PDA

Bekijk Volledige Versie : Een lapje stof (ingezonden brief "de Standaard")



theemuts
26-01-04, 12:00
Een lapje stof

Het verbieden van de hoofddoek (volgens sommigen niet meer dan “een lapje stof”, alhoewel de draagsters ervan daar anders over denken) zal geen einde maken aan groepsverkrachtingen of de integratie van de vreemdelingen bewerkstelligen. Als die elementen toch in de discussie worden aangehaald, is het om te wijzen op de mogelijkheid dat de hoofddoek symbool staat voor minder verheven ideeën en praktijken. Waarmee niet gezegd is dat dit argument volstaat om de hoofddoek te brandmerken.

Het debat gaat nog altijd over de hoofddoek op school. De eersten die het hadden over de hoofddoek in de “publieke ruimte” tout court, waren Sami Zemni en Meryem Kanmaz (“Hoofddoek gaat niet over islam”, DS 24 december 2003). Ook de auteurs van “Islam emancipeert” (DS 19 januari 2004) hebben het in hun antwoord aan Patrick Dewael over “het verbod van de hoofddoek in de publieke ruimte”, iets wat Dewael niet nastreeft. Het zijn niet de tegenstanders die de discussie vertekenen.

Alhoewel de deelnemers aan het debat van mening verschillen over de symboolwaarde van de hoofddoek (teken van emancipatie of van onderdrukking), is er niemand die ernstig beweert dat het dragen van een hoofddoek overal en altijd moet verboden worden. Er zijn wel stemmen die ervoor pleiten het dragen ervan overal en altijd toe te laten en dit als een absoluut recht opeisen.

In het integratiedebat is de hoofddoek niet meer dan een marginaal element. Zowel degenen die het kledingstuk tot een onschendbaar symbool willen verheffen als degenen die er per definitie een teken van onwil tot integratie in zien, zouden de zaak moeten relativeren.

Er tekenen zich enkele inzichten af:

1. De hoofddoek is geen absolute religieuze verplichting die voor alle vrouwelijke moslims geldt. Het dragen ervan, door jonge meisjes, is in het Westen een relatief recent verschijnsel.
2. Wie op de Koran steunt om de hoofddoek als een religieuze verplichting voor te stellen, moet zich realiseren dat dit niet kan overtuigen, gezien de Koran vele andere, onaanvaardbare bepalingen bevat met betrekking tot de positie van de vrouw.
3. Voor sommige meisjes en vrouwen (we mogen aannemen: een minderheid) is de hoofddoek een middel om zich te beschermen tegen de kritiek (of erger) van hun (mannelijke) omgeving. Ook de voorstanders beseffen dit, als ze erkennen dat moslimmeisjes er soms voor kiezen omdat het hun de kans geeft om buiten te komen, te studeren, zich te emanciperen.
4. “Vele adolescente moslimmeisjes beschouwen de hoofddoek als een integraal onderdeel van hun identiteit in hun emancipatieproces.” (“Islam emancipeert”, DS 19 januari 2004). De hoofddoek als uiting van een identiteit.
5. Als de hoofddoek verwordt tot een symbool van een politieke islam, zoals in ten minste één Brusselse school is gebeurd, is er reden om in te grijpen.
6. Een algemeen, door de overheid ingesteld verbod op het dragen van de hoofddoek in officiële scholen, lijkt in België in de huidige stand van zaken niet aan te bevelen. De scholen moeten daar zelf over kunnen beslissen.

Deze laatste stelling impliceert wel dat de scholen de vrijheid behouden daarover te beslissen, zonder dat een eventueel verbod door de rechter kan worden tenietgedaan. Vele schoolreglementen verbieden hoofddeksel op school, net zoals ze piercings en andere opvallende of uitdagende attributen verbieden die door leerlingen wel eens worden gedragen als uiting van een identiteit.

De tegenstanders van de hoofddoek op school worden graag in het kamp van de “islamofoben” gestoken. De “strijd tegen de hoofddoek” is dan een uiting van angst voor de toenemende mondigheid van de moslimgemeenschap. In dezelfde beweging wordt de verdedigers van de “laïcité” verweten dat zij slechts lippendienst bewijzen aan de emancipatie van de vrouw. Met zulke verdachtmakingen kan men iedereen de mond snoeren.

Ik heb al ernstige pogingen ondernomen om er achter te komen wat islam is, maar het wordt mij niet gemakkelijk gemaakt. De meest verheven en de meest verwerpelijke denkbeelden worden mij als islam voorgesteld. Volgens sommigen zou “de” islam zelfs niet bestaan, iets wat moslims wellicht niet graag zullen horen. Men kan echter niet ontkennen dat er ook bij ons een integristische strekking actief is en hardnekkige pogingen onderneemt om het “publieke domein” te bezetten. Dié islam boezemt mij inderdaad angst in. Het is de islam zoals we die kennen in vele landen met een moslimmeerderheid en die hier te lande vooral door sommige “geïmporteerde” en van buitenaf gecontroleerde imams gepropageerd wordt.

