PDA

Bekijk Volledige Versie : "De straatkinderen waren mijn echte familie"



Marsipulami
17-04-04, 23:40
"De straatkinderen waren mijn echte familie"

Het verhaal van een asielzoeker uit Kameroen die als minderjarige naar Hasselt kwam.



Spaanders had een gesprek met Serge uit Kameroen. Om privacyredenen is die naam -net zoals andere namen die voorkomen in dit interview- verzonnen. Serge kwam twee jaar geleden als minderjarige asielzoeker naar België. Thans woont hij in Hasselt. Hij zoekt met vallen en opstaan zijn weg in onze samenleving. Hoewel hij in zijn herkomstland slechts korte tijd naar school ging, is hij erg leergierig en leert hij snel razendsnel allerlei dingen bij. Hij spreekt behalve zijn moedertaal ook vlot Engels en Frans. Ook in het Nederlands -de voertaal van dit interview- kan hij zich heel behoorlijk uitdrukken. Hij is erg open en is in staat om uiterst gedetailleerde informatie te geven over zijn levensverhaal. Dat is een erg triest en gewelddadig verhaal, waarvan hij moeilijk los kan komen om de draad van zijn leven weer op te pakken. Dit interview en het herlezen ervan heeft Serge veel moeite gekost. Regelmatig valt het gesprek stil en herbeleefde Serge de emoties van een aantal bijzonder pijnlijke en mensonterende ervaringen. Toch relativeert hij zo nu en dan al schaterlachend zijn persoonlijk leed. Bovendien vergeeft hij de witte Belgen probleemloos hun wantrouwen en de soms racistische bejegening waarvan hij als gevolg van zijn zwarte huidskleur regelmatig het slachtoffer is. Hieronder volgt zijn verhaal.

"Mijn naam is Serge. Ik werd geboren in 1984 in Douala. Douala is een Atlantische havenstad in het zuiden van Kameroen. De stad telt 1.2 miljoen inwoners en ligt op enkele honderden kilometers van de hoofdstad Yaoundé.

Thuis

Ik woonde thuis samen met mijn vader en moeder, een oudere broer en een zusje dat nog enkele jaren jonger is dan ik. Mijn vader werd een paar jaren geleden doodgeschoten door de politie. Ze zeiden dat hij met zijn motor was doorgereden toen hem een bevel tot stoppen gegeven werd. Of het precies zo gegaan is kan ik niet weten. In Kameroen worden vaak mensen doodgeschoten door de politie. De 'officiële' verklaringen die achteraf worden gegeven kan je niet vertrouwen. Mijn oudere broer kwam kort nadien om bij een ongeval. Hij was elektricien. Hij stierf als gevolg van elektrocutie tijdens zijn werk. Mijn moeder en mijn jongere zus ben ik kwijtgeraakt. Toen ik naar Kameroen telefoneerde vanuit België wist een vriend van mij alleen te vertellen dat ze vertrokken waren uit ons voormalig huis. Ik weet niet waar ze nu zijn of hoe ik hen kan bereiken. Ik hoop van harte dat hen niets ergs is overkomen. Ik zou graag weten hoe het met hen is, maar ik weet niet hoe ik hen kan terugvinden. Zij weten niet dat ik nu in België woon.

De straatkinderen waren mijn echte familie

Toen ik elf was liep ik thuis weg. Mijn vader was heel streng. Tussen mijn elfde en mijn zeventiende leefde ik op straat. In Kameroen leven er veel kinderen op die manier. We sliepen vaak met een groep van dertig kinderen onder de brug over de Wouririvier die langs Douala stroomt. Dicht bij de rivier was het heerlijk koel. Kameroen heeft een bloedheet tropisch klimaat. De kinderen waarmee ik op straat leefde waren mijn echte familie. We kwamen altijd op voor elkaar. Als er iemand geld of eten had, dan deelden we dat zoveel mogelijk.

Ik heb nooit gebedeld in Kameroen. Ik wilde niet zomaar geld krijgen, ik wilde veel liever werken voor het geld dat ik nodig had om te overleven. Ik was dan ook steeds op zoek naar een of andere klus waarmee ik wat geld kon verdienen. In mijn land zijn er veel mensen die aan lepra lijden. Die kunnen enkel bedelen om te overleven. Als ik zelf geld had, dan gaf ik altijd iets aan deze mensen. Ikzelf verkocht als straatventer allerlei dingen zoals gordijnen en ananas. Soms moesten we stelen om onze honger te stillen.

