PDA

Bekijk Volledige Versie : De analogie tussen zionisme en Apartheid.



Hoerriya
07-11-03, 19:12
de analogie tussen zionisme en apartheid
Ian Urbina

Een nieuwe vergelijking was het niet, maar het deed heel wat stof opwaaien. In juni 2001 publiceerden Ronnie Kasrils en Max Ozinsky, twee joodse helden uit Zuid-Afrika's strijd tegen het door de staat geleide racisme, in een krant in Pretoria een brief waarin de Israelische bezetting van Palestijns gebied vergeleken werd met de Zuid-Afrikaanse apartheid.

De brief, mede-ondertekend door enkele honderden andere prominente joodse leiders, en met de titel 'Niet in mijn naam', riep op tot onmiddellijke beëindiging van de bezetting en leidde tot maandenlange opschudding in de Zuid-Afrikaanse pers. Korter geleden trok Nobelprijswinnaar bisschop Desmond Tutu de parallel met de apartheid in zijn artikel waarin hij Israel tot volledige terugtrekking opriep.(1) De petitie van Kasrils en Ozinsky roept in Zuid-Afrika nog steeds zowel steun als verzet op.

Bij links georiënteerde Israelirs wordt over deze vergelijking al minstens sinds eind jaren tachtig gediscussieerd, toen de Israelische antropoloog Uri Davis zijn beroemde werk 'Israel, een apartheidsstaat' publiceerde. Op de in september 2001 in het Zuid-Afrikaanse Durban gehouden VN-conferentie over racisme werden de oproepen om de bezetting met de apartheid te vergelijken overstemd door de meer opruiende bewering: 'Zionisme is racisme', en daardoor kregen ze in de pers weinig inhoudelijke of evenwichtige aandacht. Maar plotseling komt de analogie meer in omloop, naarmate de pogingen om universiteiten en andere instellingen te overreden niet meer in Israel te investeren internationaal en in de Verenigde Staten aan kracht winnen.

de opkomende apartheid

Het Zuid-Afrika van de apartheid was gebaseerd op een 'wij hier, zij daar'-formule van territoriale scheiding, waarin het door blanken bestuurde gebied 87 procent van het land omvatte, met inbegrip van de grote steden en het grootste deel van de bebouwbare grond. In naam onafhankelijke bantoestans besloegen, in een hoefijzervormige archipel langs de randen van de natie, de overige 13 procent van het grondgebied. Er is een treffende overeenkomst met Israel-Palestina, waar de staat Israel 78 procent van het oorspronkelijke Britse mandaatgebied uitmaakt, terwijl Palestina, een natie-in-wording, de overige 22 procent beslaat. Begin september 2000 organiseerden Israelische activisten een congres in Neve Shalom ter lancering van een Campagne tegen een Opkomende Apartheid, volgens sommige links-radicalen een passende beschrijving van Israels 'controlestelsel' in Palestina, dat bestaat uit nederzettingen, ringwegen, veiligheidszones en controleposten.(2)

Vooral sinds de 'Operatie Verdedigingsschild', die Palestijnen verplicht om bij de Israeliërs vergunningen te halen om op de Westelijke Jordaanoever van de ene door tanks omsingelde enclave naar de andere te reizen, heeft het leven voor de gemiddelde inwoner van de bezette gebieden in meer dan één opzicht overeenkomst met dat in de townships van het apartheid-tijdperk. Meest opvallend hierbij is dat na 1967 de Palestijnse arbeiders even afhankelijk geworden zijn van werk binnen Israel als de inwoners van de townships dat waren van banen in de door blanken overheerste steden, en even kwetsbaar voor collectieve straffen als grensafsluitingen en blokkades. En intussen doet de groeiende Israelische refusenik-beweging denken aan de beperkte anti-dienstplicht-campagne die zich eind jaren tachtig in Zuid-Afrika afspeelde. Gedecoreerde officieren die weigeren als militair in de bezette gebieden te dienen zijn een politiek probleem voor de Israelische strijdkrachten. Diegenen van hen die niet in de gevangenis zitten timmeren aan de weg en betogen in Amerikaanse synagogen en universiteiten dat de bezetting niet alleen verkeerd is, maar ook een formule voor constante onveiligheid. Net als in het huidige Israel was het vervullen van de dienstplicht in het Zuid-Afrika van de apartheid een essentieel bestanddeel van het nationale bouwwerk, dienstweigering was zeldzaam en er rustte een zwaar stigma op. De regering trachtte de jonge officieren te annexeren door alternatieve vormen van dienst te bieden, maar dat mislukte. De acties hebben ertoe bijgedragen Pretoria te overtuigen dat zijn apartheidspolitiek eenvoudig onhoudbaar was.

