Ramzi
19-12-03, 08:32
Wees neutraal zoals ik, of wees uitgesloten
Dyab Abou Jahjah
De ‘Brave new world’ van de bevooroordeelde neutraliteit zoals vertoond in het debat rond de Islamitische hoofddoek in Europa.
Het debat over de Islamitische hidjaab (hoofddoek) in Europa, en vooral in Frankrijk, woedt in alle hevigheid. Het kende een hoogtepunt toen de Franse president Jacques Chirac, op bezoek in Tunesië, het dragen van een hoofddoek als een ‘agressie die we niet mogen aanvaarden’ beschreef. Waarschijnlijk gesterkt door zijn aanwezigheid in een Islamitisch Arabisch land dat de hoofddoek verbiedt in publieke gebouwen, feliciteerde Chirac de Tunesische overheid in wat hij als een grote bevordering in de ontwikkeling van het land beschouwde, en minimaliseerde hij ook ineens de afschuwelijke schendingen van de mensenrechten door het Tunesische regime. Het lijkt dat secularisme en stabiliteit superieurder zijn in de ogen van de Franse president, dan democratie, mensenrechten en fundamentele vrijheden.
Het debat over de Islamitische hoofddoek is niet enkel een debat over religieuze symbolen in een seculiere samenleving, het is veel fundamenteler dan dat. Het is een debat over het soort samenleving dat Frankrijk en Europa wensen te zijn. Is het een maatschappij die secularisme of ‘laïcité’ gaat omschrijven zoals grondwettelijk bepaald, nl. ‘de neutraliteit van de staat naar alle religieuze en andere overtuigingen’, om een staat voor iedereen op te bouwen. Of gaat ‘laïctié’ worden omschreven als een hegemonie van een atheïstische, antireligieus discours wat zich doorheen de staat als een neutrale en normatieve orde zal voorstellen.
Gaan we een diverse samenleving opbouwen gestoeld op fundamentele rechten en vrijheden van meningsuiting, vrijheid van religieuze beleving, vrijheid van religieuze manifestatie en andere vrijheden; of gaan we alleen maar vrij zijn een atheïstische levenswijze te imiteren, of vrij zijn te aanvaarden dat in de publieke ruimte de atheïstische levenswijze een superieure status heeft en als neutraal en natuurlijk wordt beschreven.
Zowel de huidige Franse grondwet, als de Belgische, de Nederlandse en de meeste Europese grondwetten omschrijven ‘laicite’ als een neutraliteitsbeginsel naar religies en wereldvisies toe. Deze neutraliteit moet de garantie van gelijkheid en vrijheid van alle religies en wereldvisies als oogpunt hebben, en niet een wereldvisie (atheïsme) boven de rest plaatsen. Atheïsme behoort zeker niet tot de norm, het is even metafysisch als geloof en kan als vorm van religie worden opgevat.
Wij menen dat het huidige debat over de hoofddoek dan ook niet kan worden gekaderd in de huidige grondwettelijke principes of die van de Europese conventie van mensenrechten. Het politiek debat neigt naar een nieuwe omschrijving van secularisme ‘laïcite’, dat een grondwettelijke verandering zal behoeven. Het wordt niet langer omschreven als neutraliteit, maar als positionering, een anti-religieuze positionering.
Het neutraliteitsbeginsel beschermen
Het vreemde aan het huidig dominante politiek discours rond deze kwestie, is dat de hoofddoek als een bedreiging voor religieuze neutraliteit wordt voorgesteld. De hoofddoek zou moeten worden verboden in officiële gebouwen daar het principe van neutraliteit wordt geschonden. Maar deze neutraliteit zou in principe moeten worden gedragen door de officiële instanties, en hoog worden gehouden door de officiële gebouwen door een ruimte te creëren waar alle religies en visies vrij kunnen worden geuit, niet door religies te onderdrukken.