De politie in Kameroen is erg brutaal en maakt altijd jacht op straatkinderen. Ze konden ons herkennen aan onze armoedige kleding en aan ons gedrag. Als ze ons te pakken kregen, werden we zonder noemenswaardige redenen geslagen. Ze brachten ons nadien meestal naar een weeshuis. Ik heb tweemaal in een zo'n huis gezeten. In die instellingen waren er strenge regels waaraan de meesten onder ons niet konden wennen. De straat daarentegen was onze vrijheid en onze echte thuis. Daarom probeerden we ervoor te zorgen dat de politie ons niet te pakken kon krijgen. Ik was altijd op mijn hoede voor politieagenten.

Executie op de plaats van de 'misdaad'

Op een keer was ik samen met twee vrienden. We hadden honger en geen geld om eten te kopen. Meestal konden we wel een beetje geld verdienen met het bewaken van auto's van rijke mensen. Die avond was er echter veel politie in de buurt. Met het bewaken van auto's zouden we teveel opvallen als straatkinderen. De politie zou ons dan vragen komen stellen en zonder twijfel oppakken. Eén van ons stelde voor om in te breken in een winkeltje met voedingswaren. Ik had zoiets nooit eerder gedaan. Ik was doodsbang maar ging toch maar mee. We klommen door een raam naar binnen en we zochten in het donker naar eten. Ik vond een potje yoghurt in een frigo. Ik beefde van angst en stond te trillen op mijn benen. Ik liet het potje per ongeluk uit mijn handen vallen. Het yoghurtpotje raakte een lichtschakelaar van een staande lamp. Het licht ging aan en mijn vrienden dachten dat we op heterdaad betrapt werden. We sloegen ijlings op de vlucht en maakten daarbij te veel lawaai. Op straat had de politie daardoor iets verdachts gemerkt. Ze zagen dat drie kinderen op de vlucht sloegen. Ze brulden dat we moesten blijven staan, maar we renden toch door. We waren doodsbang om in handen van de politie te vallen. Toen werd er op ons geschoten. Mijn vriend die voor me liep werd geraakt. Ik zag dat een kogel langs zijn achterhoofd was gegaan, een stuk van zijn aangezicht was weg. Hij bleef dood achter. Ik zag wat gebeurde en rende voor mijn leven.

Ik kon ontkomen, maar voelde me toch heel erg schuldig aan de dood van mijn kameraad met wie ik jarenlang het leven op straat had gedeeld. Ik vond dat ik had moeten voorkomen dat we in dat winkeltje zouden gaan stelen.

Kort nadat die jongen was neergeschoten nam ik het besluit om mezelf te verdrinken. Ik wilde niet meer leven. Ik ging naar de Wouririvier en begon te bidden: "God, het leven en het lot dat U mij gegeven hebt, is voor mij veel te zwaar om dragen. Ik verlang ernaar om dood te zijn. Vergeef mij dat ik mezelf van het leven wil benemen." Daarna sprong ik in het water. Een man had echter toevallig gezien dat ik in de rivier gesprongen was. Hij sprong ook in het water en zwom naar me toe om me te redden. Ik wilde dat niet en spartelde tegen zoveel ik kon. Hij was sterker dan ik en slaagde erin om me terug op het droge te krijgen. Ik had veel water geslikt, ik moest overgeven, maar ik leefde nog. De man die me uit het water gehaald had zei: "Ik weet niet waarom je dit hebt willen doen, maar God heeft je nu een tweede kans gegeven. Pak die kans."

Massagraf

Op een avond was ik een eind een bos ingetrokken in de buurt van Douala. Op enkele honderden meters diep in het bos merkte ik ineens een vrachtwagen op tussen de bomen. Ik bleef op enige afstand staan om te kijken wat er precies gebeurde. Plotseling werd ik geroepen door mensen in een uniform. Ik wist niet wat er aan de hand was. Ik had gordijnen bij me. Die hingen als koopwaar om mijn hals. Ik dacht dat ze die wilden kopen van mij. Toen ik dichterbij kwam merkte ik echter wat de inhoud was van de vrachtwagen. Er lagen allemaal lichamen in de laadbak, gewikkeld in witte doeken. Naast de vrachtwagen was er een grote kuil gegraven, met daarin nog meer lichamen. In totaal minstens tien dode mensen maar wellicht nog meer. Zonder het te beseffen was ik de getuige van een geheime 'begrafenis' van mensen die nog maar pas vermoord waren. Ze dachten dat ik daar was om de politie te bespioneren. Ik kreeg vuistslagen in mijn gezicht en werd meegenomen voor verhoor.

