Hoerriya
07-11-03, 19:12
de analogie tussen zionisme en apartheid
Ian Urbina
Een nieuwe vergelijking was het niet, maar het deed heel wat stof opwaaien. In juni 2001 publiceerden Ronnie Kasrils en Max Ozinsky, twee joodse helden uit Zuid-Afrika's strijd tegen het door de staat geleide racisme, in een krant in Pretoria een brief waarin de Israelische bezetting van Palestijns gebied vergeleken werd met de Zuid-Afrikaanse apartheid.
De brief, mede-ondertekend door enkele honderden andere prominente joodse leiders, en met de titel 'Niet in mijn naam', riep op tot onmiddellijke beëindiging van de bezetting en leidde tot maandenlange opschudding in de Zuid-Afrikaanse pers. Korter geleden trok Nobelprijswinnaar bisschop Desmond Tutu de parallel met de apartheid in zijn artikel waarin hij Israel tot volledige terugtrekking opriep.(1) De petitie van Kasrils en Ozinsky roept in Zuid-Afrika nog steeds zowel steun als verzet op.
Bij links georiënteerde Israelirs wordt over deze vergelijking al minstens sinds eind jaren tachtig gediscussieerd, toen de Israelische antropoloog Uri Davis zijn beroemde werk 'Israel, een apartheidsstaat' publiceerde. Op de in september 2001 in het Zuid-Afrikaanse Durban gehouden VN-conferentie over racisme werden de oproepen om de bezetting met de apartheid te vergelijken overstemd door de meer opruiende bewering: 'Zionisme is racisme', en daardoor kregen ze in de pers weinig inhoudelijke of evenwichtige aandacht. Maar plotseling komt de analogie meer in omloop, naarmate de pogingen om universiteiten en andere instellingen te overreden niet meer in Israel te investeren internationaal en in de Verenigde Staten aan kracht winnen.
de opkomende apartheid
Het Zuid-Afrika van de apartheid was gebaseerd op een 'wij hier, zij daar'-formule van territoriale scheiding, waarin het door blanken bestuurde gebied 87 procent van het land omvatte, met inbegrip van de grote steden en het grootste deel van de bebouwbare grond. In naam onafhankelijke bantoestans besloegen, in een hoefijzervormige archipel langs de randen van de natie, de overige 13 procent van het grondgebied. Er is een treffende overeenkomst met Israel-Palestina, waar de staat Israel 78 procent van het oorspronkelijke Britse mandaatgebied uitmaakt, terwijl Palestina, een natie-in-wording, de overige 22 procent beslaat. Begin september 2000 organiseerden Israelische activisten een congres in Neve Shalom ter lancering van een Campagne tegen een Opkomende Apartheid, volgens sommige links-radicalen een passende beschrijving van Israels 'controlestelsel' in Palestina, dat bestaat uit nederzettingen, ringwegen, veiligheidszones en controleposten.(2)
Vooral sinds de 'Operatie Verdedigingsschild', die Palestijnen verplicht om bij de Israeliërs vergunningen te halen om op de Westelijke Jordaanoever van de ene door tanks omsingelde enclave naar de andere te reizen, heeft het leven voor de gemiddelde inwoner van de bezette gebieden in meer dan één opzicht overeenkomst met dat in de townships van het apartheid-tijdperk. Meest opvallend hierbij is dat na 1967 de Palestijnse arbeiders even afhankelijk geworden zijn van werk binnen Israel als de inwoners van de townships dat waren van banen in de door blanken overheerste steden, en even kwetsbaar voor collectieve straffen als grensafsluitingen en blokkades. En intussen doet de groeiende Israelische refusenik-beweging denken aan de beperkte anti-dienstplicht-campagne die zich eind jaren tachtig in Zuid-Afrika afspeelde. Gedecoreerde officieren die weigeren als militair in de bezette gebieden te dienen zijn een politiek probleem voor de Israelische strijdkrachten. Diegenen van hen die niet in de gevangenis zitten timmeren aan de weg en betogen in Amerikaanse synagogen en universiteiten dat de bezetting niet alleen verkeerd is, maar ook een formule voor constante onveiligheid. Net als in het huidige Israel was het vervullen van de dienstplicht in het Zuid-Afrika van de apartheid een essentieel bestanddeel van het nationale bouwwerk, dienstweigering was zeldzaam en er rustte een zwaar stigma op. De regering trachtte de jonge officieren te annexeren door alternatieve vormen van dienst te bieden, maar dat mislukte. De acties hebben ertoe bijgedragen Pretoria te overtuigen dat zijn apartheidspolitiek eenvoudig onhoudbaar was.
