Sou3adje...
20-01-04, 20:43
Nadat religieuze symbolen in de klaslokalen van Frankrijk zijn verboden, wil het hoofddoekjesdebat in Nederland maar niet op gang komen. De tolerantie is hier namelijk grenzeloos - zelfs tegenover weinig verlichte principes. Er zijn redenen genoeg om het Franse voorbeeld te volgen.
In Frankrijk is de kogel eindelijk door de kerk. Er is een hoofddoekverbod op openbare scholen afgekondigd door de president. Door voortaan opzichtige religieuze symbolen als keppeltjes, kruizen en haarbeddekkingen uit het klaslokaal te weren, is er misschien minder reden voor wrijving tussen jongeren van verschillende gezindten.
De multiculturele samenleving komt ook in Frankrijk de laatste tijd steeds meer onder druk te staan. In Parijse banlieues durven meisjes al niet meer zonder hoofddoek de straat op, laat staan met make-up of korte rokken, omdat zedenprekende jongens (veelal hun eigen broers) hen dan voor 'hoer' uitmaken. "De republiek kan niet doof blijven voor hulpkreten van deze jonge vrouwen," schrijft de commissie-Stasi, de Franse commissie van wijzen die zich over de hoofddoekkwestie en het Franse integratiebeleid van de laatste jaren moest buigen.
Jacques Chirac beriep zich in zijn toespraak, waarin hij het wettelijk verbod plechtig bekrachtigde, op het seculiere karakter van Frankrijk. Hij benadrukte verlichte waarden: scheiding tussen kerk en staat, vrijheid van denken, rechtsgelijkheid voor gezindten en godsdiensten, en neutraliteit van de politieke macht. De laïcité ('lekendom') - het begrip dat al deze verlichtingsprincipes in zich verenigt, noemde hij zelfs de hoeksteen van de Franse republiek. Religieuze neutraliteit in het klaslokaal is het logische resultaat van deze vrijzinnige grondslag.
In Nederland blijft het ijzingwekkend stil rondom de hoofddoek. Onder feministes is een verbod onbespreekbaar sinds Cisca Dresselhuys drie jaar geleden verkondigde dat zij geen hoofddoekdraagsters op de redactie van Opzij duldde (Dit omdat een van de redactrices zich had bekeerd tot de islam en een hoofddoek wilde dragen, toevoeging van Sou3.). Een gesluierde vrouw paste nu eenmaal niet bij de feministische signatuur van het blad, vond Dresselhuys. De zedige haarbedekking was in haar visie een uiting van een onderdanige positie ten opzichte van de man.
Vreemd genoeg waren het vooral haar feministische generatiegenoten, onder wie Hedy d'Ancona, die over haar heen vielen. Het feministische maandblad zou juist gesluierde vrouwen 'met twee handen moeten aannemen', vonden zij. Dresselhuys werd zelfs 'burgerlijk en kortzichtig' genoemd, omdat ze andersdenkenden buitensloot.
Het is tekenend voor het hoofddoekdebat in Nederland. 'Integratie met behoud van cultuur' heeft altijd zwaarder gewogen dan westerse verlichtingsidealen als gelijkheid tussen man en vrouw en de neutraliteit van de overheid. Als een buitenlander zich op basis van zijn geloof wilde onttrekken aan dit soort fundamenten, dan was dat geoorloofd. De linksige feministes beriepen zich dan ineens op een raadselachtig cultuurrelativisme: wie zijn wij om vreemde volkeren volgens onze westerse maatstaven te beoordelen?
Onder het mom van 'tolerantie' is vrouwenonderdrukking zo door de multiculti's jarenlang goed gepraat. Allochtone vrouwen in blijf-van-mijn-lijfhuizen konden bijgevolg op weinig steun van westerse feministes rekenen. Emancipatie was ieders eigen zaak. Wij zijn tolerant voor iedereen, was het motto, dus ook voor intolerantie.
In damesbladen heeft er nooit een woord van verontwaardiging over de hoofddoek geklonken. Het lapje stof wordt eerder beschreven als een modieus hebbedingetje, zoals een oorbel of een dagcreme. Waar het hoofddoekdebat de laatste maanden hevig woedt in het Franse damesblad ELLE, lieten de Nederlandse Avant Garde, ELLE, en Marie Claire weten de kwestie niet urgent genoeg te vinden voor hun lezeressen.
