PDA

Bekijk Volledige Versie : Allochtone vrouwen aan het woord: "Man en vrouw zijn niet gelijk, maar gelijkwaardig"



Marsipulami
03-04-04, 00:28
Allochtone vrouwen over hun vaders, broers en zonen

Wij zijn te lief voor onze jongens


,,Als er in een allochtoon gezin iets fout loopt, is het altijd met een van de jongens.'' Hoe komt het dat veel allochtone jongens uitgroeien tot '***********antjes', hangjongeren die spijbelen, in de criminaliteit verzeilen, haantjesgedrag vertonen en hun zussen onder de knoet houden? ,,Ze worden nog steeds opgevoed om de baas te zijn.''


ELKE woensdagavond komen ze samen in een gebouw op de Antwerpse vrijdagmarkt. Turkse en Marokkaanse meisjes en vrouwen. Ze babbelen, luisteren naar elkaar, geven elkaar raad. Allemaal kennen ze wel een jongen die op het foute pad is geraakt. Niet in de eigen familie, nee, maar een kennis van een kennis.

,,Elke week belde een jongen bij ons aan. 'Mijn vader doet de groetjes en wil 25 euro lenen', zei hij tegen mijn vader. Die geloofde hem en gaf hem geld. Elke week stond hij daar. Nooit betaalde hij terug. Tot mijn vader er zijn vader over aansprak. Die wist nergens van. Het geld was voor drugs'', vertelt Suzan (22) ,,Maar of er verder problemen zijn? Nee, ik heb goede broers.''

,,Je kunt gerust stellen dat elk huisje zijn kruisje heeft, en dat kruisje is altijd een jongen'', vertelt Sultan Balli. Al twintig jaar werkt ze in de hulpverlening. In die tijd heeft ze niet veel ten goede zien veranderen. ,,De wereld van de allochtonen -- vroeger noemden we ze migranten -- en die van de Belgen groeien almaar verder uit elkaar. Er zijn weinig raakpunten. Daardoor nemen het onbegrip en de vervreemding toe. Aan beide kanten.''

Een zaterdag in de metro. Een groepje Marokkanen hangt rond op de trappen. Ze roepen naar elkaar in het Arabisch of het Berbers en gesticuleren breeduit. Mensen lopen met een grote boog om hen heen, houden angstvallig hun tas tegen het lichaam gedrukt en vermijden oogcontact. Een station verder gooien Vlaamse pubers met kranten naar elkaar. Een voorbijganger wordt geraakt, maar lacht begrijpend. Er is geen angst, geen ongerustheid.

,,Het heeft met de taal te maken'', meent Balli. ,,En met de algemene perceptie. Mensen zijn op hun hoede als ze een groepje Marokkaanse jongeren kruisen, ook al vertonen die niet meer dan wat puberaal gedrag.'' Toch wil Balli de problemen niet vergoelijken of minimaliseren. ,,Het is hier nog niet zo erg als in Frankrijk, waar sommige zones in de steden een soort niemandsland zijn geworden waar de allochtone jongens hun eigen regels hanteren, maar als er niets gebeurt, zal de toestand er hier zeker niet beter op worden.''

De ouders worden in de discussie over Marokkaanse hangjongeren vaak met de vingers gewezen. Vaders zouden hun zonen aan hun lot overlaten, moeders zouden hen niet in de hand kunnen houden. Terwijl de meisjes in een keurslijf van geboden en verboden opgroeien, genieten de jongens onbeperkte vrijheid. Daardoor adopteren ze de overlevingsregels van de grootstad: zorg dat je bij de groep hoort.

De meisjes en vrouwen rond de tafel haasten zich om die 'eenzijdige' interpretatie te relativeren. Volgens hen spelen een hoop factoren een rol: het opvoedingspatroon, de onmacht van de ouders, de desinteresse van de maatschappij en de school, het gevoel van permanente mislukking waar de jongens mee kampen. Melek, een Turks meisje van 22, vertelt het verhaal van haar oudste broer.

,,Mijn vader was er nooit. Hij kwam in 1976 met mijn moeder en vier kinderen naar België. Hier kreeg mijn moeder nog eens vier kinderen, in totaal waren dat drie jongens en vijf meisjes. Mijn vader voelde zich hier niet thuis. Hij werkte en ging van zijn werk rechtstreeks naar het café. Mijn moeder was schoonmaakster en schakelde mijn oudste broer in om voor ons te zorgen, het huishouden te doen en te koken. Het was zwaar om dragen. Eerst ging hij naar school. Toen dat niet meer lukte, begon hij 's avonds en 's nachts te werken. Bij de carwash, daarna als uitsmijter. Via vrienden kwam hij in contact met drugs. Eerst wiet, drie maanden later heroïne. Mijn vader ontdekte het en schopte hem eruit. 'Jij bent mijn zoon niet meer', riep hij. Mijn vader riep altijd. Of hij sloeg. Nooit de kinderen, wel mijn moeder.''

