Marsipulami
24-03-04, 00:57
Franciscus en de islam
Door Gerda Lenders, Hasselt
Op een ontmoetingsavond tussen christenen en moslims vermeldde de spreker in het kort de rol die Franciscus speelde tijdens de kruistochten. Hij benadrukte de grote eerbied die Franciscus betoonde voor de islam. Ik was geboeid door dat aspect in het leven van Franciscus waarover zo weinig geweten is en ging op zoek naar de achtergrond en de reden van deze houding.
Ik vond rijke informatie in het werk 'Franciscus en de islam' door J. Hoeberichts.(1) Het werk is het resultaat van een diepgaand onderzoek over de dialoog tussen het christendom en de islam. Bij het herlezen van de geschriften van Franciscus vond de auteur accenten waar tevoren zeer weinig aandacht aan werd besteed, o.a. dat Franciscus aan zijn broeders vraagt dat zij omwille van God in onderdanigheid onder de moslims zouden leven in de islamitische missiegebieden.
De schrijver toont verder aan dat zijn studie een weg kan wijzen om op een franciscaanse wijze, niet vanuit een positie van macht maar vanuit een houding van dienstbaarheid, aan de dialoog met andere godsdiensten en met name de islam, deel te nemen. Een dergelijke dialoog wordt met de dag belangrijker. Zonder deze dialoog zal de westerse wereld niet kunnen komen tot een multiculturele samenleving waarin voor iedereen plaats is, waar allen om hun eigen waarden en eigen cultuur gerespecteerd worden en hun eigen bijdrage kunnen leveren aan de opbouw van een samenleving van rechtvaardigheid en vrede.
Een stukje geschiedenis...
We zijn in het jaar 1187, Jeruzalem is in de handen van Aladin gevallen. Paus Gregorius VIII roept in een encycliek op tot de kruistocht om Jeruzalem te heroveren. Richard Leeuwenhart voert de kruisvaarders aan maar slaagt er niet in de stad in te nemen. Er zullen nog verschillende kruistochten volgen, alle tijdens het leven van Franciscus ter bevrijding van het heilig land. Bij de vijfde kruistocht zijn Franciscus en zijn gezellen die er aan deelnemen het nauwst betrokken, ook omdat hij tijdens deze kruistocht in 1219 de sultan al-Malek al-Kamil te Damiate zal bezoeken. Zij werden opgeroepen door de kruistochtprediking van opeenvolgende pausen die kozen voor een strijd tegen de goddeloze Saracenen(2), zo nodig te vuur en te zwaard., terwijl Franciscus om God kiest voor een verblijf in dienstbaarheid onder deze mensen. Hij vindt dat het gebruik van wapens en geweld niet te verenigen is met hun levenswijze als christenen aan wie de Heer zelf gezegd heeft dat hun groet moet zijn 'de Heer geve u vrede'. Zij zijn in de eerste plaats bedacht op een geweldloze benadering, zij willen een vredelievende samenleving opbouwen met alle mensen die zijn ontmoeten, ook de Saracenen. Daarom werkt hij- na zijn terugkeer uit Damiate -in zijn Regula non Bullata hoofdstuk 16- enkele adviezen uit voor de broeders die in de geest van de Heer onder de Saracenen verblijven.
Zij moeten niet dadelijk beginnen met prediken, maar wachten tot God hen een teken geeft, en de ander heel eenvoudig en uitnodigend tegemoet treden. Daarvoor moeten ze tussen hen in gaan leven, hun werk delen en zo vrede brengen. Het gaat niet om oorlog en geweld, maar om broederlijke aanwezigheid en solidariteit.
En verder...
In 1219 gaan Franciscus en enkele broeders tussen de Saracenen leven, terwijl op enige afstand het kamp van de kruisvaarders ligt als duidelijk teken van de bedoeling van de christelijke wereld met de Saracenen. Hij ontdekt tussen deze andersgelovigen Gods aanwezigheid, hij ziet hun geloof en is diep onder de indruk van hun gebed -daar waar iedereen hen ongelovigen noemt- hij luistert met grote aandacht naar wat God hem te zeggen heeft door hun leven, door hun geschiedenis. Hij ontmoet er vrienden, een nieuwe wereld gaat voor hem open. Hij en zijn broeders delen hun leven en werken; ze eten en drinken wat er op tafel komt, en geven zo daadwerkelijk vorm aan Gods oorspronkelijk plan waarbij alle mensen - met name de armen- in vrede kunnen meezitten aan de tafel van de Heer.