De analogie met Zuid-Afrika roept ook herinneringen op aan de internationale activistische beweging voor het ontmantelen van de apartheid, welke beweging zich ontwikkelde eind jaren zeventig en in de jaren tachtig. Deze beweging vanuit de basis bestond uit op universiteiten en regeringen gerichte desinvesteringsacties, consumenten-boycotacties, wapenembargo's en uiteindelijk economische sancties tegen het apartheidsregime. Studenten spraken hun universiteitsbesturen aan, vakbondsleden zetten hun aandeelhouders onder druk, kerkelijke groeperingen informeerden hun geloofsgenoten, en zo bracht een populistische beweging uiteindelijk een radicale verandering.
terug naar Berkeley
Een bolwerk van activistisch links in de Verenigde Staten, de stad Berkeley, is onder andere beroemd geworden door haar baanbrekende beslissing in 1979 om de investeringen uit Zuid-Afrika terug te trekken, een belangrijk keerpunt in de strijd tegen de apartheid. In de jaren daarna ging de stad ook over tot boycots tegen bedrijven die medeplichtig waren aan repressieve activiteiten in Indonesië, Nigerië en Tibet. Meer recent werd de stad zelf met een boycot bedreigd toen ze opriep tot het beëindigen van de Amerikaanse bombardementen in Afghanistan.(3)
Kortgeleden nam de gemeenteraad van Berkeley een voorstel van de in die stad gevestigde Peace and Justice Commission in overweging om over te gaan tot een gemeentelijke boycot van financiële banden met Israel. Het voorstel hield ook de eis in dat een VN-vredesmacht naar de regio gestuurd moest worden, en dat het Congres hoorzittingen moest beleggen over schendingen van de rechten van de mens in het gebied.(4) De maatregel werd afgestemd, maar als ze aangenomen was zou het Opperste Gerechtshof waarschijnlijk ingegrepen hebben. Twee jaar geleden verbood dit hof Berkeley en alle andere steden om Birma te boycotten, met de uitspraak dat 'de Verenigde Staten in de buitenlandse politiek met één stem moeten spreken.'(5)
Niet ver van de raadszaal van Berkeley zijn studenten van de Universiteit van Californië-Berkeley al enige tijd actief tegen de Israelische bezetting. 'Students for Justice in Palestine' (SJP), een in het najaar van 2000 opgerichte groepering, heeft zich ten doel gesteld de Raad van Bestuur ertoe te brengen de geschatte 6,4 miljard dollar te heroverwegen, die het universiteitscomplex thans investeert in bedrijven die veel zaken doen met Israel (door deze groep aangeduid als transacties ter waarde van 5 miljoen dollar of meer per jaar). Hun petitie spreekt uit dat er niet meer in Israel geïnvesteerd moet worden totdat vier voorwaarden vervuld zijn: volledige naleving van Veiligheidsraadsresolutie 242 en terugtrekking uit de bezette gebieden, beëindiging van het legale gebruik van marteling in Israel, een volledige stop op de nederzettingen, en uitvoering van Veiligheidsraadsresolutie 194 over de rechten van de vluchtelingen. Tot nu toe heeft SJP ruim 5000 handtekeningen van studenten ingezameld. Haar kracht komt gedeeltelijk voort uit het bouwen van coalities. Deze organisatie, die ook joodse studenten onder haar leden heeft, heeft een aantal gedurfde en creatieve gezamenlijke acties gevoerd met groepen als Jews Against the Occupation en Jews for a Free Palestine.