Het zijn dus de instellingen en de gebouwen die neutraal moeten zijn, niet de burger die geneutraliseerd moet worden in zijn overtuigingen en vrijheid van meningsuiting. Een student die de hoofddoek draagt in een publieke school schendt het neutraliteitsprincipe van die school niet, maar oefent louter haar fundamentele rechten en geniet van de neutraliteit van de instelling.
Wanneer we nu overgaan naar de discussie over leerkrachten, dan wordt de kwestie iets ingewikkelder. Het argument luidt dan dat een hoofddoekdragende leerkracht in een publieke instelling de neutraliteit bemoeilijkt wegens de modelfunctie van de leerkracht naar de leerlingen toe. Leerlingen kunnen worden beïnvloed door het feit dat de leerkracht de hoofddoek draagt, en het dan ook zelf beginnen dragen. Maar dit argument kan ook worden omgekeerd, daar leerlingen ook beïnvloed kunnen worden door het feit dat een leerkracht geen hoofddoek draagt, en het daardoor ook niet zullen dragen. Het is zelfs waarschijnlijker dat een islamitische leerling zich vragen zal stellen over het feit dat haar leerkracht de hoofddoek zal moeten afzetten wanneer ze de klas betreedt, waardoor ze de indruk zal krijgen dat de hoofddoek slecht is en niet compatibel met de sereniteit van het instituut, terwijl het niet dragen ervan wel compatibel is. Wordt het niet dragen van de hoofddoek dan de officiële norm? Met welke argumenten kan dit worden gelegitimeerd? Zeker niet dat van neutraliteit. Stellen dat geen hoofddoek de norm is, is hetzelfde als stellen dat de hoofddoek verplicht is. Geen enkele van deze houdingen is neutraal en beiden getuigen van een fundamentalistische aanpak, de ene religieus, de andere anti-religieus.
Het argument dat de hoofddoek en religieus symbool is, is ook onjuist. De hoofddoek symboliseert niet de Moslim, de hoofddoek is een islamitische praktijk. Een vrouw die de hoofddoek draagt manifesteert niet haar religie, ze oefent die uit. Vrouwen verbieden een hoofddoek te dragen is ook een manier om hun religieuze beleving in te dammen en is een rechtstreekse aanval op de vrijheid van religie. Deze vrijheid van religie wordt beschermd door de Europese conventie en kan enkel in drie omstandigheden worden beperkt die worden benoemd door de Europese conventie van mensenrechten. Beperkingen zijn enkel verdedigbaar om de openbare orde, gezondheid en de rechten van derden te beschermen. Geen enkele van deze criteria is van toepassing in de hierboven geschetste situaties.
Daarom geloven wij, in naam van de neutraliteit, dat de hoofddoek moet worden toegelaten in officiële gebouwen en niet beperkt, en geen enkel discriminerend criterium kan worden gepromoot waardoor subjectieve en bevooroordeelde normen als universeel worden voorgesteld.
