Ramzi
07-11-03, 15:10
Letter en Geest, zaterdag 1 november 2003
Multicultureel Manifest
Mohammed Benzakour, Nanda Oudejans en Harald van Veghel
'Het Conservatief Manifest komt neer op repressie en discriminatie van het andere ras en de andere godsdienst en het enige wat men wil behouden is de welvaart in eigen kring: totalitair egoïsme verpakt als conservatisme.' De publicist Mohammed Benzakour en de filosofen Nanda Oudejans en Harald van Veghel reageren op het Conservatief Manifest van Bart Jan Spruyt en Michiel Visser (Letter & Geest, 18 oktober) met een Multicultureel Manifest: 'Of we het leuk vinden of niet, de multicultuur zál het toekomstige brandpunt zijn van de Europese democratie'.
Als kinderen van de Verlichting zijn we het aan onszelf verplicht om een langere gedachtegang in de plaats te stellen van de korte uitbarstingen van polemische woede die ons denken zo verlammen en ons gevangenhouden in etiketten en vijandige discussies die eerder een krijgszuchtige uniformering dan introspectie en intellectuele gedachtewisseling tot doel hebben.
De auteurs van het Conservatief Manifest doen een poging dit intellectuele parcours te bewandelen, zij het op krukken. Wie zich namelijk vergaloppeert door allereerst te beginnen met het maken van een onderscheid tussen het liberalisme en het conservatisme om vervolgens de meest onversneden liberale waarden - individuele vrijheid, de rechtsstaat, de onderzoekende geest, het eigendomsrecht, de vrije markt en de nachtwakersstaat - centraal te stellen, om dáárna volledig afstand te nemen van precies deze liberale geest, die kan moeilijk serieus genomen worden.
Toch menen wij dat er in dit land een spook rondwaart dat zich niet zomaar laat negeren. Niemand zal willen ontkennen dat door de migratiestromen van de afgelopen decennia er tal van problemen zijn ontstaan. De spanningen in de wijken waar toch al veel ernstige sociale problemen bestaan, vormen misschien wel de grootste uitdaging aan ons creatief vermogen. Niemand kan volhouden dat er onder de diverse bevolkingsgroepen verschillend wordt gedacht over de noodzaak van taalbeheersing, over de vraag of je mag stelen, mensen mag bedriegen of molesteren, en wel of niet een opleiding moet genieten. Daarvan het item maken in de 'waarden-en normendiscussie' is potsierlijk. Evenals de suggestie dat speciaal Marokkanen vanuit hun cultuur wel iets moeten hebben met criminaliteit. Ook als achteraf blijkt dat die ene Marokkaan een Tunesiër was, of dat die andere Marokkaan vergezeld was van twee rabiate Hollanders, of, nog zorgelijker, dat het onderzoek niet deugde.
In deze oneigenlijke polemiek gaat het Conservatief Manifest gedachteloos mee. Het komt neer op repressie en discriminatie van het andere ras en de andere godsdienst en het enige wat men wil behouden is de welvaart in eigen kring. Waarmee zich meteen de crux van het manifest openbaart: totalitair egoïsme verpakt als conservatisme. Een vruchtbare gedachtewisseling wordt overigens bij voorbaat onmogelijk gemaakt daar de auteurs niet verder terugblikken dan 1968 zodat hun duik in de geschiedenis meer weg heeft van pootje baden in troebel water.
Los van het a-historische karakter van het manifest (wat onder meer blijkt uit een miskenning van de waarde van religie voor de samenleving) is zij onwaarachtig op het moment dat twee volstrekt ongelijke grootheden tegenover elkaar worden uitgespeeld. Een godsdienst ('de Islam') wordt opgevoerd als antagonist tegenover een demografische en geografische entiteit ('het Westen'). Hier spreekt niet een godsdienst tot een godsdienst, maar een geseculariseerde cultuur (waarin godsdienst kennelijk geen openbare rol meer speelt) tot de islam. Deze redenatie is demagogisch omdat ze de suggestie wekt dat 'het Westen' het achterlijke stadium van de godsdienst reeds verlaten heeft, terwijl de term 'Islam' associaties oproept met een veel primitievere fase.