Bij haar eerste demonstratie heeft de groep een blokkade uitgevoerd van Sather Gate -een van de belangrijkste ingangen tot het universiteitsterrein- en er een Israelische controlepost van gemaakt. Aan één kant van de poort, die gemarkeerd was met 'Alleen voor joden', was er vrije toegang. Aan de andere kant, gemarkeerd met 'Palestijnen' stonden SJP-leden in militair tenue en gewapend met kartonnen geweren. Zij vroegen de voorbijgangers naar hun bestemming en naar de reden waarom ze onderweg waren, en eisten hun legitimatie te zien te krijgen. Korter geleden hebben SJP-activisten Wheeler Hall 'bezet', een van de grootste gebouwen van Berkeley, en op drie na alle ingangen geblokkeerd. Het universiteitsbestuur verbood de groep officieel alle activiteit op het universiteitsterrein, de eerste keer dat zoiets gebeurde in de tumultueuze geschiedenis van studentenverzet die deze universiteit kent. Later is dit verbod opgeheven, en de aanklachten tegen 32 tijdens de bezetting gearresteerde studenten werden geseponeerd.
Sommige studenten van de Universiteit van Californië hebben een zware persoonlijke prijs betaald voor hun activisme. Robert O'Neill, student van Berkeley, en Nauman Zaida van UC-Riverside deden mee met de activisten van de Internationale Solidariteits Beweging die de belegerde Palestijnen en geestelijken in de Bethlehemse Geboortekerk bezochten. Toen zij uiteindelijk de kerk verlieten, werden beide studenten gearresteerd en naar de Masiyahu gevangenis in Ramle in Israel gestuurd. In alle andere gevallen zou politieke gevangenschap van Amerikaanse burgers aanzienlijk rumoer veroorzaakt hebben, maar voor deze twee studenten stak het State Department niet zijn nek uit. De twee studenten hebben kortgeleden in hun cel bericht van de Universiteit van Californië ontvangen dat zij geschorst zijn.
In het algemeen lijken de activisten van SJP te beseffen dat een beweging niet zonder politieke dynamiek kan. In februari heeft de organisatie een congres belegd waaraan 500 studenten uit alle delen van het land deelnamen, om te bezien hoe de desinvesterings-campagne kon worden verbreid over de universiteiten in heel de natie. De discussies omvatten de registers van politieke, juridische en tactische kwesties, zoals de vraag hoe men aan betrouwbare cijfers over universitaire investeringen komt en de vraag hoe een gebouw veilig afgesloten kan worden. Berkeley was een ideale locatie voor dit congres, aangezien de studenten daar in 1986 hun universiteit wisten te dwingen haar 3 miljard dollar uit Zuid-Afrika weg te halen, en zo de eerste grote instelling te worden die hier een standpunt innam.
bliksemafleider
Binnen enkele weken na het recente congres kwamen de eerste initiatieven voor soortgelijke campagnes bij de universiteiten van Yale, Penn State en Columbia. Studenten van de universiteit van Illinois belegden een vergadering met de Raad van Beheer over de slordige 30 miljoen dollar die de universiteit in de Israelische economie geïnvesteerd had. Demonstraties in de stijl van SJP vonden navolging op universiteitsterreinen als die van Georgetown en de Universiteit van Michigan, waar studenten een imitatie-vluchtelingenkamp in het leven riepen.(6) De universiteit van Princeton, die ruim 100 miljoen dollar belegd heeft in met Israel verbonden bedrijven, kan ook studentenacties verwachten. Niet lang nadat Israel de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens belette om een missie van drie leden naar de bezette gebieden te sturen voor een onderzoek naar beweerde schendingen van mensenrechten, stelde volkenrechtsgeleerde Richard Falk, die een van die drie beoogde leden was, zich achter de desinvesteringscampagne van Princeton.