Zij zijn ervan overtuigd dat twistgesprekken niet het beste middel zijn om met de Saracenen in contact te komen en hen de waarheid over Jezus te doen kennen. "Je moet niet eerst beginnen met anderen voor het hoofd te stoten, leert hij, maar je moet proberen hun vertrouwen te winnen en dit 'om God'." Want God is immers nederigheid en Franciscus wil dat zijn broeders deze nederigheid in hun leven navolgen. Zij mogen zich niet boven de anderen verheffen of zich superieur voelen. De waarheid over God en Jezus kan niet gedijen in twistgesprekken; want als de waarheid bekleed wordt met macht wordt zij onherkenbaar voor de ander. Heel zeker heeft Franciscus met deze visie een heel nieuw geluid laten horen in een tijd van grote vijandigheid tussen christendom en islam. Het gaat om een nieuwe manier van omgaan met de medemens en met zijn schepper, om liefde en tederheid.
Het onderdanig zijn heeft voor Franciscus en zijn broeders een duidelijk maatschappijkritische betekenis. Het is een uitnodiging aan de broeders en aan alle mensen een nieuwe samenleving op te bouwen, niet gebaseerd op macht en geweld, maar op het fundament van elkaar onderdanig te zijn in liefde en tederheid, teken van echte broederschap. Daarom is hij ook vol afschuw bij het zien van de vele doden in beide kampen en is hij nog meer gesterkt in zijn overtuiging dat op deze manier de vrede niet dichterbij kan gebracht worden- integendeel moet de tegenovergestelde weg gevolgd worden : niet de anderen onderwerpen, maar zelf onderworpen zijn. Als de broeders de Saracenen zo benaderen, zich open stellen voor alles wat ze zien en horen te midden van hen, scheppen zij ruimte voor nieuwe en onverwachte dingen. Hij ervaart hoe de Geest ook onder de Saracenen aanwezig is.
Dank zij zijn openheid kan Franciscus met eigen ogen hun diepe religiositeit zien en bewonderen. Hij wordt getroffen door de grote eerbied die zij hebben voor hun heilig boek, de koran, en voor de heilige naam van God en door de publieke oproep tot gebed tot lof van de almachtige God. De Saracenen zijn gelovige, biddende mensen - wat anderen ook van hen mogen zeggen. Eerbied voor God, bron van al het goede en dus ook van het goede dat onder de Saracenen aanwezig is , nodigt hem uit eerbied te hebben voor de geschriften van de 'heidenen', voor de koran ( terwijl in kerk en samenleving van zijn tijd een negatief taalgebruik overheerst over Mohammed, de islam, de koran) Franciscus ziet met grote bewondering hoe God onder hen aanwezig is, en de bron is van veel goeds in hun leven. God heeft hen niet aan hun lot overgelaten. Hij is voortdurend met hen bezig. Franciscus is daarom bereid hen te aanvaarden en te respecteren 'om God'.
Door deze positieve benadering is het hem mogelijk vele verkeerde ideeën over de islam te corrigeren en vele goede dingen erin te ontdekken. Het stelt hem in staat dieper door te dringen in het onuitsprekelijk en onnaspeurbaar mysterie van God, schepper van alles en redder van allen. In het gesprek met de sultan is Franciscus dan ook vooral getroffen door het feit dat hij zich volledig wil overgeven aan de wil van Allah; wat Allah behaagt is de hoogste wet in zijn leven, hij zal er zich volledig voor inzetten. Franciscus en zijn broeders zullen dan pas beginnen met prediken, wanneer er een atmosfeer is van eerbied en respect voor elkeen, wanneer de Saracenen onder de indruk van de gedragswijze van de broeders zich bereid tonen om naar hen te luisteren, of hen zelfs uitnodigen om over hun geloof te spreken. Zo was de sultan zo geboeid door de persoon van Franciscus, zijn eenvoud en vredelievendheid, dat hij bereid was te luisteren naar de boodschap van Franciscus
Door Gerda Lenders, Hasselt
Op een ontmoetingsavond tussen christenen en moslims vermeldde de spreker in het kort de rol die Franciscus speelde tijdens de kruistochten. Hij benadrukte de grote eerbied die Franciscus betoonde voor de islam. Ik was geboeid door dat aspect in het leven van Franciscus waarover zo weinig geweten is en ging op zoek naar de achtergrond en de reden van deze houding.