Van een diepe duik in de geschiedenis zou je mogen verwachten dat er tenminste wordt nagedacht over de betekenis van het christendom als cultuurstichtende kracht. Dan zouden we namelijk ontdekken dat het theater gegroeid is vanuit de liturgie, dat de scheiding tussen openbaringsgeloof en wetenschappelijk onderzoek voorbereid is aan de Middeleeuwse universiteiten, dat de beeldende kunst haar penselen heeft geoefend op bijbelse thema's en zo meer. Maar ook de moderne politieke instituties, met hun nadruk op de vrijheid van het individu kennen hun voorbereiding in de gewetensvrijheid en gewetenslast voor God in de werken van barmhartigheid.
De schrijvers van het manifest presenteren de westerse cultuur echter als godsdienstig onverschillig. Iedere verwijzing naar het christendom ontbreekt, behalve in de namen van Pax Christi en het IKV, waarvoor de subsidie 'ogenblikkelijk dient te worden stopgezet'. Hoe kan men bij deze a-historische verblinding ten aanzien van de betekenis van religie voor de cultuur komen tot een eerlijke beschouwing van de rol die godsdienst speelt voor islamieten in het alledaagse leven?
Door de eigen religieuze wortels van de westerse beschaving te negeren wordt het pad geëffend waarop het Westen (dat het achterlijke stadium van godsdienst heeft verlaten) en de islam als onverzoenbaar tegenover elkaar worden gesteld. De overtuiging dat de islam irrationeel is en geen verlichting kent is alomtegenwoordig. De gelijkstelling van de islam aan onverdraagzaamheid en fundamentalisme hoort daarbij. De werkelijkheid is echter een andere. De idee dat de islam in essentie gedragen wordt door waarden die haaks op de 'onze' staan, is vanuit alleen al historisch (laat staan theologisch) oogpunt onhoudbaar.
De traditie van verlichting en rationaliteit, de Moe'tazila, heeft de islam reeds in de tiende eeuw gekend. De falasifa (filosofie) werd er breed bezongen en het denken was zo vrij als een jonge vogel. Grote nadruk werd er gelegd op verdraagzaamheid, humaniteit en menselijke vrijheid waarbij de Koran beschouwd werd als een dialectisch en geschapen (dus niet eeuwig) document. Dat het deze islamitische school was die Plato, Aristoteles en andere Griekse klassiekers voor het Westen openbaarde, wordt vandaag opvallend gemakkelijk over het hoofd gezien.
Deze oase van vrijmoedig denken was echter geen lang leven beschoren. Alras opende de tirannieke Abbasidische dynastie de jacht op tal van islamitische vrijdenkers. Denkers als Al Kindi en Al Chawarizimi werden vervolgd en geëxecuteerd, en hun boeken, die een directe bedreiging vormden voor de machthebbers, belandden op de brandstapel. Elk spitsvondig denken werd onmiddellijk afgedaan als 'blasfemie' en er werd een absolute islam opgelegd die volledig in dienst stond van de heerser in plaats van het volk; een stand van zaken die mutatis mutandis gehandhaafd is gebleven tot op de dag van vandaag.
Veel huidige Arabische regimes zijn niet minder dan geperverteerde, despotische (en in veel gevallen door de VS in het zadel geholpen én gehandhaafde) entiteiten die zich weliswaar uit lijfsbehoud en legitimatie als 'islamitisch' presenteren, maar zich in hun wezen en praktijk volledig hebben losgezongen van de geest van de islam. Meningsvrijheid en spiritualiteit hebben plaatsgemaakt voor orthodoxie en dogma. De geleidelijke verbanning van de 10de-eeuwse traditie van de islamitische ijtihad (interpretatie, discussie, exegese) is dan ook een grote culturele ramp.