Zelfs toen vorig jaar vier meisjes in een niqaab -een sluider die alleen de ogen onverhuld laat- op hun beroepsopleiding tot kleuterleidster op het ROC verschenen, kwam het debat niet echt los. Voor het weigeren van hun toegang werden door de school louter praktische argumenten aangevoerd. De gezichtssluier stond 'communicatie' en 'identificatie' in de weg, vond ook de Commissie Gelijke Behandeling. Dat vrouwen in een zwart spookgewaad niet passen in de Nederlandse samenleving, werd door niemand hardop uitgesproken. En de link met hoofddoekjes bestond eenvoudigweg niet.
Een andere reden waarom de maatregel van Frankrijk met een schijnbare loomheid is ontvangen, is dat met een hoofddoekverbod de vrijheid van onderwijs in het geding kan komen. Confessionele politieke partijen zijn daar vanzelfsprekend geen voorstander van. Maar ook veel liberalen en progressieven zien de vrije schoolkeuze van ouders en het recht om op elke grondslag een school te stichten als een groot goed -of die grondlsg nu de bijbel is, de koran, de methoden van Maria Montessori of van Rudolf Steiner, het Jenaplan of het Daltonsysteem. Het bijzonder onderwijs is namelijk gevrijwaard van overheidsbemoeienis. En dat beschouwen leerlingen, ouders en docenten als een prettige verworvenheid.
Maar waarom zouden we ook een goed werkend schoolsysteem, dat de uitkomst is van een 'schoolstrijd', direct overboord kieperen, nu een grote groep moslims mensenrechten als gelijkwaardigheid van man en vrouw niet erkent? Ondanks allerlei verzuilde tradities is Nederland een seculiere staat. Je bent eerst burger, dan pas gelovige. Democratische waarden zoals gelijkheid tussen de seksen, scheiding tussen kerk en staat, en vrijheid van meningsuiting dienen te allen tijde zwaarder te wegen dan godsdienstige principes uit een heilig boek. Dat geldt voor islamitische scholen evengoed als voor christelijke.
Op basis van zulke fundamenteler principes kunnen zowel bijzondere scholen als openbare scholen met goed recht een hoofddoekverbod instellen. Christelijke en bijzondere scholen mogan dat sowieso sinds dit schooljaar, op basis van een ander argument, namelijk als deze religieuze hoofdbedekking niet strookt met de grondslag van de school. Dat gebeurde al aan het katholieke St.-Gregorius College in Utrecht. Volgens de Commissie Gelijke Behandeling voerde de school een consistent beleid om zijn katholieke identiteit tot uiting te brengen, en dus was het ingestelde verbod gerechtvaardigd. Dit precedent zou weleens tot gevolg kunnen hebben dat allerlei bijzondere scholen hun religieuze en humanistische grondslag gaan cultiveren.
Openbare scholen zouden zich voor een hoofddoekverbod op precies het tegengestelde kunnen beroepen, namelijk op religieuze neutraliteit. Als ouders hun kinderen naar een openbare school brengen, kiezen ze juist voor een school waar leerlingen van religieuze opdringerigheid gevrijwaard dienen te blijven. Religie hoort niet thuis in het openbaar onderwijs. Dus een kruis aan de muur, een keppeltje, een gebedsruimte of een lerares met een hoofddoek is daar ongepast. Een consequentie van deze neutraliteit is dat leerlingen in het schoolgebouw zich dienen aan te passen aan deze kledingcode.
Maar voor de Franse manier van denken zal er in Nederland eerst een koerswijziging nodig zijn. De laatste decennia is er sluipenderwijs een uitholling van de neutraliteit van de overheid opgetreden. Het feit dat een waarnemend griffier in de rechtbank in Zwolle haar hoofddoekje mocht ophouden als gevolg van een uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling, bewijst dat. Evenals de introductie van hoofddoeken bij de politie en in overheidsinstellingen.
Ook openbaar onderwijs wil in Nederland helaas niet meer zeggen: 'vrij van godsdienstige betutteling', maar juist: 'voor alle religies en gezindten welkom'. Het zichtbaar uitdragen van religie hoort daar kennelijk automatisch bij.