Een gemeenschappelijke actie bij het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en de Universiteit van Harvard heeft de steun gekregen van enkele honderden studenten en ruim honderd stafleden. Deze actie heeft ook als een van de weinige slim gebruik gemaakt van de oud-studenten. Door het arsenaal van afgestudeerden aan te boren heeft deze groep zelfs openlijke steun van binnen Israel weten te krijgen. Op hun petitie prijken de handtekeningen van professoren aan verschillende Israelische universiteiten; een van de hoofdsprekers op de recente teach-in was Yosef Grodzinsky, professor in de psychologie aan de universiteit van Tel Aviv, die betoogde dat het feit dat Israel 'de enige democratie in het Midden-Oosten' is, 'niet het voortduren van de militaire bezetting rechtvaardigt'.(7) Verder werken aan het bouwen van coalities met de progressieve joods-Amerikaanse gemeenschap en, waar mogelijk, met Israelisch links, zal voor de beweging van onschatbare waarde zijn. Evenzeer zal het absoluut wezenlijk zijn om waakzaam en pro-actief toe te zien op de mogelijkheid van antisemitisme in de eigen rijen.
Als bliksemafleider voor de pers en als organisatiebeginsel voor het onderwijs moet de campagne bij elk van deze twee universiteiten tegen de stroom oproeien om ze zo ver te krijgen dat ze hun beleggingsportefeuille gaan heroverwegen. Tijdens de Zuid-Afrikaanse desinvesteringscampagnes heeft het MIT zijn geld totaal niet teruggehaald, en Harvard heeft zich tot het bittere einde verzet. Zelfs nog in 1989 bezat Harvard -het tehuis van het vetste universiteitskapitaal in het land- nog steeds aanzienlijke aandelen in de Zuid-Afrikaanse economie, en datzelfde jaar bood het ook hardnekkig verzet toen Tutu een poging deed om een zetel te krijgen in de Raad van Toezicht van Harvard om aldus de universiteit onder druk te zetten.(8) Thans bezit Harvard ruwweg 614 miljoen dollar die belegd zijn in bedrijven die op grote schaal zaken doen in Israel. Het MIT is nog niet klaar met het cijferwerk.
ingewikkelde portefeuilles
Boycotten is niet meer wat het geweest is. De mondialisering heeft de financiële wereld heel wat ingewikkelder gemaakt. Oog in oog gekomen met de onmogelijkheid om de Gordiaanse knoop van de multinationale investeringen te ontwarren hebben studenten al opgeroepen om die hele knoop eenvoudig door te hakken. Maar aangezien er enorme en ongelijksoortige financiële spelers als General Electric, Microsoft en Coca Cola in de balans hangen, zou er een massale volksmacht nodig zijn om dat doorhakken mogelijk te maken.
Universiteitsportefeuilles zijn niet alleen ingewikkelder, ze zijn ook groter. Ten tijde van de vorige desinvesteringscampagne bedroegen de totale investeringen van de Universiteit van Californië 9 miljard dollar. Op het ogenblik omvat die portefeuille 54 miljard dollar. In tegenstelling tot de jaren tachtig, toen universiteiten vaak rechtstreeks belegden in bedrijven die zaken deden met Zuid-Afrika, loodsen universiteiten nu het grootste deel van hun geld naar index-fondsen die ter wille van het beste rendement hun investeringen over een breed arsenaal van bedrijven spreiden.(9) De huidige investeringen van de Universiteit van Californië zijn ook opzettelijk gebonden aan de pensioenfondsen voor 136.000 personeelsleden en aan de bedrijfsbegrotingen van enkele van de grootste onderzoeksfaciliteiten, wat betekent dat het universiteitsbestuur altijd de studenten en activisten kan uitspelen tegen de gepensioneerden en de onderzoekers.