Ik vond rijke informatie in het werk 'Franciscus en de islam' door J. Hoeberichts.(1) Het werk is het resultaat van een diepgaand onderzoek over de dialoog tussen het christendom en de islam. Bij het herlezen van de geschriften van Franciscus vond de auteur accenten waar tevoren zeer weinig aandacht aan werd besteed, o.a. dat Franciscus aan zijn broeders vraagt dat zij omwille van God in onderdanigheid onder de moslims zouden leven in de islamitische missiegebieden.
De schrijver toont verder aan dat zijn studie een weg kan wijzen om op een franciscaanse wijze, niet vanuit een positie van macht maar vanuit een houding van dienstbaarheid, aan de dialoog met andere godsdiensten en met name de islam, deel te nemen. Een dergelijke dialoog wordt met de dag belangrijker. Zonder deze dialoog zal de westerse wereld niet kunnen komen tot een multiculturele samenleving waarin voor iedereen plaats is, waar allen om hun eigen waarden en eigen cultuur gerespecteerd worden en hun eigen bijdrage kunnen leveren aan de opbouw van een samenleving van rechtvaardigheid en vrede.
Een stukje geschiedenis...
We zijn in het jaar 1187, Jeruzalem is in de handen van Aladin gevallen. Paus Gregorius VIII roept in een encycliek op tot de kruistocht om Jeruzalem te heroveren. Richard Leeuwenhart voert de kruisvaarders aan maar slaagt er niet in de stad in te nemen. Er zullen nog verschillende kruistochten volgen, alle tijdens het leven van Franciscus ter bevrijding van het heilig land. Bij de vijfde kruistocht zijn Franciscus en zijn gezellen die er aan deelnemen het nauwst betrokken, ook omdat hij tijdens deze kruistocht in 1219 de sultan al-Malek al-Kamil te Damiate zal bezoeken. Zij werden opgeroepen door de kruistochtprediking van opeenvolgende pausen die kozen voor een strijd tegen de goddeloze Saracenen(2), zo nodig te vuur en te zwaard., terwijl Franciscus om God kiest voor een verblijf in dienstbaarheid onder deze mensen. Hij vindt dat het gebruik van wapens en geweld niet te verenigen is met hun levenswijze als christenen aan wie de Heer zelf gezegd heeft dat hun groet moet zijn 'de Heer geve u vrede'. Zij zijn in de eerste plaats bedacht op een geweldloze benadering, zij willen een vredelievende samenleving opbouwen met alle mensen die zijn ontmoeten, ook de Saracenen. Daarom werkt hij- na zijn terugkeer uit Damiate -in zijn Regula non Bullata hoofdstuk 16- enkele adviezen uit voor de broeders die in de geest van de Heer onder de Saracenen verblijven.
Zij moeten niet dadelijk beginnen met prediken, maar wachten tot God hen een teken geeft, en de ander heel eenvoudig en uitnodigend tegemoet treden. Daarvoor moeten ze tussen hen in gaan leven, hun werk delen en zo vrede brengen. Het gaat niet om oorlog en geweld, maar om broederlijke aanwezigheid en solidariteit.
En verder...
In 1219 gaan Franciscus en enkele broeders tussen de Saracenen leven, terwijl op enige afstand het kamp van de kruisvaarders ligt als duidelijk teken van de bedoeling van de christelijke wereld met de Saracenen. Hij ontdekt tussen deze andersgelovigen Gods aanwezigheid, hij ziet hun geloof en is diep onder de indruk van hun gebed -daar waar iedereen hen ongelovigen noemt- hij luistert met grote aandacht naar wat God hem te zeggen heeft door hun leven, door hun geschiedenis. Hij ontmoet er vrienden, een nieuwe wereld gaat voor hem open. Hij en zijn broeders delen hun leven en werken; ze eten en drinken wat er op tafel komt, en geven zo daadwerkelijk vorm aan Gods oorspronkelijk plan waarbij alle mensen - met name de armen- in vrede kunnen meezitten aan de tafel van de Heer.
