PDA

Bekijk Volledige Versie : Ik heb nooit last als Joodse, maar mogen de moslims me wel?



Ramzi
17-01-04, 11:59
Marokko / Ik heb nooit last als Joodse, maar mogen de moslims me wel?
door Ton Crijnen
2004-01-17

Islamitische en joodse Marokkanen hebben eeuwenlang ongestoord met en naast elkaar geleefd. Nu begint die relatie haarscheurtjes te vertonen. ,,De jeugd komt hier nauwelijks nog een Jood tegen. Onbekend maakt onbemind.'' Deel 2 van een serie over Marokko.



Aanvankelijk lijkt er geen vuiltje aan de lucht. Martine Abergel, een modieus geklede vijftiger, praat met verve over de 'prima' relatie tussen joden en moslims in haar land. Ze staat als manager aan het hoofd van een mbo-school hartje Casablanca. Dat ze jodin is steekt ze niet onder stoelen of banken. Tot dusver heeft ze daar nooit last van gehad. De toon verandert als Martine hoort dat in Amsterdam Marokkaanse jongeren Joden uitschelden en treiteren. Ze bekent: ,,Ook bij ons weten jonge moslims niet altijd onderscheid te maken tussen de staat Israël en het Joodse volk.''

Martine Abergel verbaast zich er niet over. ,,Als je ziet hoe populaire Arabische tv-zenders, geen Marokkaanse, dag in dag uit haat spuien over Israël en Joden -met uitspraken als 'de Jood moet gekruisigd worden'- hoeft niemand er vreemd van op te kijken dat jonge Marokkanen hier een tik van meekrijgen. In tegenstelling tot hun ouders en grootouders die Joodse buren hadden of met Joodse kinderen in de klas hebben gezeten, komen ze nog maar zelden een Jood tegen. En u weet: onbekend maakt onbemind.''

,,Op de dag dat ik me als Jood hier niet meer veilig voel, pak ik mijn koffers'', zegt Abergel. ,,Ondanks alle kritiek die ik heb op de politiek van Sharon, ben ik blij dat er een Joodse staat bestaat. Was dat niet het geval, dan zou ik me hier in Marokko meer van mijn minderheidspositie bewust zijn dan nu.''

Deze mevrouw vergeet gemakshalve dat de haat onder deze jongeren gebaseerd is op het ontstaan/bestaan van een Joodse staat...

Het Lusitania-district is de joodse wijk van Casablanca. Centraal daarin loopt de Rue Ibn Rochd, een smalle, sjofel ogende straat met veel oude mensen. De verlichting is schaars, het plaveisel slecht. Op de kruising met de Rue J.J. Rousseau staat de voornaamste synagoge van de stad. Net als de andere sjoels in de stad wordt hij sinds de aanslagen van vorig jaar mei dag en nacht bewaakt.

Het restaurant waar op 16 mei 2003 een van de extremistische aanslagen is gepleegd, ligt op een paar minuten lopen van de Rue Ibn Rochd. Bouwvakkers zijn bezig met het herstel. Dranghekken moeten ongewenste bezoekers op afstand houden. Het etablissement was zelf niet Joods, maar de uitbater wel. Het regime is er veel aan gelegen dat het zo snel mogelijk wordt hersteld.

De al bejaarde eigenaar van koosjere slagerij Raphal, aan de Boulevard d'Anfa, is het met zijn aanwezige klanten eens: ,,Wij gaan niet weg.''

Een oudere heer vertelt waarom: ,,Ach, emigreren geeft zo'n gedoe. En oude bomen laten zich moeilijk verplanten.'' Maar de kinderen en kleinkinderen dan? ,,Ja, die zitten allemaal in het buitenland.'' Eén zoon in Canada, drie jongens in Israël en een dochter in Frankrijk.

Bij de rest van de aanwezigen blijkt de situatie net zo. In hun besluit om te blijven voelen ze zich gesterkt door de massale pro-Joodse demonstratie die een dag na de aanslagen door het centrum van Casablanca trok. ,,Echt hartverwarmend.''

Het feit dat drie van de vijf aanslagen van vorig jaar tegen Joodse doelen waren gericht, vormt voor hen geen bewijs dat er nu een einde is gekomen aan de eeuwenlange goede nabuurschap tussen Joden en niet-Joden in het land. Toch laat een vrouwelijke klant zich ontvallen: ,,Maar diep in hun hart mogen de moslims ons niet.'' En ze verwijst naar de recente moord op een Jood in de stad.

Ook de Marokkaanse oud-parlementariër Simon Levy heeft zijn reserves: ,,Voor 16 mei werd in een deel van de Marokkaanse pers ronduit kwetsend over Joden geschreven. Een artikel eindigde zelfs zo: 'Oh God, geef mij de genade om de Joden te haten'. En er waren imams die predikten dat het doden van Joden geen zonde was.''

Na 16 mei kreeg Levy ineens brieven vol excuses. ,,Die heb ik direct in de prullenmand gegooid. Eerst was het 'Wat heb ik een hekel aan de Joden' en nu hoor je overal 'Wat hou ik toch van ze'. Anderzijds geeft het misschien aan dat de moslims zijn gaan nadenken. Hun soms ronduit antisemitische gedrag is overigens niet zo verwonderlijk. De Koran schrijft dubbelzinnig over Joden, positief én negatief. Daar worden moslims door beïnvloed.''

Simon Levy, een felle en dominante man, is tegenwoordig directeur van het gloednieuwe Museum van het Marokkaans Judaïsme in Casablanca en secretaris-generaal van de Stichting tot Behoud van het Marokkaans-Joodse erfgoed. Over de houding van de overheid heeft hij niets dan lof. ,,Waar kom je elders in de Arabische wereld tegen dat de regering een Joods museum subsidieert? En welk Arabisch staatshoofd heeft, als onze koning, een Jood als voornaamste adviseur?''

Als we het kantoor verlaten groet een moslim uit het pand ernaast ons.

Levy: ,,Salaam, buurman.''

Waarom niet sjaloom? ,,Ik voel me in de eerste plaats Marokkaan en daarna pas Jood. Vergeet niet, wij Joden wonen hier al tweeduizend jaar. Me dunkt, dan heb ik het recht mezelf Marokkaan te noemen.''