Ian Urbina
Een nieuwe vergelijking was het niet, maar het deed heel wat stof opwaaien. In juni 2001 publiceerden Ronnie Kasrils en Max Ozinsky, twee joodse helden uit Zuid-Afrika's strijd tegen het door de staat geleide racisme, in een krant in Pretoria een brief waarin de Israelische bezetting van Palestijns gebied vergeleken werd met de Zuid-Afrikaanse apartheid.
De brief, mede-ondertekend door enkele honderden andere prominente joodse leiders, en met de titel 'Niet in mijn naam', riep op tot onmiddellijke beëindiging van de bezetting en leidde tot maandenlange opschudding in de Zuid-Afrikaanse pers. Korter geleden trok Nobelprijswinnaar bisschop Desmond Tutu de parallel met de apartheid in zijn artikel waarin hij Israel tot volledige terugtrekking opriep.(1) De petitie van Kasrils en Ozinsky roept in Zuid-Afrika nog steeds zowel steun als verzet op.
Bij links georiënteerde Israelirs wordt over deze vergelijking al minstens sinds eind jaren tachtig gediscussieerd, toen de Israelische antropoloog Uri Davis zijn beroemde werk 'Israel, een apartheidsstaat' publiceerde. Op de in september 2001 in het Zuid-Afrikaanse Durban gehouden VN-conferentie over racisme werden de oproepen om de bezetting met de apartheid te vergelijken overstemd door de meer opruiende bewering: 'Zionisme is racisme', en daardoor kregen ze in de pers weinig inhoudelijke of evenwichtige aandacht. Maar plotseling komt de analogie meer in omloop, naarmate de pogingen om universiteiten en andere instellingen te overreden niet meer in Israel te investeren internationaal en in de Verenigde Staten aan kracht winnen.
de opkomende apartheid
Het Zuid-Afrika van de apartheid was gebaseerd op een 'wij hier, zij daar'-formule van territoriale scheiding, waarin het door blanken bestuurde gebied 87 procent van het land omvatte, met inbegrip van de grote steden en het grootste deel van de bebouwbare grond. In naam onafhankelijke bantoestans besloegen, in een hoefijzervormige archipel langs de randen van de natie, de overige 13 procent van het grondgebied. Er is een treffende overeenkomst met Israel-Palestina, waar de staat Israel 78 procent van het oorspronkelijke Britse mandaatgebied uitmaakt, terwijl Palestina, een natie-in-wording, de overige 22 procent beslaat. Begin september 2000 organiseerden Israelische activisten een congres in Neve Shalom ter lancering van een Campagne tegen een Opkomende Apartheid, volgens sommige links-radicalen een passende beschrijving van Israels 'controlestelsel' in Palestina, dat bestaat uit nederzettingen, ringwegen, veiligheidszones en controleposten.(2)
Vooral sinds de 'Operatie Verdedigingsschild', die Palestijnen verplicht om bij de Israeliërs vergunningen te halen om op de Westelijke Jordaanoever van de ene door tanks omsingelde enclave naar de andere te reizen, heeft het leven voor de gemiddelde inwoner van de bezette gebieden in meer dan één opzicht overeenkomst met dat in de townships van het apartheid-tijdperk. Meest opvallend hierbij is dat na 1967 de Palestijnse arbeiders even afhankelijk geworden zijn van werk binnen Israel als de inwoners van de townships dat waren van banen in de door blanken overheerste steden, en even kwetsbaar voor collectieve straffen als grensafsluitingen en blokkades. En intussen doet de groeiende Israelische refusenik-beweging denken aan de beperkte anti-dienstplicht-campagne die zich eind jaren tachtig in Zuid-Afrika afspeelde. Gedecoreerde officieren die weigeren als militair in de bezette gebieden te dienen zijn een politiek probleem voor de Israelische strijdkrachten. Diegenen van hen die niet in de gevangenis zitten timmeren aan de weg en betogen in Amerikaanse synagogen en universiteiten dat de bezetting niet alleen verkeerd is, maar ook een formule voor constante onveiligheid. Net als in het huidige Israel was het vervullen van de dienstplicht in het Zuid-Afrika van de apartheid een essentieel bestanddeel van het nationale bouwwerk, dienstweigering was zeldzaam en er rustte een zwaar stigma op. De regering trachtte de jonge officieren te annexeren door alternatieve vormen van dienst te bieden, maar dat mislukte. De acties hebben ertoe bijgedragen Pretoria te overtuigen dat zijn apartheidspolitiek eenvoudig onhoudbaar was.