Als ik daarentegen de opiniebijdrage “Islam emancipeert” lees, dan wil ik de auteurs ervan in mijn armen sluiten en hen aanmoedigen in hun emancipatiestreven. Maar ook zij maken finaal een uitschuiver van formaat: “De wet van 19 juli 1831 die de neutraliteit van de overheid bepaalt, stelt dat de staat zich niet mag bemoeien met de interne organisatie van een confessie. Het is dan ook volstrekt onwettig dat de staat tot een eigen interpretatie van de hoofddoek komt.” Ik heb vroeger al uiteengezet dat een theologisch argument een gedragsregel niet immuun maakt voor externe kritiek. In een seculiere, democratische staatsopvatting wordt de waarde en de toelaatbaarheid van een gedraging niet getoetst aan theologische argumenten, maar aan de ethische en juridische normen zoals die vorm hebben gekregen in die seculiere, democratische samenleving. Dit kan hoogdravend klinken in een discussie over “een lapje stof”, maar het gaat over de waarde van het argument. Lees in plaats van “de hoofddoek” een ander gebruik, en het wordt wel duidelijk. Het gaat hier niet over de interne organisatie van een confessie. Maar niemand hoeft zich op te winden: er is geen sprake van een algeheel verbod op het dragen van een hoofddoek.

Mensen die kritisch staan tegenover de hoofddoek krijgen ook het verwijt toegestuurd dat zij zich niet kunnen verzoenen met de multiculturele samenleving. Niemand slaagt er echter in een bevredigende definitie te geven van dat begrip of ons te vertellen hoe die samenleving er uit zal zien. Als we “cultuur” definiëren als “het geheel van sociaal overgedragen gedragspatronen, ambachten en kunsten, overtuigingen, instellingen en alle andere producten van menselijke arbeid en menselijk denken”, dan beseft een kind dat een echte multiculturele samenleving een contradictio in terminis is. Een samen-leving veronderstelt interactie tussen haar leden. Interactie is pas mogelijk als er voldoende overeenstemming is tussen de betrokken partners. Het gaat daarbij over codes en conventies in de dagelijkse omgang, opvattingen omtrent huwelijk en ouderschap, de positie van de man en de vrouw, de organisatie van de economie, de arbeidsverhoudingen, de wijze waarop het openbare gezag wordt uitgeoefend en uiteindelijk het mens- en werelbeeld dat aan onze normen en waarden ten grondslag ligt. Tussen groepen met een totaal verschillende cultuur is geen samenleven mogelijk. Zij kunnen ten hoogste naast elkaar leven. Dit kan niet het ideaal zijn. Diegenen die beweren dat het dit toch is, handelen vanuit een ideologie, zonder oog voor de maatschappelijke realiteit.

Immigranten hebben het moeilijk omdat zij tijd nodig hebben om zich de conventies van de samenleving waarin ze terecht komen eigen te maken, zodat zij aan die samenleving kunnen participeren. Immigratie is in hoofdzaak een asymmetrisch proces. Hoe je het draait of keert, het is de immigrant die de grootste inspanning moet leveren. Het anders voorstellen is de mensen, in het bijzonder de immigranten, voor het lapje houden. Vreemdelingen moeten zich hier niet komen vestigen met de bedoeling hun eigen identiteit, cultuur, gewoonten en gebruiken tot elke prijs te willen handhaven. Als dat hun wens is, dan zouden ze beter terugkeren naar hun land van oorsprong, want daar is het blijbaar beter. Ik weet dat dit behoorlijk klef klinkt, maar wie er rationeel over nadenkt en zich bevrijdt van de idealistische en utopische dweperijen die we zo vaak te lezen krijgen, moet besluiten dat dit de harde realiteit is. Realiteitszin, zonder overdreven pessimisme, levert doorgaans betere resultaten op dan bevlogen idealisme. Realiteitszins houdt ook in dat men de immigranten geen nodeloze obstakels opwerpt en dat men redelijke inspanningen doet om hun integratie te bevorderen. Bij de keuze van deze inspanningen moet men zich opnieuw niet laten leiden door idealistische overwegingen, maar door kennis van de maatschappelijke mechanismen die tot integratie leiden.

Ik beweer niet dat de islam de noodzakelijke integratie per definitie in de weg staat. Bepaalde interpretaties van de islam doen dat echter wel. Ik beweer evenmin dat de integratie zover moet gaan dat de moslims hun geloof de facto moeten prijsgeven en zich in alle opzichten als westerlingen moeten gaan gedragen. Ik beweer wel dat een stevig “aggiornamento” nodig is om de islam een volwaardige plaats te geven in onze samenleving, zodat hij een verrijking kan betekenen. Er zijn tekenen dat dit proces aan de gang is, wat hoopgevend is. Men moet echter begrijpen dat signalen die er zouden kunnen op wijzen dat dit proces niet wenselijk wordt geacht, argwaan wekken.

De loutere idee van “multiculturaliteit” sluit de idee in van een gemeenschappelijke sokkel, een verzameling van opvattingen en waarden die door de aanhangers van de verschillende naast of met elkaar levende culturen worden aanvaard, erkend, gedragen en gekoesterd. Men mag van diegenen die het recht op een eigen identiteit verdedigen op basis van de multiculturaliteit verwachten en eisen dat zij deze gemeenschappelijke sokkel met evenveel overtuiging verdedigen. De mensenrechten waarop zij zich beroepen zijn een verworvenheid van de zo versmade “laïcité”. Theocratieën hebben nooit verdraagzaamheid voortgebracht. Ik pleit niet voor een cultus van de laïcité, we kunnen best zonder. Maar respect, erkenning en openlijke waardering mogen er wel zijn. Dit kan zich onder meer uiten in het zich wat minder verkrampt vastklampen aan uitingen van de “eigen” identiteit.

Het verbieden van de hoofddoek zal de integratie van vreemdelingen niet bewerkstelligen. Hardnekkig opkomen voor het absolute recht op het dragen ervan evenmin.



Marc Vandeweerdt

850
26-01-04, 13:51
:roker: Kun je voor mij n samenvatting geven van maximaal 8 regels van deze brief?
Alvast bedankt