Het pad van het reactionaire islamisme werd aldus geëffend, niet door een 'natuurlijke' ontwikkeling van de islam maar door een opeenvolging van onderdrukkende regimes, die later weer gekoloniseerd werden, beginnend met de inval van Napoleon in Egypte eind achttiende eeuw, zich voortzettend met de verovering van Noord-Afrika, overgaand in vergelijkbare ondernemingen in Vietnam, Egypte, Palestina, en, in de hele 20ste eeuw, met de strijd om olie en de strategische zeggenschap in de Golf (Irak, Syrië, Palestina, Afghanistan). Wat weer later resulteerde in dictatoriale regimes die in veel gevallen kunnen rekenen op het veilige bondgenootschap van het beschaafde Westen. Nog onlangs is de Saoedische politie massaal uitgerukt, met Amerikaanse waterkanonnen en al, om een islamitisch geïnspireerde demonstratie voor meer mensenrechten en democratie hardhandig de kop in te drukken. Het was de zoveelste uiting van repressie van de volkswil.
Terecht erkennen we dat het bewustzijn van onze tijd blijvend is veranderd door de Holocaust. Maar waarom passen we deze bewustzijnsverschuiving niet ook toe op dat wat het eeuwenlange westerse imperialisme teweeg heeft gebracht en wat Amerika en Israël nog altijd doen? Wellicht begrijpen we de houding van moslims in het algemeen en die in Nederland wonen dan stukken beter.
Geschiedenis is geschiedenis voor wie de moeite neemt haar te kennen, maar men verkiest de gemakzuchtige U-bocht: In Egypte, Syrië, en Algerije bestaat geen democratie, worden mensenrechten geschonden, hebben vrouwen minder rechten en tiert de corruptie welig. Egypte, Syrië, Algerije zijn islamitische naties, ergo: de islam is anti-democratie, anti-mensenrechten, anti-vrouwen en pro-corruptie. Dit heet de logica van het sofistische syllogisme: 'ik pas in mijn jas, mijn jas past in mijn tas dus ik pas in mijn tas.' Door de islam bewust of onbewust (in)direct te verbinden met het fundamentalisme kan men deze cultuur en godsdienst gemakkelijk afdoen als een verouderd systeem dat niet meer past in onze moderne, democratische epoche. Liever toont men beelden van schuimbekkende baardmannen die Amerikaanse en Israëlische vlaggen verbranden dan de optocht van duizenden moslimintellectuelen door de straten van Damascus en Rabat die zich tegen Rushdie's fatwa keren en oproepen tot een Democratisch Islamitisch Reveil.
Natuurlijk heeft iedereen recht op zijn eigen bevangenheid en oogkleppen, maar hoeveel rijker en waarachtiger zou de islam-discussie zijn als meer aandacht werd geschonken aan de actuele discussie in de Arabische wereld. Progressieve moslimdenkers zoals Nasr Aboe Zaid en Abed Djaberi brengen met hun boeken miljoenen moslimjongeren van Jordanië tot Marokko in contact met een islam die openheid en individuele meningsvorming als onmisbaar deel van zijn traditie beschouwt. Beroemde islamitische feministes als Nawal El Sadawi en Fatima Mernissi gebruiken de koran als stok om de patriarchale, tribale en machistische praktijken mee te slaan. Dat kunnen we ons hier nauwelijks meer voorstellen. De winnares van de Nobelprijs voor de Vrede, de Iranese juriste Shirin Ebadi zei bij haar onderscheiding dat ze 'als moslim probeert de democratie en mensenrechten te verdedigen'. En welke Nederlandse stukjesschrijver heeft het onlangs gepresenteerde VN-rapport Arab Human Development Report 2003 behandeld, waarin tal van Arabische intellectuelen en wetenschappers hun hoop uitspreken op verbetering van de Arabische wereld 'op basis van de kracht van de islam - voorzover die niet politiek wordt gebruikt of misbruikt - en de lange beschavingsgeschiedenis van de Arabische wereld, die juist bloeide toen zij zich openstelde voor invloeden van buitenaf'?