De analogie met Zuid-Afrika roept ook herinneringen op aan de internationale activistische beweging voor het ontmantelen van de apartheid, welke beweging zich ontwikkelde eind jaren zeventig en in de jaren tachtig. Deze beweging vanuit de basis bestond uit op universiteiten en regeringen gerichte desinvesteringsacties, consumenten-boycotacties, wapenembargo's en uiteindelijk economische sancties tegen het apartheidsregime. Studenten spraken hun universiteitsbesturen aan, vakbondsleden zetten hun aandeelhouders onder druk, kerkelijke groeperingen informeerden hun geloofsgenoten, en zo bracht een populistische beweging uiteindelijk een radicale verandering.

terug naar Berkeley

Een bolwerk van activistisch links in de Verenigde Staten, de stad Berkeley, is onder andere beroemd geworden door haar baanbrekende beslissing in 1979 om de investeringen uit Zuid-Afrika terug te trekken, een belangrijk keerpunt in de strijd tegen de apartheid. In de jaren daarna ging de stad ook over tot boycots tegen bedrijven die medeplichtig waren aan repressieve activiteiten in Indonesië, Nigerië en Tibet. Meer recent werd de stad zelf met een boycot bedreigd toen ze opriep tot het beëindigen van de Amerikaanse bombardementen in Afghanistan.(3)

Kortgeleden nam de gemeenteraad van Berkeley een voorstel van de in die stad gevestigde Peace and Justice Commission in overweging om over te gaan tot een gemeentelijke boycot van financiële banden met Israel. Het voorstel hield ook de eis in dat een VN-vredesmacht naar de regio gestuurd moest worden, en dat het Congres hoorzittingen moest beleggen over schendingen van de rechten van de mens in het gebied.(4) De maatregel werd afgestemd, maar als ze aangenomen was zou het Opperste Gerechtshof waarschijnlijk ingegrepen hebben. Twee jaar geleden verbood dit hof Berkeley en alle andere steden om Birma te boycotten, met de uitspraak dat 'de Verenigde Staten in de buitenlandse politiek met één stem moeten spreken.'(5)

Niet ver van de raadszaal van Berkeley zijn studenten van de Universiteit van Californië-Berkeley al enige tijd actief tegen de Israelische bezetting. 'Students for Justice in Palestine' (SJP), een in het najaar van 2000 opgerichte groepering, heeft zich ten doel gesteld de Raad van Bestuur ertoe te brengen de geschatte 6,4 miljard dollar te heroverwegen, die het universiteitscomplex thans investeert in bedrijven die veel zaken doen met Israel (door deze groep aangeduid als transacties ter waarde van 5 miljoen dollar of meer per jaar). Hun petitie spreekt uit dat er niet meer in Israel geïnvesteerd moet worden totdat vier voorwaarden vervuld zijn: volledige naleving van Veiligheidsraadsresolutie 242 en terugtrekking uit de bezette gebieden, beëindiging van het legale gebruik van marteling in Israel, een volledige stop op de nederzettingen, en uitvoering van Veiligheidsraadsresolutie 194 over de rechten van de vluchtelingen. Tot nu toe heeft SJP ruim 5000 handtekeningen van studenten ingezameld. Haar kracht komt gedeeltelijk voort uit het bouwen van coalities. Deze organisatie, die ook joodse studenten onder haar leden heeft, heeft een aantal gedurfde en creatieve gezamenlijke acties gevoerd met groepen als Jews Against the Occupation en Jews for a Free Palestine.