Hoofddoek en gender
Een andere belangrijke onderliggende discussie in dit debat betreft gendergelijkheid. Ook al richtte het debat in Frankrijk zich voornamelijk op het concept van ‘laicite’ en in het verdedigen van wat als waarden van de republiek wordt gezien, de hoofddoek wordt door vele Westerlingen, en ook door vele Moslims, als een instrument voor onderdrukking van de vrouw en van bevestiging van haar minderwaardigheid ten opzichte van de man gezien. Ook al is er misbruik en worden sommige vrouwen verplicht de hoofddoek te dragen door hun echtgenoot, hun familie of hun omgeving, de meeste vrouwen dragen de hoofddoek uit religieuze overtuiging en als gevolg van hun vrije keuze. Bovendien verwijst de hoofddoek op geen enkele wijze naar de minderwaardigheid van de vrouw. Het concept hidjaab (sluier) is gangbaar in de Islam zowel voor de man als voor de vrouw. Het is verbonden met het besluieren (Hadjb) van die lichaamsdelen die als bekoorlijk worden beschouwd, dit om verleiding te vermijden die tot overspel (of seks voor het huwelijk) kan leiden. Dit is de kernbetekenis van de Hidjaab en het geldt voor beide geslachten. Binnen de Islam worden niet dezelfde lichaamsdelen echter als bekoorlijk omschreven voor de man of voor de vrouw. Het haar van een vrouw wordt beschouwd als een deel van haar aantrekkelijke onderdelen, terwijl het haar van een man niet als aantrekkelijk wordt gezien. Men kan het nu oneens zijn met deze beschrijving, maar het is belangrijk te stellen dat de hidjaab/hoofddoek niets te maken heeft met het beklemtonen van de minderwaardigheid van de vrouw. Sommige Die-hard feministen zullen beargumenteren dat deze bepaling in essentie discriminerend is gezien er geen gelijkstelling is tussen man en vrouw, daar de vrouw meer beperkingen krijgt dan de man. Dit argument kan echter ook worden gegeven naar Westerse bepalingen waar een man met een ontbloot bovenlichaam niet als illegaal wordt gezien, terwijl een vrouw met een ontbloot bovenlichaam aangehouden of beboet kan worden voor dezelfde feiten. In deze doet Islam dan ook niet meer dan wat de meeste Europese en Amerikaanse wetgevers doen, nl. een verschil in de seksuele betekenis van het vrouwen- en het mannenlichaam inbouwen. Het principe is echter niet discriminerend in essentie.
Sociologisch gezien, worden er bepaalde culturele praktijken van de Hidjaab en zijn islamitische functie afgeleid. Het dragen van de Hidjaab wordt als een soort van statussymbool en ethisch criterium gezien. Dit kan tegengewerkt worden door een Islamitisch bewustzijn en kennis, en door het strijden voor de vrijheid van keuze voor het dragen van een hoofddoek of niet, zonder hiervoor sociaal te worden veroordeeld, maar niet door de religieuze vrijheid te beperken of door misbruiken met gangbare praktijken gelijk te stellen. Misbruik moet altijd worden bevochten, maar mag nooit worden veralgemeend of geëssentialiseerd.
Besluit
Zoals we reeds stelden, handelt heel dit debat over de keuze voor een maatschappijmodel, een politieke keuze. Maar spijtig genoeg krijgen we de indruk dat deze keuze reeds is gemaakt en dat deze keuze naar de richting uitgaat van het wegwissen van verschillen eerder dan deze institutionaliseren. Het is een keuze die gestoeld is op een in essentie anti-islamitische en assimilationistische positionering. Dit is niet vreemd aan de Franse benadering van totale assimilatie wanneer het linguïstische en culturele kenmerken betreft. Deze keer echter, worden die waarden van de republiek aangetast dat Frankrijk claimt te verdedigen: de waarde van vrijheid van meningsuiting, religie en neutraliteit. Deze politieke houding wordt ook versterkt door de internationale context en de aanvaarde omschrijving van Islam en zijn beschaving als grootste gevaar voor de Westerse samenleving. Het is ook een verwerping van een multiculturele gemeenschap die gebaseerd is op diversiteit als de regel en homogeniteit als de uitzondering. Dit is een oproep voor een samenleving die streeft naar homogeniteit, en datgene onderdrukt wat het als een afwijking beschouwt van de enige verlichte weg tot menselijke verwezenlijking en emancipatie. Dit is een maatschappijproject dat emancipatie van buitenaf oplegt en het individu het recht ontneemt voor zelf-emancipatie en zelf-definitie van deze emancipatie, wat een onontbeerlijke voorwaarde is om van emancipatie te kunnen spreken. Zo’n maatschappij zal het tegengestelde zijn van een verlichte samenleving en zal zonder twijfel lijden tot een ‘brave new world’ scenario. Een scenario dat alle democraten moeten proberen te voorkomen alvorens het morgen een feit wordt.