In plaats van dergelijke wapenfeiten op hun merites te beoordelen, zwelgt men liever in een inflatoir en naar binnen gekeerd geleuter over een vermeend superieur Westen. Ondertussen heeft de gedachte van het multiculturele drama algemeen postgevat, terwijl elke loslippige amateur-imam of losgeslagen Marokkaanse tasjesdief gretig aangegrepen wordt als bewijs voor het multiculturele failliet. Met een Oost-Indische doofheid overigens die aan het kolderieke grenst. Want toen op 7 oktober de Onderwijsinspectie de resultaten van haar onderzoek naar islamitisch scholen (in de algemene opinievorming aangestipt als 'broeinesten van terrorisme') presenteerde, waaruit bleek dat tijdens de godsdienstlessen zaken worden gedoceerd die allesbehalve in strijd zijn met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, was het oorverdovend stil in monocultureel opinieland.
De vraag is fundamenteler: is alle ellende begonnen met migratie of is alle ellende begonnen toen de mens zijn land ging begrenzen? Rousseau had het juist gezien toen hij opmerkte: ,,De ware grondlegger van de burgerlijke maatschappij was hij die als eerste een stuk grond omheinde, zich verstoutte te zeggen 'dit is van mij', en onnozelaars trof die hem geloofden. Hoeveel misdaden, oorlogen, moordpartijen, ellende en verschrikkingen zou het mensengeslacht niet bespaard zijn gebleven als iemand toen de palen had uitgerukt of de grachten dichtgegooid en zijn medemens had toegeroepen: 'luister niet naar deze bedrieger; jullie zijn verloren als jullie vergeten dat de vruchten van de aarde van iedereen zijn en de aarde van niemand is.'' Maar de geschiedenis kent haar eigen wetten, en deze wetten hebben zich weinig van Rousseau aangetrokken. Territorium, openbare ruimte, cultuur, identiteit, oost, west, het zijn duizelingwekkende containerbegrippen geworden. Alles past erin. Wat behoort jou toe, wat behoort mij toe? Wat is goed, wat is fout?
Multicultureel Manifest
Mohammed Benzakour, Nanda Oudejans en Harald van Veghel
'Het Conservatief Manifest komt neer op repressie en discriminatie van het andere ras en de andere godsdienst en het enige wat men wil behouden is de welvaart in eigen kring: totalitair egoïsme verpakt als conservatisme.' De publicist Mohammed Benzakour en de filosofen Nanda Oudejans en Harald van Veghel reageren op het Conservatief Manifest van Bart Jan Spruyt en Michiel Visser (Letter & Geest, 18 oktober) met een Multicultureel Manifest: 'Of we het leuk vinden of niet, de multicultuur zál het toekomstige brandpunt zijn van de Europese democratie'.
Als kinderen van de Verlichting zijn we het aan onszelf verplicht om een langere gedachtegang in de plaats te stellen van de korte uitbarstingen van polemische woede die ons denken zo verlammen en ons gevangenhouden in etiketten en vijandige discussies die eerder een krijgszuchtige uniformering dan introspectie en intellectuele gedachtewisseling tot doel hebben.
De auteurs van het Conservatief Manifest doen een poging dit intellectuele parcours te bewandelen, zij het op krukken. Wie zich namelijk vergaloppeert door allereerst te beginnen met het maken van een onderscheid tussen het liberalisme en het conservatisme om vervolgens de meest onversneden liberale waarden - individuele vrijheid, de rechtsstaat, de onderzoekende geest, het eigendomsrecht, de vrije markt en de nachtwakersstaat - centraal te stellen, om dáárna volledig afstand te nemen van precies deze liberale geest, die kan moeilijk serieus genomen worden.