De analogie met Zuid-Afrika roept ook herinneringen op aan de internationale activistische beweging voor het ontmantelen van de apartheid, welke beweging zich ontwikkelde eind jaren zeventig en in de jaren tachtig. Deze beweging vanuit de basis bestond uit op universiteiten en regeringen gerichte desinvesteringsacties, consumenten-boycotacties, wapenembargo's en uiteindelijk economische sancties tegen het apartheidsregime. Studenten spraken hun universiteitsbesturen aan, vakbondsleden zetten hun aandeelhouders onder druk, kerkelijke groeperingen informeerden hun geloofsgenoten, en zo bracht een populistische beweging uiteindelijk een radicale verandering.
terug naar Berkeley
Een bolwerk van activistisch links in de Verenigde Staten, de stad Berkeley, is onder andere beroemd geworden door haar baanbrekende beslissing in 1979 om de investeringen uit Zuid-Afrika terug te trekken, een belangrijk keerpunt in de strijd tegen de apartheid. In de jaren daarna ging de stad ook over tot boycots tegen bedrijven die medeplichtig waren aan repressieve activiteiten in Indonesië, Nigerië en Tibet. Meer recent werd de stad zelf met een boycot bedreigd toen ze opriep tot het beëindigen van de Amerikaanse bombardementen in Afghanistan.(3)
Kortgeleden nam de gemeenteraad van Berkeley een voorstel van de in die stad gevestigde Peace and Justice Commission in overweging om over te gaan tot een gemeentelijke boycot van financiële banden met Israel. Het voorstel hield ook de eis in dat een VN-vredesmacht naar de regio gestuurd moest worden, en dat het Congres hoorzittingen moest beleggen over schendingen van de rechten van de mens in het gebied.(4) De maatregel werd afgestemd, maar als ze aangenomen was zou het Opperste Gerechtshof waarschijnlijk ingegrepen hebben. Twee jaar geleden verbood dit hof Berkeley en alle andere steden om Birma te boycotten, met de uitspraak dat 'de Verenigde Staten in de buitenlandse politiek met één stem moeten spreken.'(5)
Niet ver van de raadszaal van Berkeley zijn studenten van de Universiteit van Californië-Berkeley al enige tijd actief tegen de Israelische bezetting. 'Students for Justice in Palestine' (SJP), een in het najaar van 2000 opgerichte groepering, heeft zich ten doel gesteld de Raad van Bestuur ertoe te brengen de geschatte 6,4 miljard dollar te heroverwegen, die het universiteitscomplex thans investeert in bedrijven die veel zaken doen met Israel (door deze groep aangeduid als transacties ter waarde van 5 miljoen dollar of meer per jaar). Hun petitie spreekt uit dat er niet meer in Israel geïnvesteerd moet worden totdat vier voorwaarden vervuld zijn: volledige naleving van Veiligheidsraadsresolutie 242 en terugtrekking uit de bezette gebieden, beëindiging van het legale gebruik van marteling in Israel, een volledige stop op de nederzettingen, en uitvoering van Veiligheidsraadsresolutie 194 over de rechten van de vluchtelingen. Tot nu toe heeft SJP ruim 5000 handtekeningen van studenten ingezameld. Haar kracht komt gedeeltelijk voort uit het bouwen van coalities. Deze organisatie, die ook joodse studenten onder haar leden heeft, heeft een aantal gedurfde en creatieve gezamenlijke acties gevoerd met groepen als Jews Against the Occupation en Jews for a Free Palestine.