Bij haar eerste demonstratie heeft de groep een blokkade uitgevoerd van Sather Gate -een van de belangrijkste ingangen tot het universiteitsterrein- en er een Israelische controlepost van gemaakt. Aan één kant van de poort, die gemarkeerd was met 'Alleen voor joden', was er vrije toegang. Aan de andere kant, gemarkeerd met 'Palestijnen' stonden SJP-leden in militair tenue en gewapend met kartonnen geweren. Zij vroegen de voorbijgangers naar hun bestemming en naar de reden waarom ze onderweg waren, en eisten hun legitimatie te zien te krijgen. Korter geleden hebben SJP-activisten Wheeler Hall 'bezet', een van de grootste gebouwen van Berkeley, en op drie na alle ingangen geblokkeerd. Het universiteitsbestuur verbood de groep officieel alle activiteit op het universiteitsterrein, de eerste keer dat zoiets gebeurde in de tumultueuze geschiedenis van studentenverzet die deze universiteit kent. Later is dit verbod opgeheven, en de aanklachten tegen 32 tijdens de bezetting gearresteerde studenten werden geseponeerd.

Sommige studenten van de Universiteit van Californië hebben een zware persoonlijke prijs betaald voor hun activisme. Robert O'Neill, student van Berkeley, en Nauman Zaida van UC-Riverside deden mee met de activisten van de Internationale Solidariteits Beweging die de belegerde Palestijnen en geestelijken in de Bethlehemse Geboortekerk bezochten. Toen zij uiteindelijk de kerk verlieten, werden beide studenten gearresteerd en naar de Masiyahu gevangenis in Ramle in Israel gestuurd. In alle andere gevallen zou politieke gevangenschap van Amerikaanse burgers aanzienlijk rumoer veroorzaakt hebben, maar voor deze twee studenten stak het State Department niet zijn nek uit. De twee studenten hebben kortgeleden in hun cel bericht van de Universiteit van Californië ontvangen dat zij geschorst zijn.

In het algemeen lijken de activisten van SJP te beseffen dat een beweging niet zonder politieke dynamiek kan. In februari heeft de organisatie een congres belegd waaraan 500 studenten uit alle delen van het land deelnamen, om te bezien hoe de desinvesterings-campagne kon worden verbreid over de universiteiten in heel de natie. De discussies omvatten de registers van politieke, juridische en tactische kwesties, zoals de vraag hoe men aan betrouwbare cijfers over universitaire investeringen komt en de vraag hoe een gebouw veilig afgesloten kan worden. Berkeley was een ideale locatie voor dit congres, aangezien de studenten daar in 1986 hun universiteit wisten te dwingen haar 3 miljard dollar uit Zuid-Afrika weg te halen, en zo de eerste grote instelling te worden die hier een standpunt innam.

bliksemafleider

Binnen enkele weken na het recente congres kwamen de eerste initiatieven voor soortgelijke campagnes bij de universiteiten van Yale, Penn State en Columbia. Studenten van de universiteit van Illinois belegden een vergadering met de Raad van Beheer over de slordige 30 miljoen dollar die de universiteit in de Israelische economie geïnvesteerd had. Demonstraties in de stijl van SJP vonden navolging op universiteitsterreinen als die van Georgetown en de Universiteit van Michigan, waar studenten een imitatie-vluchtelingenkamp in het leven riepen.(6) De universiteit van Princeton, die ruim 100 miljoen dollar belegd heeft in met Israel verbonden bedrijven, kan ook studentenacties verwachten. Niet lang nadat Israel de VN-Commissie voor de Rechten van de Mens belette om een missie van drie leden naar de bezette gebieden te sturen voor een onderzoek naar beweerde schendingen van mensenrechten, stelde volkenrechtsgeleerde Richard Falk, die een van die drie beoogde leden was, zich achter de desinvesteringscampagne van Princeton.