Nederlandse scholen zouden het Franse voorbeeld moeten volgen: hoofddoeken zijn hier niet gepast. Afgezien van genoemde argumenten -gelijkwaardigheid van de seksen, scheiding van kerk en staat, en neutraliteit van de overheid- zijn daar nog andere belangrijke redenen voor te noemen.
Moslima's zouden niet alleen solidair moeten zijn met hun onderdrukte zusters in totalitaire islamstaten, die als een 'wandelende gevangenis' door het leven moeten, maar evengoed met Nederlandse vrouwen die graag in een zomerjurk door de stad fietsen zonder voor hoer te worden uitgemaakt. Als straks het merendeel van de vrouwen bedekt over straat gaat, -wat in sommige wijken in de Randstad al het geval is- welke consequenties zal dat dan hebben voor de seksuele opvoeding van jonge mannen? Bij het geringste naakt zullen ze je willen aanraken, knijpen, verkrachten, want dat is het signaal dat de hoofddoek uitdraagt: zij die hem niet dragen, zijn onrein en vragen er dus om lustobjecten te zijn.
Ga in een islamitisch land maar eens alleen over straat en je weet hoe hongerig mannen kunnen zijn wanneer zij gewend zijn dat vrouwen in hun omgeving nauwelijks zichtbaar zijn. Om de seksuele gefrustreerdheid van islamitische mannen te ondervinden, hoef je trouwens niet eens ver te reizen. Het randstedelijke zwembad in de zomer toont al afdoende de manier waarop Marokkaanse jongens met vrouwen in bikini omgaan.
Het hoofddoekje is niet alleen een belediging van de vrouw, maar ook van de man. Hij wordt immers te zwak geacht om weerstand te kunnen bieden aan de verleidingen van een vrouwenlichaam.
De zedige bedekking van het hoofd reduceert de vrouw tot seksobject, en de man tot een dolle stier die zijn driften niet kan bedwingen. Is dat wat kinderen op de lagere en middelbare school ingepeperd moeten krijgen?
Het islamitische dogma van de gesluierde vrouw hangt samen met een veel breder, seksueel gefrustreerd mensbeeld. Het hoofddoekje is daar maar een symbool van. Zo moet een vrouw in tegenstelling tot een man, maagd zijn als ze in het huwelijk treedt. Hoe dwingend deze regel onder tweedegeneratiemeisjes in Nederland nog steeds is, bewijzen de maagdenvlieshersteloperaties die hier plaatsvinden en de nog altijd gebezigde middeleeuwse praktijken -van kippenbloed tot brandnetels inbrengen- om maagdelijkheid op de huwelijksnacht voor te wenden. Want kan een moslima op haar bruidsmorgen geen bebloed laken tonen, dan wordt ze in veel gevallen 'teruggestuurd' naar het ouderlijk huis, en wacht haar een leven als zondige vrouw.
Indirect gevolg van deze maagdencultus is dat elk gedrag als onzedig kan worden uitgelegd: van praten met een jongen tot het roken van een sigaret. Op elke straathoek is een potentiële spion aanwezig om van deze 'schande' verslag te doen aan een van de vele roddeltantes in de buurt. Zo nodig komt de pater familias met een gepaste (lijf)straf of, erger, wordt het onzedige meisje verstoten. De familie-eer bevindt zich namelijk rechtstreeks tussen de benen van een islamitisch meisje. En in het 'verdorven westen' dient zij extra in toom te worden gehouden.
Ook de vele importhuwelijken zijn een indirect gevolg van deze maagdencultus. Zeventig procent van de in Nederland geboren Turkse en Marokkaanse jongens kies een gewillige maagd uit het land van hun ouders, vaak nadat ze er al lustig op los hebben geëxperimenteerd met 'verdorven' vrouwen uit het westen. Er rest allochtone meisjes niets anders dan om ook met 'een vrome moslim' -niet zelden een ongeletterde boerenpummel- uit het land van herkomst voor de dag te komen. Een man op een ontspannen manier ontmoeten in Nederland is er voor hen namelijk niet bij.
De hoofddoek symboliseert al dit soort achterlijke praktijken. Als dit quasi onschuldige lapje stof in het openbare onderwijs geoorloofd is, hoe is het dan op school nog uit te leggen dat moslima's alle andere Nederlandse gebruiken die indruisen tegen Het Heilige Boek -schoolreisjes, zwemles, het gezag van een vrouw of van een homo- wél moeten accepteren?