--------------------------------------------------------------------------------
Dyab Abou Jahjah
De ‘Brave new world’ van de bevooroordeelde neutraliteit zoals vertoond in het debat rond de Islamitische hoofddoek in Europa.
Het debat over de Islamitische hidjaab (hoofddoek) in Europa, en vooral in Frankrijk, woedt in alle hevigheid. Het kende een hoogtepunt toen de Franse president Jacques Chirac, op bezoek in Tunesië, het dragen van een hoofddoek als een ‘agressie die we niet mogen aanvaarden’ beschreef. Waarschijnlijk gesterkt door zijn aanwezigheid in een Islamitisch Arabisch land dat de hoofddoek verbiedt in publieke gebouwen, feliciteerde Chirac de Tunesische overheid in wat hij als een grote bevordering in de ontwikkeling van het land beschouwde, en minimaliseerde hij ook ineens de afschuwelijke schendingen van de mensenrechten door het Tunesische regime. Het lijkt dat secularisme en stabiliteit superieurder zijn in de ogen van de Franse president, dan democratie, mensenrechten en fundamentele vrijheden.
Het debat over de Islamitische hoofddoek is niet enkel een debat over religieuze symbolen in een seculiere samenleving, het is veel fundamenteler dan dat. Het is een debat over het soort samenleving dat Frankrijk en Europa wensen te zijn. Is het een maatschappij die secularisme of ‘laïcité’ gaat omschrijven zoals grondwettelijk bepaald, nl. ‘de neutraliteit van de staat naar alle religieuze en andere overtuigingen’, om een staat voor iedereen op te bouwen. Of gaat ‘laïctié’ worden omschreven als een hegemonie van een atheïstische, antireligieus discours wat zich doorheen de staat als een neutrale en normatieve orde zal voorstellen.
Gaan we een diverse samenleving opbouwen gestoeld op fundamentele rechten en vrijheden van meningsuiting, vrijheid van religieuze beleving, vrijheid van religieuze manifestatie en andere vrijheden; of gaan we alleen maar vrij zijn een atheïstische levenswijze te imiteren, of vrij zijn te aanvaarden dat in de publieke ruimte de atheïstische levenswijze een superieure status heeft en als neutraal en natuurlijk wordt beschreven.
Zowel de huidige Franse grondwet, als de Belgische, de Nederlandse en de meeste Europese grondwetten omschrijven ‘laicite’ als een neutraliteitsbeginsel naar religies en wereldvisies toe. Deze neutraliteit moet de garantie van gelijkheid en vrijheid van alle religies en wereldvisies als oogpunt hebben, en niet een wereldvisie (atheïsme) boven de rest plaatsen. Atheïsme behoort zeker niet tot de norm, het is even metafysisch als geloof en kan als vorm van religie worden opgevat.
Wij menen dat het huidige debat over de hoofddoek dan ook niet kan worden gekaderd in de huidige grondwettelijke principes of die van de Europese conventie van mensenrechten. Het politiek debat neigt naar een nieuwe omschrijving van secularisme ‘laïcite’, dat een grondwettelijke verandering zal behoeven. Het wordt niet langer omschreven als neutraliteit, maar als positionering, een anti-religieuze positionering.
Het neutraliteitsbeginsel beschermen
Het vreemde aan het huidig dominante politiek discours rond deze kwestie, is dat de hoofddoek als een bedreiging voor religieuze neutraliteit wordt voorgesteld. De hoofddoek zou moeten worden verboden in officiële gebouwen daar het principe van neutraliteit wordt geschonden. Maar deze neutraliteit zou in principe moeten worden gedragen door de officiële instanties, en hoog worden gehouden door de officiële gebouwen door een ruimte te creëren waar alle religies en visies vrij kunnen worden geuit, niet door religies te onderdrukken.