Toch menen wij dat er in dit land een spook rondwaart dat zich niet zomaar laat negeren. Niemand zal willen ontkennen dat door de migratiestromen van de afgelopen decennia er tal van problemen zijn ontstaan. De spanningen in de wijken waar toch al veel ernstige sociale problemen bestaan, vormen misschien wel de grootste uitdaging aan ons creatief vermogen. Niemand kan volhouden dat er onder de diverse bevolkingsgroepen verschillend wordt gedacht over de noodzaak van taalbeheersing, over de vraag of je mag stelen, mensen mag bedriegen of molesteren, en wel of niet een opleiding moet genieten. Daarvan het item maken in de 'waarden-en normendiscussie' is potsierlijk. Evenals de suggestie dat speciaal Marokkanen vanuit hun cultuur wel iets moeten hebben met criminaliteit. Ook als achteraf blijkt dat die ene Marokkaan een Tunesiër was, of dat die andere Marokkaan vergezeld was van twee rabiate Hollanders, of, nog zorgelijker, dat het onderzoek niet deugde.
In deze oneigenlijke polemiek gaat het Conservatief Manifest gedachteloos mee. Het komt neer op repressie en discriminatie van het andere ras en de andere godsdienst en het enige wat men wil behouden is de welvaart in eigen kring. Waarmee zich meteen de crux van het manifest openbaart: totalitair egoïsme verpakt als conservatisme. Een vruchtbare gedachtewisseling wordt overigens bij voorbaat onmogelijk gemaakt daar de auteurs niet verder terugblikken dan 1968 zodat hun duik in de geschiedenis meer weg heeft van pootje baden in troebel water.
Los van het a-historische karakter van het manifest (wat onder meer blijkt uit een miskenning van de waarde van religie voor de samenleving) is zij onwaarachtig op het moment dat twee volstrekt ongelijke grootheden tegenover elkaar worden uitgespeeld. Een godsdienst ('de Islam') wordt opgevoerd als antagonist tegenover een demografische en geografische entiteit ('het Westen'). Hier spreekt niet een godsdienst tot een godsdienst, maar een geseculariseerde cultuur (waarin godsdienst kennelijk geen openbare rol meer speelt) tot de islam. Deze redenatie is demagogisch omdat ze de suggestie wekt dat 'het Westen' het achterlijke stadium van de godsdienst reeds verlaten heeft, terwijl de term 'Islam' associaties oproept met een veel primitievere fase.
Van een diepe duik in de geschiedenis zou je mogen verwachten dat er tenminste wordt nagedacht over de betekenis van het christendom als cultuurstichtende kracht. Dan zouden we namelijk ontdekken dat het theater gegroeid is vanuit de liturgie, dat de scheiding tussen openbaringsgeloof en wetenschappelijk onderzoek voorbereid is aan de Middeleeuwse universiteiten, dat de beeldende kunst haar penselen heeft geoefend op bijbelse thema's en zo meer. Maar ook de moderne politieke instituties, met hun nadruk op de vrijheid van het individu kennen hun voorbereiding in de gewetensvrijheid en gewetenslast voor God in de werken van barmhartigheid.
De schrijvers van het manifest presenteren de westerse cultuur echter als godsdienstig onverschillig. Iedere verwijzing naar het christendom ontbreekt, behalve in de namen van Pax Christi en het IKV, waarvoor de subsidie 'ogenblikkelijk dient te worden stopgezet'. Hoe kan men bij deze a-historische verblinding ten aanzien van de betekenis van religie voor de cultuur komen tot een eerlijke beschouwing van de rol die godsdienst speelt voor islamieten in het alledaagse leven?
Door de eigen religieuze wortels van de westerse beschaving te negeren wordt het pad geëffend waarop het Westen (dat het achterlijke stadium van godsdienst heeft verlaten) en de islam als onverzoenbaar tegenover elkaar worden gesteld. De overtuiging dat de islam irrationeel is en geen verlichting kent is alomtegenwoordig. De gelijkstelling van de islam aan onverdraagzaamheid en fundamentalisme hoort daarbij. De werkelijkheid is echter een andere. De idee dat de islam in essentie gedragen wordt door waarden die haaks op de 'onze' staan, is vanuit alleen al historisch (laat staan theologisch) oogpunt onhoudbaar.