Bij haar eerste demonstratie heeft de groep een blokkade uitgevoerd van Sather Gate -een van de belangrijkste ingangen tot het universiteitsterrein- en er een Israelische controlepost van gemaakt. Aan één kant van de poort, die gemarkeerd was met 'Alleen voor joden', was er vrije toegang. Aan de andere kant, gemarkeerd met 'Palestijnen' stonden SJP-leden in militair tenue en gewapend met kartonnen geweren. Zij vroegen de voorbijgangers naar hun bestemming en naar de reden waarom ze onderweg waren, en eisten hun legitimatie te zien te krijgen. Korter geleden hebben SJP-activisten Wheeler Hall 'bezet', een van de grootste gebouwen van Berkeley, en op drie na alle ingangen geblokkeerd. Het universiteitsbestuur verbood de groep officieel alle activiteit op het universiteitsterrein, de eerste keer dat zoiets gebeurde in de tumultueuze geschiedenis van studentenverzet die deze universiteit kent. Later is dit verbod opgeheven, en de aanklachten tegen 32 tijdens de bezetting gearresteerde studenten werden geseponeerd.
Sommige studenten van de Universiteit van Californië hebben een zware persoonlijke prijs betaald voor hun activisme. Robert O'Neill, student van Berkeley, en Nauman Zaida van UC-Riverside deden mee met de activisten van de Internationale Solidariteits Beweging die de belegerde Palestijnen en geestelijken in de Bethlehemse Geboortekerk bezochten. Toen zij uiteindelijk de kerk verlieten, werden beide studenten gearresteerd en naar de Masiyahu gevangenis in Ramle in Israel gestuurd. In alle andere gevallen zou politieke gevangenschap van Amerikaanse burgers aanzienlijk rumoer veroorzaakt hebben, maar voor deze twee studenten stak het State Department niet zijn nek uit. De twee studenten hebben kortgeleden in hun cel bericht van de Universiteit van Californië ontvangen dat zij geschorst zijn.
In het algemeen lijken de activisten van SJP te beseffen dat een beweging niet zonder politieke dynamiek kan. In februari heeft de organisatie een congres belegd waaraan 500 studenten uit alle delen van het land deelnamen, om te bezien hoe de desinvesterings-campagne kon worden verbreid over de universiteiten in heel de natie. De discussies omvatten de registers van politieke, juridische en tactische kwesties, zoals de vraag hoe men aan betrouwbare cijfers over universitaire investeringen komt en de vraag hoe een gebouw veilig afgesloten kan worden. Berkeley was een ideale locatie voor dit congres, aangezien de studenten daar in 1986 hun universiteit wisten te dwingen haar 3 miljard dollar uit Zuid-Afrika weg te halen, en zo de eerste grote instelling te worden die hier een standpunt innam.
bliksemafleider
Binnen enkele weken na het recente congres kwamen de eerste initiatieven voor soortgelijke campagnes bij de universiteiten van Yale, Penn State en Columbia. Studenten van de universiteit van Illinois belegden een vergadering met de Raad van Beheer over de slordige 30 miljoen dollar die de universiteit in de Israelische economie geïnvesteerd had. Demonstraties in de stijl van SJP vonden navolging op universiteitsterreinen als die van Georgetown en de Universiteit van Michigan, waar studenten een imitatie-vluchtelingenkamp in het leven riepen.(6) De universiteit van Princeton, die ruim 100 miljoen dollar belegd heeft in met Israel verbonden bedrijven, kan ook studentenacties verwachten. Niet lang nadat Israel de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens belette om een missie van drie leden naar de bezette gebieden te sturen voor een onderzoek naar beweerde schendingen van mensenrechten, stelde volkenrechtsgeleerde Richard Falk, die een van die drie beoogde leden was, zich achter de desinvesteringscampagne van Princeton.