Een gemeenschappelijke actie bij het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en de Universiteit van Harvard heeft de steun gekregen van enkele honderden studenten en ruim honderd stafleden. Deze actie heeft ook als een van de weinige slim gebruik gemaakt van de oud-studenten. Door het arsenaal van afgestudeerden aan te boren heeft deze groep zelfs openlijke steun van binnen Israel weten te krijgen. Op hun petitie prijken de handtekeningen van professoren aan verschillende Israelische universiteiten; een van de hoofdsprekers op de recente teach-in was Yosef Grodzinsky, professor in de psychologie aan de universiteit van Tel Aviv, die betoogde dat het feit dat Israel 'de enige democratie in het Midden-Oosten' is, 'niet het voortduren van de militaire bezetting rechtvaardigt'.(7) Verder werken aan het bouwen van coalities met de progressieve joods-Amerikaanse gemeenschap en, waar mogelijk, met Israelisch links, zal voor de beweging van onschatbare waarde zijn. Evenzeer zal het absoluut wezenlijk zijn om waakzaam en pro-actief toe te zien op de mogelijkheid van antisemitisme in de eigen rijen.

Als bliksemafleider voor de pers en als organisatiebeginsel voor het onderwijs moet de campagne bij elk van deze twee universiteiten tegen de stroom oproeien om ze zo ver te krijgen dat ze hun beleggingsportefeuille gaan heroverwegen. Tijdens de Zuid-Afrikaanse desinvesteringscampagnes heeft het MIT zijn geld totaal niet teruggehaald, en Harvard heeft zich tot het bittere einde verzet. Zelfs nog in 1989 bezat Harvard -het tehuis van het vetste universiteitskapitaal in het land- nog steeds aanzienlijke aandelen in de Zuid-Afrikaanse economie, en datzelfde jaar bood het ook hardnekkig verzet toen Tutu een poging deed om een zetel te krijgen in de Raad van Toezicht van Harvard om aldus de universiteit onder druk te zetten.(8) Thans bezit Harvard ruwweg 614 miljoen dollar die belegd zijn in bedrijven die op grote schaal zaken doen in Israel. Het MIT is nog niet klaar met het cijferwerk.

ingewikkelde portefeuilles

Boycotten is niet meer wat het geweest is. De mondialisering heeft de financiële wereld heel wat ingewikkelder gemaakt. Oog in oog gekomen met de onmogelijkheid om de Gordiaanse knoop van de multinationale investeringen te ontwarren hebben studenten al opgeroepen om die hele knoop eenvoudig door te hakken. Maar aangezien er enorme en ongelijksoortige financiële spelers als General Electric, Microsoft en Coca Cola in de balans hangen, zou er een massale volksmacht nodig zijn om dat doorhakken mogelijk te maken.

Universiteitsportefeuilles zijn niet alleen ingewikkelder, ze zijn ook groter. Ten tijde van de vorige desinvesteringscampagne bedroegen de totale investeringen van de Universiteit van Californië 9 miljard dollar. Op het ogenblik omvat die portefeuille 54 miljard dollar. In tegenstelling tot de jaren tachtig, toen universiteiten vaak rechtstreeks belegden in bedrijven die zaken deden met Zuid-Afrika, loodsen universiteiten nu het grootste deel van hun geld naar index-fondsen die ter wille van het beste rendement hun investeringen over een breed arsenaal van bedrijven spreiden.(9) De huidige investeringen van de Universiteit van Californië zijn ook opzettelijk gebonden aan de pensioenfondsen voor 136.000 personeelsleden en aan de bedrijfsbegrotingen van enkele van de grootste onderzoeksfaciliteiten, wat betekent dat het universiteitsbestuur altijd de studenten en activisten kan uitspelen tegen de gepensioneerden en de onderzoekers.

