PDA

Bekijk Volledige Versie : Normen en waarden / De kloof tussen wat we vinden en wat we doen



jaja
09-12-03, 10:52
Normen en waarden / De kloof tussen wat we vinden en wat we doen
door Ruud van Heese
Trouw, 2003-12-09

Aan de normen en waarden in het huidige Nederland mankeert niet zoveel. Hooguit aan het gedrag van mensen, en aan de kloof tussen wat we vinden en wat we doen. Dat is de relativerende boodschap van de WRR, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.



Met onze opvattingen over de wijze waarop we ons als één van de zestien miljoen mensen op dat hele kleine stukje aarde zouden moeten gedragen, is eigenlijk niets mis. Het probleem zit 'm meer in hoe we ons gedragen. ,,Ook een dief vindt dat niemand aan zijn spullen mag komen'', zegt prof.dr.mr. Kees Schuyt, lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Er gaapt een diepe kloof tussen wat we vinden en wat we doen.

Schuyt was voorzitter van de projectgroep die gisteren het rapport 'Waarden, normen en de last van het gedrag' presenteerde. Op verzoek van het eerste kabinet-Balkenende heeft de WRR in kaart gebracht hoe het er met Nederland voorstaat. Al decennialang leeft er maatschappelijke onvrede over wat wordt gezien als het moreel verval van de samenleving. Maar in de aanloop naar de verkiezingen van 2002 barstte het debat pas echt los.

Wat de WRR daarbij om te beginnen opviel, is dat 'normen en waarden' doorgaans in één adem worden genoemd. De WRR trekt ze juist uit elkaar. Dat ze op één hoop worden geveegd is volgens de raad volkomen ten onrechte. De twee begrippen verschillen hemelsbreed van elkaar. Waarden scheppen ruimte, ze bevatten een in principe oneindig ideaal. ,,Neem rechtvaardigheid'', aldus het voorbeeld van Schuyt, ,,daar kun je nooit genoeg van hebben.'' Normen daarentegen hebben juist een inperkende werking: ze geven aan, expliciet of impliciet, wat niet mag.

Op grond van de talrijke verzuchtingen die in de media weerklinken en die menigeen in de eigen omgeving hoort, zou je al snel geneigd zijn om te denken dat Nederland zo'n beetje alles aan waarden en normen overboord heeft gekieperd. Maar zó erg is het niet, volgens de WRR-onderzoekers.

,,Ons rapport schetst geen doemscenario, waarin totale verloedering dreigt'', zei Schuyt gisteren in Den Haag bij de presentatie van het WRR-stuk. ,,Verreweg de meeste waarden die van belang zijn voor de samenleving, worden door een zeer grote meerderheid van bevolking onderschreven. Maar er is verschil tussen 'zeg-gedrag' en 'doe-gedrag'.''

En juist in dat 'doe-gedrag' schuilt het hoofdprobleem. Te veel mensen houden zich volgens de WRR niet aan de wet. En nog meer mensen houden zich niet aan de vele andere gedragsregels die de Nederlandse samenleving kent. Het is dát gedrag waaraan anderen zich ergeren. En dat hen het gevoel geeft dat de maatschappij verloedert, dat normen en waarden niet meer bestaan.

Het tegendeel is het geval, aldus de WRR. Over de belangrijke waarden van de democratie en de rechtsstaat -zoals vrijheid en gelijkheid- bestaat juist breed gedeelde overeenstemming. Al wil dat niet zeggen iedereen over álle aspecten van het leven hetzelfde denkt. Op de ene dag is er de EO-jongerendag en de volgende dag trekt elders in het land een Gay-parade voorbij. Dat is de pluriformiteit die zo belangrijk is voor moderne samenleving.

Die veelheid aan maatschappelijke waarden is de laatste decennia nog toegenomen door de komst van tal van nieuwe Nederlanders uit andere culturen. Hoe daarmee om te gaan? Ook hier komt de WRR vooral met een pragmatische visie. Volgens de WRR biedt de huidige praktijk voldoende aanknopingspunten. Gedrag dat indruist tegen de Nederlandse rechtsregels, bijvoorbeeld omdat er geweld aan te pas komt, moet de overheid gewoon verbieden. Anders is het bij gedrag dat ingaat tegen sociale normen, maar dat niet wettelijk verboden is -denk aan gearrangeerde huwelijken. Dan is volgens de WRR een discussie op zijn plaats, die met respect moet worden gevoerd.

En op alles wat wel ergernis oproept, maar niet echt belangrijk is, past maar één verstandige reactie: accepteren zoals het is. Overigens waarschuwt de WRR voor het risico dat op bepaalde (nieuwe) bevolkingsgroepen voortdurend een negatief etiket krijgen opgeplakt. Dat gebeurt nu al te veel. Het draagt er niet aan bij dat die nieuwkomers zich snel thuis zullen voelen in de Nederlandse samenleving.