,,Mijn broer had niets meer. Hij woonde in een bouwval naast ons huis. Ik bracht hem op vraag van mijn moeder stiekem eten. Op een dag lag hij bibberend van de koorts onder een deken. 'Abbe, abbe (broer)', zei ik. 'Je moet naar huis komen.' Hij wou niet, hij was bang voor mijn vader. Ik ben hem met mijn moeder gaan halen. We hebben hem boven in huis verstopt en verzorgd. Toen mijn vader het te weten kwam, dreigde hij ermee hem op straat te gooien. 'Als je dat doet, schiet ik je dood', zei mijn moeder.''

,,Het had effect. Een week later kuste mijn broer de hand van mijn vader. 'Vergeef me', zei hij. Mijn vader stuurde hem terug naar Turkije. Hij heeft er drie jaar legerdienst gedaan. Nu is hij getrouwd. Hij wil nooit meer naar België komen. Hij weet dat hij hervalt als hij zijn oude vrienden opnieuw ziet.''

Ze recht haar rug. ,,Twee van mijn drie broers hebben niet goed gestudeerd, maar ze hebben nooit gestolen. 'Ik heb geen hoofd om te studeren', zei mijn andere broer altijd. Hij is een knappe gast . Hij kleedde zich altijd mooi, wreef gel in zijn haar en ging de straat op. Waarheen? Dat wisten we niet. Hij deed gewoon zijn zin. Ik moest goed studeren. En het huishouden doen. En voor mijn zus zorgen. Soms stond ik 's morgens om vijf uur op om mijn huiswerk nog te maken. Mijn broer kwam rond zeven uur 's avonds thuis, at, keek televisie en ging slapen. Hij wou niet studeren.''

,,Veel zei mijn moeder daar niet op. Ze wou dat hij studeerde, maar hij deed het niet. Wat kon ze doen? Mijn vader was er niet om tussenbeide te komen. Bij ons is het nog min of meer goed gekomen. Geen van mijn broers is echt op het slechte pad geraakt, maar ik merk in sommige gezinnen dat jongens ontsporen omdat ze zich vervelen. Ze mogen alles en dus weten ze niet meer wat te doen. Ze stelen, slaan iets kapot of zijn agressief. Ze gaan niet naar school, hangen op straat rond, maar daar hebben ze niets aan, en dus worden ze nog agressiever. Het is een vicieuze cirkel.''

,,VEEL ouders, vaders en moeders voelen zich machteloos'', bevestigt Balli. ,,Moeders hebben te weinig zicht op het functioneren van de maatschappij om hen heen. Zelfs als ze buitenshuis werken, is hun contact met de samenleving beperkt. Vaders hebben geen tijd om zich met de opvoeding van hun zonen bezig te houden. Dat is niet eens slechte wil. Vaak werken ze in ploegendienst en zijn ze op onmogelijke uren thuis.''

,,Het opvoedingspatroon bepaalt dat jongens meer vrijheden buitenshuis krijgen dan meisjes, maar dat opvoedingspatroon rekent er ook op dat de gemeenschap van mannen de zonen opvangt. En dat sociale netwerk is door de migratie ontrafeld. De moderne maatschappij is er een van internalisering van individiuele waarden. Als jongens twee straten verder in de stad amok maken, is er niemand van de mannen die hun op de vingers tikt. Het oude opvoedingspatroon sputtert en veel ouders geven aan dat ze niet weten hoe ze het met hun jongens moeten doen.''

,,Sommige jongens bedreigen hun moeder ook: 'Als je me tegenhoudt, laat ik me plaatsen. Of ik bel de kinderbescherming.' Die vrouwen raken dan ik paniek. Hun opvoedingsmechanisme functioneert hier niet omdat bepaalde randvoorwaarden niet vervuld zijn. De jongens leven buiten, maar worden niet opgevangen door de mannenmaatschappij, omdat de samenleving veel individueler opereert. Jongens worden dan maar geacht zelf hun plaats te vinden en op te eisen. Ouders kunnen hun daarin te weinig steunen.''

Marsipulami
03-04-04, 00:30
In de praktijk krijgt Balli vaak jongens over de vloer die zich uitgehold voelen. Ze lijken aan alle kanten onder druk te staan. ,,Ik wil niemand goedpraten, maar jongens krijgen van thuis uit twee boodschappen of opdrachten mee. Ze moeten zich waarmaken als man en ze zijn verantwoordelijk voor hun moeder en hun zussen. Als er iets fout loopt met hun zus, straalt dat op hen af.''