Het zijn dus de instellingen en de gebouwen die neutraal moeten zijn, niet de burger die geneutraliseerd moet worden in zijn overtuigingen en vrijheid van meningsuiting. Een student die de hoofddoek draagt in een publieke school schendt het neutraliteitsprincipe van die school niet, maar oefent louter haar fundamentele rechten en geniet van de neutraliteit van de instelling.
Wanneer we nu overgaan naar de discussie over leerkrachten, dan wordt de kwestie iets ingewikkelder. Het argument luidt dan dat een hoofddoekdragende leerkracht in een publieke instelling de neutraliteit bemoeilijkt wegens de modelfunctie van de leerkracht naar de leerlingen toe. Leerlingen kunnen worden beïnvloed door het feit dat de leerkracht de hoofddoek draagt, en het dan ook zelf beginnen dragen. Maar dit argument kan ook worden omgekeerd, daar leerlingen ook beïnvloed kunnen worden door het feit dat een leerkracht geen hoofddoek draagt, en het daardoor ook niet zullen dragen. Het is zelfs waarschijnlijker dat een islamitische leerling zich vragen zal stellen over het feit dat haar leerkracht de hoofddoek zal moeten afzetten wanneer ze de klas betreedt, waardoor ze de indruk zal krijgen dat de hoofddoek slecht is en niet compatibel met de sereniteit van het instituut, terwijl het niet dragen ervan wel compatibel is. Wordt het niet dragen van de hoofddoek dan de officiële norm? Met welke argumenten kan dit worden gelegitimeerd? Zeker niet dat van neutraliteit. Stellen dat geen hoofddoek de norm is, is hetzelfde als stellen dat de hoofddoek verplicht is. Geen enkele van deze houdingen is neutraal en beiden getuigen van een fundamentalistische aanpak, de ene religieus, de andere anti-religieus.
Het argument dat de hoofddoek en religieus symbool is, is ook onjuist. De hoofddoek symboliseert niet de Moslim, de hoofddoek is een islamitische praktijk. Een vrouw die de hoofddoek draagt manifesteert niet haar religie, ze oefent die uit. Vrouwen verbieden een hoofddoek te dragen is ook een manier om hun religieuze beleving in te dammen en is een rechtstreekse aanval op de vrijheid van religie. Deze vrijheid van religie wordt beschermd door de Europese conventie en kan enkel in drie omstandigheden worden beperkt die worden benoemd door de Europese conventie van mensenrechten. Beperkingen zijn enkel verdedigbaar om de openbare orde, gezondheid en de rechten van derden te beschermen. Geen enkele van deze criteria is van toepassing in de hierboven geschetste situaties.
Daarom geloven wij, in naam van de neutraliteit, dat de hoofddoek moet worden toegelaten in officiële gebouwen en niet beperkt, en geen enkel discriminerend criterium kan worden gepromoot waardoor subjectieve en bevooroordeelde normen als universeel worden voorgesteld.
