' op ,,vreemd'' te zijn. De eerste reactie daarop is grote onzekerheid. Dit nieuwe gegeven aanvaarden verloopt moeizaam. Om uit deze collectieve angst te geraken, zullen een aantal maatschappelijke ,,zekerheden'' herbekeken moeten worden. Hoe gaan we om met een groep die haar emancipatie met haar religieuze identiteit verbindt? Hoe gaan we om met een groep voor wie de noties ,,democratie'' en ,,islam'' elkaar aanvullen?

Het belangrijkste fundament dat wordt aangetast, is ongetwijfeld het zelfbeeld van West-Europa. Tot voor kort kon West-Europa zich op een zeer eenvoudige manier tegenover deze groep afzetten: door hen als de ultieme ,,andere'' te bestempelen. Meer en meer groeit het besef dat die ander niet zo vreemd meer is. West-Europa zal zich binnenkort niet langer op zijn joods-christelijke tradities baseren, maar vanaf nu wordt Europa opnieuw met zijn joods-christelijk-islamitische traditie geconfronteerd. Dat besef van (h)erkenning van wie tot voor kort de ultieme ,,andere'' was, is bijzonder confronterend. Voor sommigen verloopt deze bewustwording sneller dan voor anderen. Voor een minderheid is dit bewustzijn er al. Voor de meerderheid is het moment van confrontatie helaas nog in alle hevigheid bezig. Toch zal het door deze confrontatie ooit tot een besef van aanvaarding moeten komen. Welke weg deze confrontatie zal volgen, hangt in grote mate af van de bereidheid van het `Historische Westen' om afstand te nemen van zijn vermeende exclusiviteit en superioriteit. Hoe snel of vreedzaam dit proces zal verlopen, bepaalt het Westen zelf in de vlotheid waarmee het de gelijk(w)aardigheid van deze ,,andere'' aanvaardt.

(De auteur is historicus en medewerker van de interculturele vereniging Kif Kif.)