,,In ruil daarvoor krijgen ze veel vrijheid, maar de keerzijde van die vrijheid is de verwaarlozing. Om te groeien, heb je grenzen nodig. Grenzen om tegenaan te botsen. Zijn die er niet, dan wordt het moeilijk om je te handhaven. Ineens zijn jongens volwassen en moeten ze hun mannetje staan. Waar ze alle wijsheid vandaan moeten halen om zich te handhaven, wordt er niet bij gezegd. Hun vaders hadden een rol te vervullen, die van kostwinner. Vaak hadden ze hun contract nog voor ze hier aankwamen. Voor de tweede generatie is het knokken op de arbeidsmarkt, zeker als ze geen diploma hebben.''

,,Verwaarlozing is een belangrijke factor'', meent de 42-jarige Hafida. Zij heeft twee dochters en een zoon van zeventien. Op haar tiende kwam ze naar België. Met haar man voert ze een voortdurende strijd rond de opvoeding van de kinderen. ,,Hij is makkelijker en toegeeflijker tegenover de jongen. Terwijl onze dochters ook hun gevoelens, dromen en verlangens hebben. Maar hij is bang om hen te laten studeren. Geen man zal hen nog willen, denkt hij. Met mijn zoon heb ik het behoorlijk getroffen. Hij is geen heethoofd en voorlopig blijft hij ver van de drugs af, maar ik weet dat die overal zijn. Ik probeer hem op de gevaren te wijzen, maar hij maakt me snel duidelijk dat het niet aan mij is om zijn vrienden te kiezen.''

,,Als moeder kun je het niet allemaal uitpluizen. Ze zijn zeventien en je mag hen niet aan de lijn houden. Als ze een vriend hebben die aan de drugs zit, wat doe je dan? Bang afwachten. Soms kook ik inwendig als ik merk hoe weinig interesse sommige ouders voor hun kinderen opbrengen. Neem nu de school. Studeren is enorm belangrijk voor mij. Ik zit mijn zoon achter de veren. Ik controleer hem, maak ruzie met hem over school. Anderen zeggen: 'Wat baat het? Er is toch geen werk.' Het maakt hun niets uit of hun zoon technisch of deeltijds onderwijs volgt. Voor die kinderen is dat demotiverend. Als je ouders niet eens in je geloven, wat moet je dan?''

,,Ook de school gaat niet helemaal vrijuit'', meent Hafida. ,,Ik weet dat mijn zoon een acht op tien kan halen als hij zijn best doet. Als hij een zes heeft, is hij geslaagd. Als hij een vijf en een half heeft, ook. 'Ze kunnen me niet raken', zegt hij. Voor de school is dat voldoende. Voor mij niet. Maar daar luistert mijn zoon niet naar. Mijn dochters zijn anders. Zij weten dat studeren hen verder zal brengen in de maatschappij. Door te studeren, kopen ze hun vrijheid af. Jongens hebben dat niet nodig. Die zijn al veel te vrij.''

En dus belanden ze in de waterval. ,,Het grote verdriet van mijn moeder is dat mijn broer het ASO voor het BSO heeft verruild'', zegt de twintigjarige Azziza. ,,Hij had een B-attest in het eerste jaar. Mijn moeder wilde dat hij zijn jaar opnieuw deed. Hij wou zo snel mogelijk van school af. Elk jaar veranderde hij wel drie keer van school. Mijn moeder vond dat niet goed, maar wat kon ze doen? Als ze hem verplichtte op school te blijven, dreigde hij te stoppen met studeren. Nu volgt hij de richting automechanica. Mijn moeder is het daar niet mee eens en is heel blij dat ik wel doorstudeer. 'Het is niet goed afhankelijk te zijn van een man', zegt ze altijd.''

,,DAT jongens niet meer naar school gaan, heeft veel met de omgeving en de vriendenkring te maken'', meent de dertigjarige Ummahan. Ze is zwanger van haar eerste kind en vast van plan het anders te doen. ,,Mijn oudste broer is in het vierde middelbaar van school gegaan, mijn jongste broer heeft het tot het zesde volgehouden. Hij was slim genoeg om door te studeren, maar die jongens scheppen tegen elkaar op. Ze willen in luxe leven, ze willen een dure auto, mooie kleren en dan is het nuttiger om onmiddellijk te werken in plaats van je tijd te verdoen met studeren. De meesten van hen proberen op eerlijke wijze hun boterham te verdienen, maar het is geen geheim dat illegale praktijken sneller en meer geld opbrengen.''

,,Bij ons thuis had mijn jongste broer alle vrijheid. Hij werd rotverwend door mijn vader en hij kreeg zelfs de toestemming om ons te controleren en te berispen. Ik vond dat abnormaal. Gelukkig had ik mijn moeder die de manieren kende om mijn vader om de tuin te leiden.''