Hoofddoek en gender
Een andere belangrijke onderliggende discussie in dit debat betreft gendergelijkheid. Ook al richtte het debat in Frankrijk zich voornamelijk op het concept van ‘laicite’ en in het verdedigen van wat als waarden van de republiek wordt gezien, de hoofddoek wordt door vele Westerlingen, en ook door vele Moslims, als een instrument voor onderdrukking van de vrouw en van bevestiging van haar minderwaardigheid ten opzichte van de man gezien. Ook al is er misbruik en worden sommige vrouwen verplicht de hoofddoek te dragen door hun echtgenoot, hun familie of hun omgeving, de meeste vrouwen dragen de hoofddoek uit religieuze overtuiging en als gevolg van hun vrije keuze. Bovendien verwijst de hoofddoek op geen enkele wijze naar de minderwaardigheid van de vrouw. Het concept hidjaab (sluier) is gangbaar in de Islam zowel voor de man als voor de vrouw. Het is verbonden met het besluieren (Hadjb) van die lichaamsdelen die als bekoorlijk worden beschouwd, dit om verleiding te vermijden die tot overspel (of seks voor het huwelijk) kan leiden. Dit is de kernbetekenis van de Hidjaab en het geldt voor beide geslachten. Binnen de Islam worden niet dezelfde lichaamsdelen echter als bekoorlijk omschreven voor de man of voor de vrouw. Het haar van een vrouw wordt beschouwd als een deel van haar aantrekkelijke onderdelen, terwijl het haar van een man niet als aantrekkelijk wordt gezien. Men kan het nu oneens zijn met deze beschrijving, maar het is belangrijk te stellen dat de hidjaab/hoofddoek niets te maken heeft met het beklemtonen van de minderwaardigheid van de vrouw. Sommige Die-hard feministen zullen beargumenteren dat deze bepaling in essentie discriminerend is gezien er geen gelijkstelling is tussen man en vrouw, daar de vrouw meer beperkingen krijgt dan de man. Dit argument kan echter ook worden gegeven naar Westerse bepalingen waar een man met een ontbloot bovenlichaam niet als illegaal wordt gezien, terwijl een vrouw met een ontbloot bovenlichaam aangehouden of beboet kan worden voor dezelfde feiten. In deze doet Islam dan ook niet meer dan wat de meeste Europese en Amerikaanse wetgevers doen, nl. een verschil in de seksuele betekenis van het vrouwen- en het mannenlichaam inbouwen. Het principe is echter niet discriminerend in essentie.
Sociologisch gezien, worden er bepaalde culturele praktijken van de Hidjaab en zijn islamitische functie afgeleid. Het dragen van de Hidjaab wordt als een soort van statussymbool en ethisch criterium gezien. Dit kan tegengewerkt worden door een Islamitisch bewustzijn en kennis, en door het strijden voor de vrijheid van keuze voor het dragen van een hoofddoek of niet, zonder hiervoor sociaal te worden veroordeeld, maar niet door de religieuze vrijheid te beperken of door misbruiken met gangbare praktijken gelijk te stellen. Misbruik moet altijd worden bevochten, maar mag nooit worden veralgemeend of geëssentialiseerd.
Besluit
Zoals we reeds stelden, handelt heel dit debat over de keuze voor een maatschappijmodel, een politieke keuze. Maar spijtig genoeg krijgen we de indruk dat deze keuze reeds is gemaakt en dat deze keuze naar de richting uitgaat van het wegwissen van verschillen eerder dan deze institutionaliseren. Het is een keuze die gestoeld is op een in essentie anti-islamitische en assimilationistische positionering. Dit is niet vreemd aan de Franse benadering van totale assimilatie wanneer het linguïstische en culturele kenmerken betreft. Deze keer echter, worden die waarden van de republiek aangetast dat Frankrijk claimt te verdedigen: de waarde van vrijheid van meningsuiting, religie en neutraliteit. Deze politieke houding wordt ook versterkt door de internationale context en de aanvaarde omschrijving van Islam en zijn beschaving als grootste gevaar voor de Westerse samenleving. Het is ook een verwerping van een multiculturele gemeenschap die gebaseerd is op diversiteit als de regel en homogeniteit als de uitzondering. Dit is een oproep voor een samenleving die streeft naar homogeniteit, en datgene onderdrukt wat het als een afwijking beschouwt van de enige verlichte weg tot menselijke verwezenlijking en emancipatie. Dit is een maatschappijproject dat emancipatie van buitenaf oplegt en het individu het recht ontneemt voor zelf-emancipatie en zelf-definitie van deze emancipatie, wat een onontbeerlijke voorwaarde is om van emancipatie te kunnen spreken. Zo’n maatschappij zal het tegengestelde zijn van een verlichte samenleving en zal zonder twijfel lijden tot een ‘brave new world’ scenario. Een scenario dat alle democraten moeten proberen te voorkomen alvorens het morgen een feit wordt.
--------------------------------------------------------------------------------