PDA

Bekijk Volledige Versie : Het is wel degelijk zo erg als eerst gevreesd’



nefertiti
22-12-03, 13:32
Met stip op nummer één in ons eindejaarslijstje van Culturele Rampen staat de plundering van Iraakse oudheden. In april, luttele dagen nadat het Amerikaanse invasieleger Bagdad had ingenomen, viel ’s werelds grootste en belangrijkste collectie Midden-Oosterse oudheden, in het Iraqi Museum in Bagdad, ten prooi aan een uitzinnige bende plunderaars. De eerste berichten spraken over het verlies van de hele collectie.

De ramp werd vergeleken met de plundering van Bagdad door Mongoolse hordes, of zelfs met de brand van de bibliotheek van Alexandrië.

John Curtis was de eerste westerse archeoloog die na de ramp de schade ging opmeten. Wij gingen hem vragen hoe erg het écht gesteld is.

Een maand na die eerste berichten klonk het namelijk al heel anders: de schade zou nogal meevallen en steeds meer artefacten werden teruggebracht of –gevonden. En was de plundering niet van binnenuit, door museumpersoneel georganiseerd, zoals in Anglo-Amerikaanse conservatieve kringen werd beweerd? Curtis, conservator van het departement Oude Nabije Oosten van het British Museum, drukt al dat positivisme meteen weer de kop in: “De schade is wel degelijk zo erg als eerst werd gevreesd. Alle kleine objecten waren voor de oorlog wel uit de tentoonstellingsruimte gehaald en naar een geheime plaats overgebracht.

Daardoor bleven ze gespaard. Zware artefacten, of objecten die aan een voetstuk vastgeklonken zaten, konden echter niet in veiligheid worden gebracht.

Enkele daarvan werden gestolen.

Het is nog steeds niet duidelijk hoeveel objecten er uit de opslagruimtes verdwenen zijn, omdat het onderzoek nog niet is afgerond.

Heel wat artefacten waren ook niet geregistreerd door het museum.

We weten met andere woorden niet eens hoeveel er voor de plundering waren, maar ik schat dat er toch tussen de 15.000 en 20.000 objecten verdwenen zijn, en er is enorm veel vernield. De hele collectie cilinderzegels is gestolen, kleine stukken die zeer gemakkelijk te verhandelen zijn. De meeste zullen we nooit meer terugzien, zeker niet als men erin slaagt om ze het land uit te smokkelen. Uit een doos in de opslagruimtes zijn er enkele topstukken gestolen, waaronder het Assyrische ivoren reliëf met de afbeelding van een leeuwin die een Afrikaanse jongen aanvalt. Dat is nog steeds vermist.” De plundering in Bagdad liep erg in de kijker, maar ook de provinciale musea kregen ongewenst bezoek. Hoe zijn die er aan toe? “De situatie in het museum van Mosoel (dat een belangrijke Assyrische en islamitische collectie in huis heeft, BaB) is dezelfde als in Bagdad. Ongelukkig genoeg zijn er voor de oorlog zo’n vijfduizend objecten uit Mosoel overgebracht naar het museum van Bagdad, omdat men dacht dat ze daar veiliger waren. Hetzelfde gebeurde met stukken uit Babylon. Uit Mosoel zijn er belangrijke zaken geroofd, zoals het bronzen beslag van de Balawat-poorten. Opvallend is dat de plundering er plaatsvond op precies hetzelfde moment als in Bagdad. De musea in Koerdisch gebied zijn waarschijnlijk niet geplunderd. Over Basra, in het zuiden, heb ik geen informatie.” Sommigen vermoeden dat althans een deel van de buit in opdracht van verzamelaars of antiekhandelaars werd gestolen. Wat denkt u? “Ik zie geen enkel bewijs van een goed georganiseerde en georchestreerde actie, het was veeleer opportunistisch en ad hoc en er kwam veel vandalisme bij kijken.

De plunderaars zochten niet naar welbepaalde stukken en stalen ook computers, meubels, noem maar op. Ik vermoed dat het een uiting was van verbolgenheid tegen het Saddam-regime. Veel beroemde objecten zijn intussen terecht, zoals het beroemde albasten vrouwenhoofd van Uruk. De stukken waren in handen van lokale Iraki’s.

Als ze in opdracht zouden zijn gestolen, dan waren ze wellicht al snel uit het land gesmokkeld. In de Verenigde Staten en in Rome zijn er intussen wel museumstukken uit Irak in beslag genomen. Die waren wellicht voor de antiekmarkt bestemd, maar het ging niet om topstukken.” Voor de oorlog wezen vooraanstaande archeologen het Pentagon op het gevaar dat het Iraakse erfgoed liep. Ze bezorgden de militairen ook een lijst van musea, monumenten en vindplaatsen.

Hield het invasieleger genoeg rekening met die gegevens? “Neen. Het is onvergeeflijk dat de Amerikanen geen bewakers plaatsten op alle cultureel belangrijke plekken nadat Bagdad was veroverd.