De traditie van verlichting en rationaliteit, de Moe'tazila, heeft de islam reeds in de tiende eeuw gekend. De falasifa (filosofie) werd er breed bezongen en het denken was zo vrij als een jonge vogel. Grote nadruk werd er gelegd op verdraagzaamheid, humaniteit en menselijke vrijheid waarbij de Koran beschouwd werd als een dialectisch en geschapen (dus niet eeuwig) document. Dat het deze islamitische school was die Plato, Aristoteles en andere Griekse klassiekers voor het Westen openbaarde, wordt vandaag opvallend gemakkelijk over het hoofd gezien.
Deze oase van vrijmoedig denken was echter geen lang leven beschoren. Alras opende de tirannieke Abbasidische dynastie de jacht op tal van islamitische vrijdenkers. Denkers als Al Kindi en Al Chawarizimi werden vervolgd en geëxecuteerd, en hun boeken, die een directe bedreiging vormden voor de machthebbers, belandden op de brandstapel. Elk spitsvondig denken werd onmiddellijk afgedaan als 'blasfemie' en er werd een absolute islam opgelegd die volledig in dienst stond van de heerser in plaats van het volk; een stand van zaken die mutatis mutandis gehandhaafd is gebleven tot op de dag van vandaag.
Veel huidige Arabische regimes zijn niet minder dan geperverteerde, despotische (en in veel gevallen door de VS in het zadel geholpen én gehandhaafde) entiteiten die zich weliswaar uit lijfsbehoud en legitimatie als 'islamitisch' presenteren, maar zich in hun wezen en praktijk volledig hebben losgezongen van de geest van de islam. Meningsvrijheid en spiritualiteit hebben plaatsgemaakt voor orthodoxie en dogma. De geleidelijke verbanning van de 10de-eeuwse traditie van de islamitische ijtihad (interpretatie, discussie, exegese) is dan ook een grote culturele ramp.
Het pad van het reactionaire islamisme werd aldus geëffend, niet door een 'natuurlijke' ontwikkeling van de islam maar door een opeenvolging van onderdrukkende regimes, die later weer gekoloniseerd werden, beginnend met de inval van Napoleon in Egypte eind achttiende eeuw, zich voortzettend met de verovering van Noord-Afrika, overgaand in vergelijkbare ondernemingen in Vietnam, Egypte, Palestina, en, in de hele 20ste eeuw, met de strijd om olie en de strategische zeggenschap in de Golf (Irak, Syrië, Palestina, Afghanistan). Wat weer later resulteerde in dictatoriale regimes die in veel gevallen kunnen rekenen op het veilige bondgenootschap van het beschaafde Westen. Nog onlangs is de Saoedische politie massaal uitgerukt, met Amerikaanse waterkanonnen en al, om een islamitisch geïnspireerde demonstratie voor meer mensenrechten en democratie hardhandig de kop in te drukken. Het was de zoveelste uiting van repressie van de volkswil.
Terecht erkennen we dat het bewustzijn van onze tijd blijvend is veranderd door de Holocaust. Maar waarom passen we deze bewustzijnsverschuiving niet ook toe op dat wat het eeuwenlange westerse imperialisme teweeg heeft gebracht en wat Amerika en Israël nog altijd doen? Wellicht begrijpen we de houding van moslims in het algemeen en die in Nederland wonen dan stukken beter.
Geschiedenis is geschiedenis voor wie de moeite neemt haar te kennen, maar men verkiest de gemakzuchtige U-bocht: In Egypte, Syrië, en Algerije bestaat geen democratie, worden mensenrechten geschonden, hebben vrouwen minder rechten en tiert de corruptie welig. Egypte, Syrië, Algerije zijn islamitische naties, ergo: de islam is anti-democratie, anti-mensenrechten, anti-vrouwen en pro-corruptie. Dit heet de logica van het sofistische syllogisme: 'ik pas in mijn jas, mijn jas past in mijn tas dus ik pas in mijn tas.' Door de islam bewust of onbewust (in)direct te verbinden met het fundamentalisme kan men deze cultuur en godsdienst gemakkelijk afdoen als een verouderd systeem dat niet meer past in onze moderne, democratische epoche. Liever toont men beelden van schuimbekkende baardmannen die Amerikaanse en Israëlische vlaggen verbranden dan de optocht van duizenden moslimintellectuelen door de straten van Damascus en Rabat die zich tegen Rushdie's fatwa keren en oproepen tot een Democratisch Islamitisch Reveil.