In Frankrijk is de kogel eindelijk door de kerk. Er is een hoofddoekverbod op openbare scholen afgekondigd door de president. Door voortaan opzichtige religieuze symbolen als keppeltjes, kruizen en haarbeddekkingen uit het klaslokaal te weren, is er misschien minder reden voor wrijving tussen jongeren van verschillende gezindten.
De multiculturele samenleving komt ook in Frankrijk de laatste tijd steeds meer onder druk te staan. In Parijse banlieues durven meisjes al niet meer zonder hoofddoek de straat op, laat staan met make-up of korte rokken, omdat zedenprekende jongens (veelal hun eigen broers) hen dan voor 'hoer' uitmaken. "De republiek kan niet doof blijven voor hulpkreten van deze jonge vrouwen," schrijft de commissie-Stasi, de Franse commissie van wijzen die zich over de hoofddoekkwestie en het Franse integratiebeleid van de laatste jaren moest buigen.
Jacques Chirac beriep zich in zijn toespraak, waarin hij het wettelijk verbod plechtig bekrachtigde, op het seculiere karakter van Frankrijk. Hij benadrukte verlichte waarden: scheiding tussen kerk en staat, vrijheid van denken, rechtsgelijkheid voor gezindten en godsdiensten, en neutraliteit van de politieke macht. De laïcité ('lekendom') - het begrip dat al deze verlichtingsprincipes in zich verenigt, noemde hij zelfs de hoeksteen van de Franse republiek. Religieuze neutraliteit in het klaslokaal is het logische resultaat van deze vrijzinnige grondslag.
In Nederland blijft het ijzingwekkend stil rondom de hoofddoek. Onder feministes is een verbod onbespreekbaar sinds Cisca Dresselhuys drie jaar geleden verkondigde dat zij geen hoofddoekdraagsters op de redactie van Opzij duldde (Dit omdat een van de redactrices zich had bekeerd tot de islam en een hoofddoek wilde dragen, toevoeging van Sou3.). Een gesluierde vrouw paste nu eenmaal niet bij de feministische signatuur van het blad, vond Dresselhuys. De zedige haarbedekking was in haar visie een uiting van een onderdanige positie ten opzichte van de man.
Vreemd genoeg waren het vooral haar feministische generatiegenoten, onder wie Hedy d'Ancona, die over haar heen vielen. Het feministische maandblad zou juist gesluierde vrouwen 'met twee handen moeten aannemen', vonden zij. Dresselhuys werd zelfs 'burgerlijk en kortzichtig' genoemd, omdat ze andersdenkenden buitensloot.
Het is tekenend voor het hoofddoekdebat in Nederland. 'Integratie met behoud van cultuur' heeft altijd zwaarder gewogen dan westerse verlichtingsidealen als gelijkheid tussen man en vrouw en de neutraliteit van de overheid. Als een buitenlander zich op basis van zijn geloof wilde onttrekken aan dit soort fundamenten, dan was dat geoorloofd. De linksige feministes beriepen zich dan ineens op een raadselachtig cultuurrelativisme: wie zijn wij om vreemde volkeren volgens onze westerse maatstaven te beoordelen?
Onder het mom van 'tolerantie' is vrouwenonderdrukking zo door de multiculti's jarenlang goed gepraat. Allochtone vrouwen in blijf-van-mijn-lijfhuizen konden bijgevolg op weinig steun van westerse feministes rekenen. Emancipatie was ieders eigen zaak. Wij zijn tolerant voor iedereen, was het motto, dus ook voor intolerantie.
In damesbladen heeft er nooit een woord van verontwaardiging over de hoofddoek geklonken. Het lapje stof wordt eerder beschreven als een modieus hebbedingetje, zoals een oorbel of een dagcreme. Waar het hoofddoekdebat de laatste maanden hevig woedt in het Franse damesblad ELLE, lieten de Nederlandse Avant Garde, ELLE, en Marie Claire weten de kwestie niet urgent genoeg te vinden voor hun lezeressen.