,,Ze dwingen je om die trucs toe te passen'', zegt Hafida. ,,Gelukkig is mijn man helemaal anders'', vertelt Ummahan. ,,Als het kindje in mijn buik een jongen is, zal hij dezelfde opvoeding krijgen als de meisjes. Bij ons waren dat twee werelden, nu wil ik ze gelijk maken.''

Ook Melek heeft een kleine zoon. ,,Ik zal ervoor zorgen dat hij naar een goede school gaat en dat hij een sociaal leven heeft buiten de straat, dat hij een hobby heeft, naar een club gaat. Mijn man heeft in Istanbul gestudeerd. Hij kijkt hier verbaasd om zich heen. In Istanbul had hij altijd iets te doen. Hij ging naar het theehuis, het theater, de film. Hier is niets te doen, vindt hij. Als het van hem afhangt, blijven we hier niet. Hij wil naar een grote stad waar hij niet zo bekeken en gecontroleerd wordt en waar hij een keuze heeft aan activiteiten. Hier heeft hij dat niet. Of het is speciaal en apart georganiseerd, maar dat interesseert hem niet. Dat is hem veel te monotoon.''

Het is het failliet van een gebrek aan visie op migratie en integratie, gecombineerd met een cultuur die vasthoudt aan een rigide manbeeld. ,,We zijn te lief voor onze mannen en jongens'', meent de dertigjarige Leyla. ,,Ze worden nog steeds opgevoed om de baas te zijn.''

,,We hebben inderdaad een manbeeld waar niet aan getornd wordt'', bevestigt Balli. ,,De vrouwen stellen zichzelf in vraag. Ze veranderen, ze willen meer, maar de mannen klampen zich vast aan het oude ideaal van de man als kostwinner en de vrouw die voor de kindjes zorgt. Ook ik mocht niet studeren, omdat mijn vader bang was dat ik nooit een man zou vinden die aanvaardde dat het eten niet op tijd op tafel stond.''

,,Het is wel zo dat de samenleving over het algemeen positiever staat tegenover vrouwen 'die zich losrukken uit de onderdanigheid'. Niet zelden worden moslimmeisjes bekeken als arme dutskes , als slachtoffers met een sjaal om hun hoofd. Als zij hun mond opendoen, wordt dadelijk naar hen geluisterd. Voor de mannen is dat best frustrerend. Opnieuw lijkt het alsof hun problemen alleen maar hun eigen schuld zijn.''

,,Ik weet niet of het ermee te maken heeft'', vervolgt Ummahan, ,,maar de jongens kijken negatiever naar de Belgen dan de meisjes. Mijn broers werden in elk geval zo opgevoed. Zelf zijn ze vrij, maar ze wilden niet dezelfde vrijheid voor hun zussen, want dan zouden die als Belgen gaan leven en hun cultuur, hun afkomst verloochenen. Zelf mochten ze met Belgische meisjes omgaan, maar als wij het waagde om zelfs maar met een Belg te praten, was dat eem ramp. Het druiste in tegen hun eergevoel.''

,,Als meisjes iets mispeuteren, krijgt de broer het te horen. Als het fout loopt met een jongen, dan is dat vooral zijn eigen verantwoordelijkheid'', zegt Balli. ,,Nu blijkt dat veel jongens fameus ontsporen, krijgt men een dubbele tegenreactie: het is goed om streng te zijn voor de meisjes, want die doen het goed en we moeten strenger worden tegenover de jongens, want door al die vrijheden komen ze op het verkeerde pad. Ik hoop dat men beseft dat de verklaring en de oplossing complexer zijn dan dat.''

Leyla veert op. ,,We mogen niet vergeten dat er een verschil is tussen meisjes en jongens. Ik ben heel vrij opgevoed. Ik mocht minirokjes dragen, T-shirts met spaghettibandjes. Mijn broer en ik waren als vrienden. Er was geen onderscheid. Integendeel zelfs. Hij smeerde broodjes met mijn moeder en ik zat te knikkeren. Tot vorig jaar was ik scheidsrechter bij de voetbal. Dat was dankzij mijn ouders. Nu ik mijn zoon van acht zie, weet ik dat ik hem zal leren koken. Ik wil dat hij in het huishouden zijn mannetje staat en niet zoals mijn man alles op mijn schouders schuift. Ik weet ook dat hij vriendinnetjes zal mogen hebben. Hij moet leren wat een relatie is. Mijn dochter moet dat ook leren, maar ik wil wel dat ze maagd blijft. Dat is te belangrijk in onze cultuur. Wat ik wil zeggen: mannen en vrouwen zijn niet gelijk; ze zijn gelijkwaardig.''


03/04/2004 Tine Hens

©Copyright De Standaard