Natuurlijk heeft iedereen recht op zijn eigen bevangenheid en oogkleppen, maar hoeveel rijker en waarachtiger zou de islam-discussie zijn als meer aandacht werd geschonken aan de actuele discussie in de Arabische wereld. Progressieve moslimdenkers zoals Nasr Aboe Zaid en Abed Djaberi brengen met hun boeken miljoenen moslimjongeren van Jordanië tot Marokko in contact met een islam die openheid en individuele meningsvorming als onmisbaar deel van zijn traditie beschouwt. Beroemde islamitische feministes als Nawal El Sadawi en Fatima Mernissi gebruiken de koran als stok om de patriarchale, tribale en machistische praktijken mee te slaan. Dat kunnen we ons hier nauwelijks meer voorstellen. De winnares van de Nobelprijs voor de Vrede, de Iranese juriste Shirin Ebadi zei bij haar onderscheiding dat ze 'als moslim probeert de democratie en mensenrechten te verdedigen'. En welke Nederlandse stukjesschrijver heeft het onlangs gepresenteerde VN-rapport Arab Human Development Report 2003 behandeld, waarin tal van Arabische intellectuelen en wetenschappers hun hoop uitspreken op verbetering van de Arabische wereld 'op basis van de kracht van de islam - voorzover die niet politiek wordt gebruikt of misbruikt - en de lange beschavingsgeschiedenis van de Arabische wereld, die juist bloeide toen zij zich openstelde voor invloeden van buitenaf'?
In plaats van dergelijke wapenfeiten op hun merites te beoordelen, zwelgt men liever in een inflatoir en naar binnen gekeerd geleuter over een vermeend superieur Westen. Ondertussen heeft de gedachte van het multiculturele drama algemeen postgevat, terwijl elke loslippige amateur-imam of losgeslagen Marokkaanse tasjesdief gretig aangegrepen wordt als bewijs voor het multiculturele failliet. Met een Oost-Indische doofheid overigens die aan het kolderieke grenst. Want toen op 7 oktober de Onderwijsinspectie de resultaten van haar onderzoek naar islamitisch scholen (in de algemene opinievorming aangestipt als 'broeinesten van terrorisme') presenteerde, waaruit bleek dat tijdens de godsdienstlessen zaken worden gedoceerd die allesbehalve in strijd zijn met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, was het oorverdovend stil in monocultureel opinieland.
De vraag is fundamenteler: is alle ellende begonnen met migratie of is alle ellende begonnen toen de mens zijn land ging begrenzen? Rousseau had het juist gezien toen hij opmerkte: ,,De ware grondlegger van de burgerlijke maatschappij was hij die als eerste een stuk grond omheinde, zich verstoutte te zeggen 'dit is van mij', en onnozelaars trof die hem geloofden. Hoeveel misdaden, oorlogen, moordpartijen, ellende en verschrikkingen zou het mensengeslacht niet bespaard zijn gebleven als iemand toen de palen had uitgerukt of de grachten dichtgegooid en zijn medemens had toegeroepen: 'luister niet naar deze bedrieger; jullie zijn verloren als jullie vergeten dat de vruchten van de aarde van iedereen zijn en de aarde van niemand is.'' Maar de geschiedenis kent haar eigen wetten, en deze wetten hebben zich weinig van Rousseau aangetrokken. Territorium, openbare ruimte, cultuur, identiteit, oost, west, het zijn duizelingwekkende containerbegrippen geworden. Alles past erin. Wat behoort jou toe, wat behoort mij toe? Wat is goed, wat is fout?