Dat deden ze pas twee dagen na de plundering, na internationale verontwaardiging.” Hoe erg is het gesteld met de archeologische vindplaatsen die door illegale opgravingen geteisterd worden? “Dat is vooral in het zuiden een ernstig probleem, maar hoe groot de schade is, valt voorlopig moeilijk te zeggen. Belangrijke sites als Isin en Umma kregen het hard te verduren. Toen Italiaanse carabinieri de provincie Nasiriya controleerden, verbeterde de situatie daar. Maar die zijn er nu weggetrokken (na de bloedige aanslagen in november, BaB). De voorlopige regering zou nu de bescherming van de vindplaatsen moeten garanderen, met Amerikaans geld. Ik hoop dat ze daarin slagen. Voor zover ik weet, wordt de westerse antiekmarkt echter niet overspoeld met antiquiteiten uit roofopgravingen.

Ook het British Museum kreeg nog geen objecten aangeboden.” Hoe draagt het British Museum bij aan de culturele heropbouw van Irak? “In juni is er een delegatie van het museum de schade gaan opmeten.

We willen een internationaal team van acht conservatoren, waarvan twee uit het British Museum, naar Irak sturen. Die zullen er drie maanden assisteren bij de restauratie en de heropbouw van de musea.

Voorlopig kunnen ze niet vertrekken omdat hun veiligheid niet gegarandeerd is. Het zou onverantwoord zijn om nu een team naar Irak te sturen. In januari komen er ook drie Iraakse conservatoren voor een paar maanden naar Londen voor een extra training. Dat had nogal wat voeten in de aarde, omdat ze van de voorlopige regering niet onmiddellijk de nodige reisdocumenten kregen. De heropbouw is een internationale zaak, maar er is nog geen echte centrale coördinatie. Unesco werkt overkoepelend, maar zou toch gauw coördinerend moeten werken.” Vorig jaar beloofde het British Museum afgietsels te maken van de spijkerschriftbibliotheek van Ashurbanipal, met onder andere het beroemde Gilgamesj-epos.

Die zouden dan de kern vormen van een nieuw instituut in Irak. Gaat dat project nog door? “Jazeker, en we zijn zeer enthousiast over het project. Er zijn al enkele afgietsels klaar en in Mosoel is men gestart met de bouw van het instituut. Zeer binnenkort zal het ook mogelijk worden om nog betere, digitale kopieën van de tabletten te maken. Misschien moeten we voor het project veeleer van die technologie gebruik maken. Bovendien sluiten we ook niet uit objecten uit te lenen. Volgens mij komt een recente aanwinst van het British Museum, het belangrijke Burneyreliëf, daarvoor in aanmerking.” Wanneer gaan er weer archeologen aan de slag in Irak? “Uiteraard niet onmiddellijk, wegens het veiligheidsprobleem. Er gaan zelfs stemmen op om de komende tien jaar niet meer op te graven en ons in de plaats daarvan te concentreren op de culturele heropbouw en de bescherming van de vindplaatsen. En ook volgens mij is er geen hoogdringendheid om weer op te graven. Het gevaar is wel dat er bij de heropbouw van Irak veel vindplaatsen bedreigd zullen worden door grote infrastructuurwerken.

In dat geval zullen er veel preventieve opgravingen moeten worden uitgevoerd. Die bedreiging zou zelfs wel eens erger kunnen zijn dan de huidige illegale opgravingen.” Hoe ziet de toekomst eruit voor het archeologische onderzoek? “Midden-Oosterse archeologie blijft een belangrijk onderzoeksdomein.

Ondanks de oorlog en de gebeurtenissen van de laatste decennia was er altijd een grote archeologische activiteit. Ik denk echter dat het nodig is om onze aanpak te veranderen. Het risico bestaat immers dat westers onderzoek als een vorm van imperialisme beschouwd wordt. We moeten veel meer samenwerken met de lokale oudheidkundigen. Het is verkeerd te denken dat wij het beter kunnen dan zij of dat wij hen moeten tonen hoe het moet. Niet wij, maar Midden-Oosterse archeologen zouden in de toekomst de belangrijkste projecten moeten krijgen. Wij kunnen dan een ondersteunende rol spelen. Ook Europese landen moeten onderling meer samenwerken om instituten of scholen te vormen, centra waar onderzoekers ideeën kunnen uitwisselen.” Over imperialisme gesproken: de National Geographic Society wil de fameuze gouden schat van Nimrud naar de Verenigde Staten halen voor een reizende tentoonstelling. “Een slecht idee, dat inderdaad als cultureel imperialisme beschouwd zal worden. De symboolwaarde van de schat is niet gering. Ze overleefde de plunderingen omdat ze weggeborgen was in de kluizen van de Nationale Bank en werd later voor enkele uren tentoongesteld. Het idee om een reizende tentoonstelling op te zetten omtrent de schat, is ook om andere redenen ongelukkig.

Ze loopt het risico beschadigd te raken door het voortdurende inen uitpakken. Bovendien moeten er ook Iraakse conservatoren meereizen, terwijl er voor hen in Irak veel dringender werk is.”

‘De plunderaars zochten niet naar welbepaalde stukken en stalen ook computers, meubels en andere dingen’

DE MORGEN