Zelfs toen vorig jaar vier meisjes in een niqaab -een sluider die alleen de ogen onverhuld laat- op hun beroepsopleiding tot kleuterleidster op het ROC verschenen, kwam het debat niet echt los. Voor het weigeren van hun toegang werden door de school louter praktische argumenten aangevoerd. De gezichtssluier stond 'communicatie' en 'identificatie' in de weg, vond ook de Commissie Gelijke Behandeling. Dat vrouwen in een zwart spookgewaad niet passen in de Nederlandse samenleving, werd door niemand hardop uitgesproken. En de link met hoofddoekjes bestond eenvoudigweg niet.
Een andere reden waarom de maatregel van Frankrijk met een schijnbare loomheid is ontvangen, is dat met een hoofddoekverbod de vrijheid van onderwijs in het geding kan komen. Confessionele politieke partijen zijn daar vanzelfsprekend geen voorstander van. Maar ook veel liberalen en progressieven zien de vrije schoolkeuze van ouders en het recht om op elke grondslag een school te stichten als een groot goed -of die grondlsg nu de bijbel is, de koran, de methoden van Maria Montessori of van Rudolf Steiner, het Jenaplan of het Daltonsysteem. Het bijzonder onderwijs is namelijk gevrijwaard van overheidsbemoeienis. En dat beschouwen leerlingen, ouders en docenten als een prettige verworvenheid.
Maar waarom zouden we ook een goed werkend schoolsysteem, dat de uitkomst is van een 'schoolstrijd', direct overboord kieperen, nu een grote groep moslims mensenrechten als gelijkwaardigheid van man en vrouw niet erkent? Ondanks allerlei verzuilde tradities is Nederland een seculiere staat. Je bent eerst burger, dan pas gelovige. Democratische waarden zoals gelijkheid tussen de seksen, scheiding tussen kerk en staat, en vrijheid van meningsuiting dienen te allen tijde zwaarder te wegen dan godsdienstige principes uit een heilig boek. Dat geldt voor islamitische scholen evengoed als voor christelijke.
Op basis van zulke fundamenteler principes kunnen zowel bijzondere scholen als openbare scholen met goed recht een hoofddoekverbod instellen. Christelijke en bijzondere scholen mogan dat sowieso sinds dit schooljaar, op basis van een ander argument, namelijk als deze religieuze hoofdbedekking niet strookt met de grondslag van de school. Dat gebeurde al aan het katholieke St.-Gregorius College in Utrecht. Volgens de Commissie Gelijke Behandeling voerde de school een consistent beleid om zijn katholieke identiteit tot uiting te brengen, en dus was het ingestelde verbod gerechtvaardigd. Dit precedent zou weleens tot gevolg kunnen hebben dat allerlei bijzondere scholen hun religieuze en humanistische grondslag gaan cultiveren.
Openbare scholen zouden zich voor een hoofddoekverbod op precies het tegengestelde kunnen beroepen, namelijk op religieuze neutraliteit. Als ouders hun kinderen naar een openbare school brengen, kiezen ze juist voor een school waar leerlingen van religieuze opdringerigheid gevrijwaard dienen te blijven. Religie hoort niet thuis in het openbaar onderwijs. Dus een kruis aan de muur, een keppeltje, een gebedsruimte of een lerares met een hoofddoek is daar ongepast. Een consequentie van deze neutraliteit is dat leerlingen in het schoolgebouw zich dienen aan te passen aan deze kledingcode.
Maar voor de Franse manier van denken zal er in Nederland eerst een koerswijziging nodig zijn. De laatste decennia is er sluipenderwijs een uitholling van de neutraliteit van de overheid opgetreden. Het feit dat een waarnemend griffier in de rechtbank in Zwolle haar hoofddoekje mocht ophouden als gevolg van een uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling, bewijst dat. Evenals de introductie van hoofddoeken bij de politie en in overheidsinstellingen.
Ook openbaar onderwijs wil in Nederland helaas niet meer zeggen: 'vrij van godsdienstige betutteling', maar juist: 'voor alle religies en gezindten welkom'. Het zichtbaar uitdragen van religie hoort daar kennelijk automatisch bij.
Nederlandse scholen zouden het Franse voorbeeld moeten volgen: hoofddoeken zijn hier niet gepast. Afgezien van genoemde argumenten -gelijkwaardigheid van de seksen, scheiding van kerk en staat, en neutraliteit van de overheid- zijn daar nog andere belangrijke redenen voor te noemen.