En de overheid, lees het huidige kabinet? Die moet waarden en normen niet van bovenaf willen opleggen aan de Nederlandse burgers, vindt de adviesraad. Waarden en normen komen in de visie van de WRR namelijk voort uit de samenleving zelf. Het is strijdig met beginselen van een democratische samenleving als een centrale overheid ze van bovenvaf oplegt. Het werkt ook niet.

Schuyt maakte de vergelijking tussen een school waar leraren aan het begin van het schooljaar tien gedragsregels voor leerlingen opstelden. Op een andere school stelden de leraren op de eerste schooldag met alle leerlingen samen tien gedragsregels op. ,,Op beide scholen kwamen dezelfde regels eruit. Maar als leerlingen zelf hebben meegedaan werkt het beter. Zo is het ook in de maatschappij.''

Belangrijke bronnen en 'overdragers' van waarden en normen zijn de gezinnen, jeugdverenigingen en het onderwijs. Om de 'grote' waarden van de democratische rechtsstaat op de lange duur veilig te stellen, moeten kinderen daar van jongsaf aan de 'kleine' deugden van meekrijgen. Ze moeten leren hoe belangrijk het is om waarheidsgetrouwheid te zijn, om je in te leven in de positie van een ander, om respect te hebben voor (de mening van) anderen, om bereid te zijn je mening te herzien, om verantwoordelijkheidszin te hebben. Deze kleine deugden zijn volgens de WRR nodig voor het ontwikkelen van het eigentijdse burgerschap waaraan meer behoefte is naarmate een samenleving pluriformer is.

Scholen mogen in ruil daarvoor van de overheid vragen hen ook in staat te stellen hun leerlingen op dat vlak het een en ander mee te geven. Dat moet niet gebeuren in een apart, nieuw schoolvak 'normen en waarden', zoals wel eens is bepleit. De school moet die 'kleine deugden' aanleren binnen het bestaande lesprogramma, en in de sociale omgang op de school zelf.

De overheid zou onderwijsinstellingen ook niet alleen meer moeten beoordelen op de vraag of de vraag of ze tegen redelijke kosten voldoende leerlingen laten slagen. De WRR vindt dat op die 'economische' benadering de afgelopen tien jaar te veel de nadruk is gelegd. De overheid moet het onderwijs meer ruimte geven om te werken aan een goed moreel klimaat op school.

En hoe moet de samenleving reageren als mensen de geldende normen overtreden? Dat hangt er volgens de WRR helemaal van af hoe ernstig de overtreding is. Net als bij de vraag hoe om te gaan met waarden die door mensen uit andere culturen worden ingebracht, onderscheidt de raad daarbij verschillende gradaties. Met als belangrijkste advies dat burgers misschien zelf ook vaker moeten relativeren. Als iemand zich alleen maar vervelend gedraagt, zonder dat iemand schade ondervindt, is schouders ophalen misschien nog de beste reactie, vindt de WRR. Mensen moeten er maar mee leren leven dat niet iedereen zich gedraagt zoals zij graag zouden zien.

Iets anders ligt het bij onbehoorlijk of onfatsoenlijk gedrag. Ook als daarbij geen wettelijke regel is geschonden, dan verdient de overtreder het toch om op dat gedrag te worden aangesproken. Een toezichthouder (een conducteur, een bewaker van een winkelcentrum) is daarvoor meestal de aangewezen persoon. Maar burgers moeten dat zonodig ook kunnen opbrengen.

Een zwaardere reactie moet volgen als sprake is van echt onduldbaar gedrag. Wie een (mede)scholier pest of een collega, moet weten dat de school of de werkgever daartegen optreedt. En op alles dat valt onder echt onwettig gedrag past volgens de WRR in beginsel maar één antwoord van de overheid: niet tolereren. Politie en justitie moeten vooral optreden tegen die delicten die het onderling vertrouwen tussen burgers aantasten, zoals straatroof, ramkraken van winkels en alle geweldsdelicten.

De WRR neemt het op dit punt ook op voor politie en justitie, die vaak blootstaan aan kritiek op hun prestaties. De raad wijst erop dat het heel moelijk is om de naleving van een norm af te dwingen, als in de periode daarvoor de handhaving van die norm is verwaarloosd.

,,Als bepaald normen eenmaal zijn afgekalfd, vraagt het een onevenredig grote inspanning om deze te herstellen. Dat verklaart waarom extra inspanningen van politie en justitie om criminaliteit te bestrijden vaak zo weinig effectief lijken. Dit hoeft niet per se te duiden op een gebrekkige efficiëntie en een overmatige bureaucratie van het politieapparaat.''


Copyright Trouw