Hoerriya
07-11-03, 19:15
Toch biedt de gemondialiseerde economie ook potentiële punten voor druk vanuit de basis. Wapencontractanten zijn altijd dankbare doelwitten. Desinvestering uit wapenfabrikanten en massale druk op overheden om tot een stop op militaire leveranties te komen is een tactiek die met succes is aangewend tegen het Zuid-Afrika van de apartheid. Veel Europese landen overwegen deze benadering jegens Israel. Na in 2000 naar schatting voor 170 miljoen dollar aan militair materieel aan Israel geleverd te hebben, heeft Duitsland aangekondigd dat het verdere wapenleveranties zal opschorten. Dit embargo zal de Israelische plannen schaden om in 2003 met de productie te beginnen van zijn eerste-klas Merkava tanks.(10) België, dat lichte wapens voor strijdkrachten levert, heeft ook besloten alle militaire uitvoer naar Israel te beëindigen. Frankrijk en Italië hebben soortgelijke maatregelen in overweging. Groot-Brittannië, dat Israel in 2001 voor ruim 25 miljoen dollar aan wapens geleverd heeft (11), hanteert een de facto embargo. Hoewel de Britse Minister van Buitenlandse Zaken Jack Straw een verzoek van parlementsleden om een volledig embargo op te leggen heeft afgewezen, en in plaats daarvan ervoor koos om alle militaire uitvoer geval voor geval te beoordelen, rapporteren bronnen uit deze bedrijfstak dat de vergunningen vrijwel over de hele linie geweigerd worden.(12)

De Verenigde Staten, Israels grootste wapenleverancier, houden zich hier opvallend stil - geen verrassing gezien het geld dat hiermee gemoeid is. De laatste vier jaar hebben de Verenigde Staten voor meer dan 5,2 miljard dollar aan wapens aan Israel geleverd, allemaal gefinancierd met belastinggeld en goedgekeurd door het Congres. In mei 2001 verklaarde het General Accounting Office dat het een accountantsonderzoek verrichtte om te controleren of alles in overeenstemming was met de Arms Export Control Act, die bepaalt dat wapens van Amerikaans fabrikaat slechts gebruikt mogen worden voor 'wettige zelfverdediging'. Maar het rapport van dit GAO was krachteloos.

Tijdens de desinvesteringscampagnes van de jaren tachtig werden Zuid-Afrikaanse diamanten geboycot en ook de Krugerrand. Diamanten vertegenwoordigden het toppunt van koloniale onderdrukking, hetgeen teruggaat tot het bedrijf DeBeers en zijn stichter, Cecil Rhodes, die berucht was om zijn voorliefde om Zoeloestammen met dynamiet van hun grond te verdrijven. Op het ogenblik is de diamanthandel Israels op-een-na-grootste bedrijfstak. Vóór het uitbreken van de Tweede Intifada stond Tel Aviv klaar om Antwerpen te verdringen als 's werelds traditionele diamantenhoofdstad. De Israelische bedrijfstak levert 13 miljard dollar per jaar op, en Israel koopt zo'n 50 procent van alle ruwe diamanten ter wereld. Aan het roer van deze massale Israelische handel staat een familie waarvan de patriarch, Mosje Schnitzer, zijn mond stijf dicht houdt bij vragen over hun bijnaam 'de vechtende familie', die onder andere afkomstig is van de rol die de familie gespeeld heeft in de Irgoen, een zionistische militie die in de periode van het mandaatgebied honderden Britse soldaten en Palestijnen om het leven gebracht heeft, en markten en bussen opgeblazen heeft. Korter geleden heeft de familie een slechte pers gekregen door haar banden met het trainen van milities in Kongo en met het bewapenen van de strijdkrachten van het verdovendemiddelenkartel Medellin in Colombia. Wie geïnteresseerd is zal niet ver hoeven te zoeken om politiek interessante punten te vinden met betrekking tot dit invloedrijke zakelijk belang in Israel, dat ver-rijkende banden met de Verenigde Staten heeft.(13)