Moslima's zouden niet alleen solidair moeten zijn met hun onderdrukte zusters in totalitaire islamstaten, die als een 'wandelende gevangenis' door het leven moeten, maar evengoed met Nederlandse vrouwen die graag in een zomerjurk door de stad fietsen zonder voor hoer te worden uitgemaakt. Als straks het merendeel van de vrouwen bedekt over straat gaat, -wat in sommige wijken in de Randstad al het geval is- welke consequenties zal dat dan hebben voor de seksuele opvoeding van jonge mannen? Bij het geringste naakt zullen ze je willen aanraken, knijpen, verkrachten, want dat is het signaal dat de hoofddoek uitdraagt: zij die hem niet dragen, zijn onrein en vragen er dus om lustobjecten te zijn.
Ga in een islamitisch land maar eens alleen over straat en je weet hoe hongerig mannen kunnen zijn wanneer zij gewend zijn dat vrouwen in hun omgeving nauwelijks zichtbaar zijn. Om de seksuele gefrustreerdheid van islamitische mannen te ondervinden, hoef je trouwens niet eens ver te reizen. Het randstedelijke zwembad in de zomer toont al afdoende de manier waarop Marokkaanse jongens met vrouwen in bikini omgaan.
Het hoofddoekje is niet alleen een belediging van de vrouw, maar ook van de man. Hij wordt immers te zwak geacht om weerstand te kunnen bieden aan de verleidingen van een vrouwenlichaam.
De zedige bedekking van het hoofd reduceert de vrouw tot seksobject, en de man tot een dolle stier die zijn driften niet kan bedwingen. Is dat wat kinderen op de lagere en middelbare school ingepeperd moeten krijgen?
Het islamitische dogma van de gesluierde vrouw hangt samen met een veel breder, seksueel gefrustreerd mensbeeld. Het hoofddoekje is daar maar een symbool van. Zo moet een vrouw in tegenstelling tot een man, maagd zijn als ze in het huwelijk treedt. Hoe dwingend deze regel onder tweedegeneratiemeisjes in Nederland nog steeds is, bewijzen de maagdenvlieshersteloperaties die hier plaatsvinden en de nog altijd gebezigde middeleeuwse praktijken -van kippenbloed tot brandnetels inbrengen- om maagdelijkheid op de huwelijksnacht voor te wenden. Want kan een moslima op haar bruidsmorgen geen bebloed laken tonen, dan wordt ze in veel gevallen 'teruggestuurd' naar het ouderlijk huis, en wacht haar een leven als zondige vrouw.
Indirect gevolg van deze maagdencultus is dat elk gedrag als onzedig kan worden uitgelegd: van praten met een jongen tot het roken van een sigaret. Op elke straathoek is een potentiële spion aanwezig om van deze 'schande' verslag te doen aan een van de vele roddeltantes in de buurt. Zo nodig komt de pater familias met een gepaste (lijf)straf of, erger, wordt het onzedige meisje verstoten. De familie-eer bevindt zich namelijk rechtstreeks tussen de benen van een islamitisch meisje. En in het 'verdorven westen' dient zij extra in toom te worden gehouden.
Ook de vele importhuwelijken zijn een indirect gevolg van deze maagdencultus. Zeventig procent van de in Nederland geboren Turkse en Marokkaanse jongens kies een gewillige maagd uit het land van hun ouders, vaak nadat ze er al lustig op los hebben geëxperimenteerd met 'verdorven' vrouwen uit het westen. Er rest allochtone meisjes niets anders dan om ook met 'een vrome moslim' -niet zelden een ongeletterde boerenpummel- uit het land van herkomst voor de dag te komen. Een man op een ontspannen manier ontmoeten in Nederland is er voor hen namelijk niet bij.
De hoofddoek symboliseert al dit soort achterlijke praktijken. Als dit quasi onschuldige lapje stof in het openbare onderwijs geoorloofd is, hoe is het dan op school nog uit te leggen dat moslima's alle andere Nederlandse gebruiken die indruisen tegen Het Heilige Boek -schoolreisjes, zwemles, het gezag van een vrouw of van een homo- wél moeten accepteren?