Zij zijn ervan overtuigd dat twistgesprekken niet het beste middel zijn om met de Saracenen in contact te komen en hen de waarheid over Jezus te doen kennen. "Je moet niet eerst beginnen met anderen voor het hoofd te stoten, leert hij, maar je moet proberen hun vertrouwen te winnen en dit 'om God'." Want God is immers nederigheid en Franciscus wil dat zijn broeders deze nederigheid in hun leven navolgen. Zij mogen zich niet boven de anderen verheffen of zich superieur voelen. De waarheid over God en Jezus kan niet gedijen in twistgesprekken; want als de waarheid bekleed wordt met macht wordt zij onherkenbaar voor de ander. Heel zeker heeft Franciscus met deze visie een heel nieuw geluid laten horen in een tijd van grote vijandigheid tussen christendom en islam. Het gaat om een nieuwe manier van omgaan met de medemens en met zijn schepper, om liefde en tederheid.
Het onderdanig zijn heeft voor Franciscus en zijn broeders een duidelijk maatschappijkritische betekenis. Het is een uitnodiging aan de broeders en aan alle mensen een nieuwe samenleving op te bouwen, niet gebaseerd op macht en geweld, maar op het fundament van elkaar onderdanig te zijn in liefde en tederheid, teken van echte broederschap. Daarom is hij ook vol afschuw bij het zien van de vele doden in beide kampen en is hij nog meer gesterkt in zijn overtuiging dat op deze manier de vrede niet dichterbij kan gebracht worden- integendeel moet de tegenovergestelde weg gevolgd worden : niet de anderen onderwerpen, maar zelf onderworpen zijn. Als de broeders de Saracenen zo benaderen, zich open stellen voor alles wat ze zien en horen te midden van hen, scheppen zij ruimte voor nieuwe en onverwachte dingen. Hij ervaart hoe de Geest ook onder de Saracenen aanwezig is.
Dank zij zijn openheid kan Franciscus met eigen ogen hun diepe religiositeit zien en bewonderen. Hij wordt getroffen door de grote eerbied die zij hebben voor hun heilig boek, de koran, en voor de heilige naam van God en door de publieke oproep tot gebed tot lof van de almachtige God. De Saracenen zijn gelovige, biddende mensen - wat anderen ook van hen mogen zeggen. Eerbied voor God, bron van al het goede en dus ook van het goede dat onder de Saracenen aanwezig is , nodigt hem uit eerbied te hebben voor de geschriften van de 'heidenen', voor de koran ( terwijl in kerk en samenleving van zijn tijd een negatief taalgebruik overheerst over Mohammed, de islam, de koran) Franciscus ziet met grote bewondering hoe God onder hen aanwezig is, en de bron is van veel goeds in hun leven. God heeft hen niet aan hun lot overgelaten. Hij is voortdurend met hen bezig. Franciscus is daarom bereid hen te aanvaarden en te respecteren 'om God'.
Door deze positieve benadering is het hem mogelijk vele verkeerde ideeën over de islam te corrigeren en vele goede dingen erin te ontdekken. Het stelt hem in staat dieper door te dringen in het onuitsprekelijk en onnaspeurbaar mysterie van God, schepper van alles en redder van allen. In het gesprek met de sultan is Franciscus dan ook vooral getroffen door het feit dat hij zich volledig wil overgeven aan de wil van Allah; wat Allah behaagt is de hoogste wet in zijn leven, hij zal er zich volledig voor inzetten. Franciscus en zijn broeders zullen dan pas beginnen met prediken, wanneer er een atmosfeer is van eerbied en respect voor elkeen, wanneer de Saracenen onder de indruk van de gedragswijze van de broeders zich bereid tonen om naar hen te luisteren, of hen zelfs uitnodigen om over hun geloof te spreken. Zo was de sultan zo geboeid door de persoon van Franciscus, zijn eenvoud en vredelievendheid, dat hij bereid was te luisteren naar de boodschap van Franciscus