handel als drukmiddel

De internationale handelsblokkades, die een belangrijke rol gespeeld hebben bij het isoleren van het Zuid-Afrika van de apartheid, vertonen lichte tekenen van wedergeboorte tegenover de Israelische bezetting. Het Europees Parlement, het enige rechtstreeks gekozen orgaan in de bestuursstructuur van de Europese Unie, heeft een scherp geformuleerde motie aangenomen om de handelsbetrekkingen met Israel te verbreken aangezien producten die afkomstig zijn van illegale nederzettingen een duidelijke schending zijn van de Euro-Mediterrane handelsovereenkomsten. Theoretisch zou die motie belangrijke druk kunnen uitoefenen, aangezien de Europese Unie Israels grootste handelspartner is, namelijk 27 procent van de Israelische uitvoer en 43 procent van de invoer voor haar rekening neemt.(14) Maar ze zal hoogstwaarschijnlijk slechts stof vergaren, want moties van het Europees Parlement zijn voor de 15 lidstaten niet bindend.(15) Als ze wel bindend zou zijn geweest, zou de beslissing zeker zijn geblokkeerd door Groot-Brittannië en Duitsland.

Niet-gouvernementele organisaties hebben een krachtiger standpunt ingenomen. De Algemene Arbeiders Bond in Denemarken heeft een voorlopige order voor computerapparatuur bij een Israelisch bedrijf, Radix Technologies, geannuleerd. Deze bond heeft ook zijn achterban opgeroepen tot een boycot van Israelische producten. Ondanks een boze brievencampagne op Internet en rechtstreekse druk van de Israelische ambassadeur heeft de bond geweigerd zijn standpunt te herzien.(16) Het op-één-na-grootste grootwinkelbedrijf van Noorwegen, Coop Norge, heeft een boycot afgekondigd van alle producten uit Israel, dat tot de grootste leveranciers voor de Noorse economie behoort. Selderij, alligatorperen, sinaasappels en andere fruit en groente zijn 's zomers karakteristieke verschijningen in de Noorse winkels. De beslissing van het bedrijf om tot de boycot over te gaan werd waarschijnlijk mede bevorderd door de Noorse Bond van Vervoerswerknemers, die twee weken eerder bekend maakte dat zijn leden alle Israelische producten die door hun handen zouden gaan zouden blokkeren. De Zweedse Minister van Buitenlandse Zaken, Anna Lindh, heeft verklaard dat als zij haar regering niet kon overreden Israelische producten te boycotten, zij het tenminste zelf zou kunnen doen. Zij gaf een krachtig advies aan alle Zweedse burgers om haar na te volgen. Wekenlang droegen velen in de straten van Stockholm speldjes met 'boycot Israel'.

Intussen hebben boycotacties tegen Amerikaanse producten in heel de Arabische wereld aan kracht gewonnen, en een klap uitgedeeld aan bedrijfstakken als fast food waarvan sinds het begin van de intifada de omzet met 30 tot 50 procent verminderd is.(17) Microsoft riep een storm van kritiek over zich af nadat het in Tel Aviv een groot reclamebord had geplaatst met een steunbetuiging aan het Israelische leger. De president van Starbucks, Howard Schultz, bezorgde zijn bedrijf ook een plaats op de boycotlijst toen van hem een uitspraak geciteerd werd dat de joden meer doen om het antisemitisme het hoofd te bieden en de Palestijnen meer doen om het terrorisme het hoofd te bieden. Een groeiende boycot tegen Marlboros maakt de R.J. Reynolds Corporation zeer zenuwachtig. Uiteindelijk hebben Arabische consumentenboycots belangrijke symbolische waarde, maar zij zullen op Wall Street waarschijnlijk onopgemerkt blijven, aangezien het gros van de Amerikaanse leveranties aan het Midden-Oosten bestaat uit kostbare artikelen zoals vliegtuigen, en aangezien de uitvoer naar de regio slechts 2,5 procent van de totale Amerikaanse uitvoer vormt.(18)

