Charkiya
19-12-03, 18:04
Wegcijferen
Op een zaterdagochtend zit ik lekker in het zonnetje in een speeltuin te wachten op Houssain, een in Marokko geboren welzijnswerker die vanaf zijn zesde jaar in Nederland woont. Na een paar minuten komt er een vrolijke jongeman aan die mij direct begroet met "hé Ton". 's Zaterdags is hij beheerder van de speeltuin. Het eerste wat hij doet, is koffiezetten en de rommel die her en daar ligt bij elkaar vegen en opruimen. Nog even een emmer water over een plas chocolade en hij is klaar voor het gesprek. Het gaat vooral over zijn jeugd in Nederland.
"Heimwee naar Marokko had ik niet. Ik werd op de lagere school goed opgevangen en de leraren waren gemotiveerd om mij Nederlands te leren. Van thuis moest ik me van mijn vader aanpassen. Maar ondersteuning geven bij mijn huiswerk kon hij niet.
Tijdens de middagpauze moest ik boodschappen doen. Spelen met andere kinderen uit Marokko mocht niet, omdat mijn ouders bang waren dat ze een slechte invloed op me hadden. Ze beschermden het gezin, bang als ze waren niet geaccepteerd te worden. Omgang met Nederlandse meisjes was ook een taboe. Mijn ouders pasten zich aan, volgden de regels, wilden niet opvallen. Voor hun belangen opkomen was er niet bij. Mijn vader liep liever een straatje om. Mijn broers en ik moesten hetzelfde doen: problemen voorkomen. Niet echt een vorm van integratie, maar meer jezelf wegcijferen.
Ik kwam wel thuis bij Nederlandse vriendjes en merkte dat daar de dingen anders gingen. Zelf vriendjes meenemen of uitnodigen, durfde ik niet. Zo zat ik vast tussen twee culturen. Mijn vader bekeek de Nederlandse samenleving op een afstand en eiste van me dat ik naar de moskee ging. Op een gegeven moment speelde daar een probleem. Eén van de leerlingen was misbruikt door de koranleraar. Zo kregen we als jongeren de kans onze ouders te vertellen dat we niet meer naar de moskee en de koranschool gingen.
Op mijn dertiende liep ik van huis weg. Er werd te veel van me geëist. Aanpassen, op zaterdag naar de islamitische school en ondersteuning geven aan het gezin. Ik kon geen kind zijn in Nederland. Ik kon me niet spelenderwijze ontplooien zoals ik dat om me heen zag. Tegenwoordig hebben de jongeren ook deze problemen. Maar wij werden geholpen en geaccepteerd, omdat de groep veel kleiner was. De leraar op school gaf me veel aandacht en ik kwam weer thuis. Daarna heb ik nog vier pogingen gedaan om van huis weg te komen, maar steeds weer werd ik opgevangen. Door een buurman, een buurvrouw of vrienden.
Nu in 2003 is dat niet meer mogelijk. Er zijn geen instanties die je ondersteunen en de vaders van nu schoppen je direct het huis uit. Dan ga je als het ware vanzelf de criminaliteit in om je staande te kunnen houden. Ik had het geluk dat er opvang was, zowel van Nederlandse gezinnen als van instanties. Een leraar van de lts kwam me opzoeken in een coffeeshop en sprak met me over wat ik wilde. Die hulp was een voorbeeld van integratie. Nu zijn de jongeren op elkaar aangewezen. Invloeden van buitenaf zijn er nauwelijks meer.
De verschillende overheden hebben deze problemen niet willen zien, of zoals uit de bezuinigingen op het welzijnswerk blijkt, in ieder geval onderschat. In het algemeen wordt integratie gezien zoals mijn vader deed. Niks fout doen, werken, huur betalen, problemen vermijden en vooral je kop houden."
Ton Dijkstra
Op een zaterdagochtend zit ik lekker in het zonnetje in een speeltuin te wachten op Houssain, een in Marokko geboren welzijnswerker die vanaf zijn zesde jaar in Nederland woont. Na een paar minuten komt er een vrolijke jongeman aan die mij direct begroet met "hé Ton". 's Zaterdags is hij beheerder van de speeltuin. Het eerste wat hij doet, is koffiezetten en de rommel die her en daar ligt bij elkaar vegen en opruimen. Nog even een emmer water over een plas chocolade en hij is klaar voor het gesprek. Het gaat vooral over zijn jeugd in Nederland.
"Heimwee naar Marokko had ik niet. Ik werd op de lagere school goed opgevangen en de leraren waren gemotiveerd om mij Nederlands te leren. Van thuis moest ik me van mijn vader aanpassen. Maar ondersteuning geven bij mijn huiswerk kon hij niet.
Tijdens de middagpauze moest ik boodschappen doen. Spelen met andere kinderen uit Marokko mocht niet, omdat mijn ouders bang waren dat ze een slechte invloed op me hadden. Ze beschermden het gezin, bang als ze waren niet geaccepteerd te worden. Omgang met Nederlandse meisjes was ook een taboe. Mijn ouders pasten zich aan, volgden de regels, wilden niet opvallen. Voor hun belangen opkomen was er niet bij. Mijn vader liep liever een straatje om. Mijn broers en ik moesten hetzelfde doen: problemen voorkomen. Niet echt een vorm van integratie, maar meer jezelf wegcijferen.
Ik kwam wel thuis bij Nederlandse vriendjes en merkte dat daar de dingen anders gingen. Zelf vriendjes meenemen of uitnodigen, durfde ik niet. Zo zat ik vast tussen twee culturen. Mijn vader bekeek de Nederlandse samenleving op een afstand en eiste van me dat ik naar de moskee ging. Op een gegeven moment speelde daar een probleem. Eén van de leerlingen was misbruikt door de koranleraar. Zo kregen we als jongeren de kans onze ouders te vertellen dat we niet meer naar de moskee en de koranschool gingen.
Op mijn dertiende liep ik van huis weg. Er werd te veel van me geëist. Aanpassen, op zaterdag naar de islamitische school en ondersteuning geven aan het gezin. Ik kon geen kind zijn in Nederland. Ik kon me niet spelenderwijze ontplooien zoals ik dat om me heen zag. Tegenwoordig hebben de jongeren ook deze problemen. Maar wij werden geholpen en geaccepteerd, omdat de groep veel kleiner was. De leraar op school gaf me veel aandacht en ik kwam weer thuis. Daarna heb ik nog vier pogingen gedaan om van huis weg te komen, maar steeds weer werd ik opgevangen. Door een buurman, een buurvrouw of vrienden.
Nu in 2003 is dat niet meer mogelijk. Er zijn geen instanties die je ondersteunen en de vaders van nu schoppen je direct het huis uit. Dan ga je als het ware vanzelf de criminaliteit in om je staande te kunnen houden. Ik had het geluk dat er opvang was, zowel van Nederlandse gezinnen als van instanties. Een leraar van de lts kwam me opzoeken in een coffeeshop en sprak met me over wat ik wilde. Die hulp was een voorbeeld van integratie. Nu zijn de jongeren op elkaar aangewezen. Invloeden van buitenaf zijn er nauwelijks meer.
De verschillende overheden hebben deze problemen niet willen zien, of zoals uit de bezuinigingen op het welzijnswerk blijkt, in ieder geval onderschat. In het algemeen wordt integratie gezien zoals mijn vader deed. Niks fout doen, werken, huur betalen, problemen vermijden en vooral je kop houden."
Ton Dijkstra