Een gemeenschappelijke actie bij het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en de Universiteit van Harvard heeft de steun gekregen van enkele honderden studenten en ruim honderd stafleden. Deze actie heeft ook als een van de weinige slim gebruik gemaakt van de oud-studenten. Door het arsenaal van afgestudeerden aan te boren heeft deze groep zelfs openlijke steun van binnen Israel weten te krijgen. Op hun petitie prijken de handtekeningen van professoren aan verschillende Israelische universiteiten; een van de hoofdsprekers op de recente teach-in was Yosef Grodzinsky, professor in de psychologie aan de universiteit van Tel Aviv, die betoogde dat het feit dat Israel 'de enige democratie in het Midden-Oosten' is, 'niet het voortduren van de militaire bezetting rechtvaardigt'.(7) Verder werken aan het bouwen van coalities met de progressieve joods-Amerikaanse gemeenschap en, waar mogelijk, met Israelisch links, zal voor de beweging van onschatbare waarde zijn. Evenzeer zal het absoluut wezenlijk zijn om waakzaam en pro-actief toe te zien op de mogelijkheid van antisemitisme in de eigen rijen.
Als bliksemafleider voor de pers en als organisatiebeginsel voor het onderwijs moet de campagne bij elk van deze twee universiteiten tegen de stroom oproeien om ze zo ver te krijgen dat ze hun beleggingsportefeuille gaan heroverwegen. Tijdens de Zuid-Afrikaanse desinvesteringscampagnes heeft het MIT zijn geld totaal niet teruggehaald, en Harvard heeft zich tot het bittere einde verzet. Zelfs nog in 1989 bezat Harvard -het tehuis van het vetste universiteitskapitaal in het land- nog steeds aanzienlijke aandelen in de Zuid-Afrikaanse economie, en datzelfde jaar bood het ook hardnekkig verzet toen Tutu een poging deed om een zetel te krijgen in de Raad van Toezicht van Harvard om aldus de universiteit onder druk te zetten.(8) Thans bezit Harvard ruwweg 614 miljoen dollar die belegd zijn in bedrijven die op grote schaal zaken doen in Israel. Het MIT is nog niet klaar met het cijferwerk.
ingewikkelde portefeuilles
Boycotten is niet meer wat het geweest is. De mondialisering heeft de financiële wereld heel wat ingewikkelder gemaakt. Oog in oog gekomen met de onmogelijkheid om de Gordiaanse knoop van de multinationale investeringen te ontwarren hebben studenten al opgeroepen om die hele knoop eenvoudig door te hakken. Maar aangezien er enorme en ongelijksoortige financiële spelers als General Electric, Microsoft en Coca Cola in de balans hangen, zou er een massale volksmacht nodig zijn om dat doorhakken mogelijk te maken.
Universiteitsportefeuilles zijn niet alleen ingewikkelder, ze zijn ook groter. Ten tijde van de vorige desinvesteringscampagne bedroegen de totale investeringen van de Universiteit van Californië 9 miljard dollar. Op het ogenblik omvat die portefeuille 54 miljard dollar. In tegenstelling tot de jaren tachtig, toen universiteiten vaak rechtstreeks belegden in bedrijven die zaken deden met Zuid-Afrika, loodsen universiteiten nu het grootste deel van hun geld naar index-fondsen die ter wille van het beste rendement hun investeringen over een breed arsenaal van bedrijven spreiden.(9) De huidige investeringen van de Universiteit van Californië zijn ook opzettelijk gebonden aan de pensioenfondsen voor 136.000 personeelsleden en aan de bedrijfsbegrotingen van enkele van de grootste onderzoeksfaciliteiten, wat betekent dat het universiteitsbestuur altijd de studenten en activisten kan uitspelen tegen de gepensioneerden en de onderzoekers.