In mei 2002 kwamen negentien Arabische regeringen overeen opnieuw een economische blokkade van Israel in te stellen, maar een boycot van Amerikaanse producten kwam niet aan de orde.(19) Egypte en Jordanië verschoonden zich van dit pact op grond van hun vredesverdrag met Israel. Ook Mauretanië weigerde beleefd. Consumentenboycots kunnen met de Verenigde Staten gelieerde regimes helpen om de volkswoede om te buigen maar zij wakkeren ook de binnenlandse druk aan om te komen tot meer democratische verantwoording en tot minder militaire afhankelijkheid van de Verenigde Staten.

netelige uitdagingen

Afgezien van de dienstweigeringen, de universiteitsbezettingen en de massale demonstraties tegen de oorlog in Vietnam is de beweging tegen de apartheid in de jaren tachtig het enige andere voorbeeld van zo'n grote overwinning van een beweging aan de basis op een Amerikaans buitenlands-politiek beleidspunt. Een soortgelijke internationale basis-beweging vormt zich thans met betrekking tot de Palestijnse rechten, maar ze zal waarschijnlijk voor meer netelige uitdagingen komen te staan. Yasser Arafat is geen Nelson Mandela. Corruptie, onderdrukking en interne verdeeldheid zijn binnen de Palestijnse organisatorische structuren veel uitgesprokener dan binnen het Zuid-Afrikaanse verzet, ook al had dat ook zijn tekortkomingen. Als gevolg van de nu-weer-wel-dan-weer-niet-relatie van de PLO met Washington, om niet te spreken van het feit dat de PLO het proces van Oslo omhelsde dat diep verstoord is, zijn Amerikaanse pleitbezorgers van het Palestijnse recht op zelfbeschikking aan handen en voeten gebonden als het erop aankomt de Amerikaanse regering te kritiseren voor haar rol in het conflict. Een internationale solidariteitsbeweging met de Palestijnen kan van de PLO niet het soort leiding verwachten dat het African National Congress wel bood aan hen die in het buitenland in zijn naam streden.

Een van de belangrijkste punten waar de analogie tussen de anti-apartheidsbeweging en de anti-bezettingsbeweging niet opgaat, is dat de eerste op geen stukken na het georganiseerde verzet opriep waarmee de huidige Amerikaanse activisten wel te maken hebben. De Zuid-Afrikaanse desinvesteringscampagne viel op vruchtbare bodem in de Verenigde Staten, waar de herinnering aan de beweging voor burgerrechten rechtstreeks bijdroeg aan de verontwaardiging over het uitgesproken raciale kastenstelsel van de apartheid. De Palestijnse strijd tegen de bezetting ontmoet een veel minder gastvrije omgeving. In de loop van heel de jaren tachtig stonden er aan de Amerikaanse universiteiten weinig studenten klaar om het perspectief van de Afrikaners te verdedigen, maar het pro-Israel-perspectief wordt op de universiteitsterreinen gepropageerd op een manier die uniek is in handigheid, omvang en financiën. Tegenover elke petitie vóór desinvestering heeft steeds een tegenpetitie gestaan die bijna twee keer zo snel handtekeningen verzamelde. Tegenover elke anti-bezettingsdemonstratie heeft een even grote of grotere demonstratie, nachtwake of filmserie gestaan vóór Israel en zijn politiek. Pro-Israel-studenten zijn niet bedeesd om hun opvattingen uit te dragen. Kortgeleden verkleedde een student aan de Universiteit van New York zich als een pleger van een zelfmoordaanslag, om aandacht te krijgen voor de angst waarin de Israeliërs dagelijks leven.

Met de voordelen en nadelen vandien is het zo dat de anti-bezettingsbeweging voornamelijk sui generis is, terwijl de pro-Israelische activiteiten aanzienlijke steun krijgen van het netwerk van allerlei organisaties in de universitaire wereld. Hillel, het nationale programma voor joodse studenten, dat enkele honderden afdelingen heeft bij de universiteiten van bijna elke staat, stuurt elk jaar een paar honderd studenten naar Tel Aviv 'om hun vermogen Israel te verdedigen te verbeteren'. AIPAC, de machtige pro-Israel-lobby in Washington, instrueert honderden aangesloten studentenorganisaties in lobby-technieken. De 'Caravan for Democracy', een nieuwe groepering die ondersteund wordt door Ronald Lauder en andere conservatieve joodse Amerikaanse filantropen nodigt Israeli's naar de universiteiten uit om te praten over wat zij omschrijven als 'de uitdagingen waar Israel voor staat als de enige democratie in het Midden-Oosten'. Het propagandamateriaal van de Caravan waarschuwt: 'Wij moeten de vijanden van de democratie niet de kans geven de strijd om de sympathie van de jonge Amerikanen te winnen'.

Bij de anti-apartheidsactiviteiten deden Afrikaans-Amerikaanse en kerkelijke organisaties dienst als instrumenten die bijna onmiddellijk beschikbaar waren. De Arabische Amerikanen stemden voor drie-kwart Republikeins bij de laatste verkiezingen, en in het na 11 september ontstane politieke klimaat krijgen zij te maken met hernieuwd racisme en met gerechtelijke intimidatie die afschrikwekkend werkt als het gaat om politiek activisme dat kritisch staat tegenover de Amerikaanse regering. Toch hebben vele Arabische organisaties de afgelopen maanden in het hele land grote aantallen de straat op gekregen, bij voorbeeld de demonstratie van 20 april in Washington die laag geschat een opkomst van 75.000 had. En zij hebben een begin gemaakt met een belangrijk proces: de zaak van de Palestijnse solidariteit in verband brengen met de zaak van mondiale economische rechtvaardigheid. Alleen door dergelijke verbanden te leggen kan de anti-bezettingsbeweging enige hoop hebben de enorme obstakels te overwinnen die zij op haar pad vindt. De lessen van de strijd tegen de apartheid zorgvuldig toepassen kan een stap in die richting zijn.

noten

1 The Guardian van 29 april 2002.
2 Zie: Jeff Halper, 'The 94 Percent Solution: A Matrix of Control', Middle East Report # 216 (Fall 2000), pp. 14-19.
3 Contra Costa Times van 24 april 2002.
4 Associated Press, 23 april 2002.
5 San Francisco Chronicle van 21 mei 2002.
6 Christian Science Monitor van 9 april 2002.
7 The Tech (MIT) van 9 mei 2002.
8 Boston Globe van 12 maart 1989.
9 Jerusalem Post van 16 april 2002.
10 Israelinsider.com
11 The Guardian van 17 augustus 2001.
12 The Guardian van 13 april 2002.
13 Christian Science Monitor van 21 februari 2002.
14 Deutsche Presse-Agentur, 11 april 2002.
15 Israelinsider.com
16 Israelinsider.com
17 Christian Science Monitor van 7 mei 2002.
18 New York Times van 10 mei 2002.
19 Inter Press Service, 2 mei 2002.

uit: Middle East Report # 223 (Summer 2002), pp. 58-61 + 64

Ian Urbina is adjunct-eindredacteur van Middle East Research and Information Project (MERIP)

vertaling: Paul Kuiper



verschenen in Soemoed, jaargang 31, nummer 1, januari - februari 2003, pp. 18-22

bron: http://www.palestina-komitee.nl