Ik werd weggevoerd naar een 'voorgevangenis' om gehoord te worden. Toen ik er binnengeleid werd moest ik me helemaal uitkleden. Dat deed ik. Later beval de 'chef de cellule' -een gevangene met macht- onder toezicht van een bewaker om ook mijn onderbroek uit te doen. Dat weigerde ik. Ik werd daarop in elkaar getrapt en geslagen.

Tijdens de verhoren sloegen mijn ondervragers met een machete (groot mes van 80 cm lang) op de zolen van mijn voeten. (Serge doet hier zijn schoenen en kousen uit en laat een aantal littekens zien. Hij doet ook nog uitgebreid het verhaal van een aantal andere littekens op zijn lichaam). Eén van de vragen die ze me stelden was voor wie ik werkte. Ik kon daar geen antwoord op geven. Ik was helemaal geen politiek activist. Later hoorde ik dat kardinaal Christian Tumi bewijzen verzamelde over schendingen van de mensenrechten in Douala, maar daar had ik toen nog niet van gehoord. (nvdr: Volgens het rapport van Amnesty International uit 2001 kloeg deze kardinaal uit Douala bij de minister van Binnenlandse Zaken in Kameroen over de dood van 500 mensen waaraan veiligheidsdiensten volgens hem medeplichtig waren, ondermeer als gevolg van buitengerechtelijke executies.) Eén van mijn medegevangenen toonde me zijn verminkte handen waarvan de ondervragers één voor één de nagels met een tang hadden uitgetrokken.

Op de vlucht

In de gevangenis van Douala moesten we arbeid verrichten. We moesten buiten gras maaien met machetes. Ik merkte in de omheiningsmuur een gat waarin ik mijn voet zou kunnen plaatsen als trapje om over de muur te geraken om te vluchten. Ik vertelde dat plan aan een medegevangene. Hij zei: "Doe het alstublieft niet, want ze zullen je doodschieten." Ik heb het toch gedaan. Ik had het gevoel dat ik toch niets te verliezen had. Ik slaagde erin om te ontkomen aan mijn achtervolgers.

Ik keerde terug naar Willy een man voor wie ik veel gewerkt had in Douala. Maar ik kon niet lang blijven. Ze zouden me komen zoeken. De politie was ongetwijfeld bang dat ik de plaats zou aanwijzen waar ze die lichamen begraven hadden. Ze konden me makkelijk vinden in Douala. Ik had immers alles over mijn verblijfplaats, familie en bezigheden verteld tijdens de verhoren in de hoop dat ze me zouden geloven.

Ik kreeg hulp van Willy. Hij was een garagehouder die verschillende winkels had met auto-onderdelen. Ik kende Willy al jaren. Ik had hem ook het geld in bewaring gegeven dat ik verdiende met allerlei jobs. Willy bracht me met zijn wagen naar Bamenda. Daar had hij ook een winkel. De reis Douala-Bamenda was een lange reis van 500 kilometer. Tijdens de duur van die reis verborg ik me in de kofferruimte van zijn auto. Bamenda is een stad in het Engelstalige gedeelte in Kameroen. Dat deel van Kameroen heeft een zekere bestuurlijke autonomie tgo het Franstalige deel. Ik hoopte dat de politie me daar niet zou zoeken.

Op een avond kruiste ik echter twee politieagenten op straat. Ik merkte dat ze me bleven aankijken. Ik hoorde één van de twee zeggen: "Dat is hem". Of het nu toeval was dat ze me tegenhielden of dat ze me werkelijk aan het zoeken waren in Bamenda, dat weet ik niet. Ze riepen dat ik moest komen. Ik was echter te bang en liep weg. Eén van de agenten zette de achtervolging in. Hij slaagde erin me te pakken te krijgen. Toen ik op de grond lag, stampte hij met zijn laars in mijn gezicht, hij sloeg met achterkant van zijn geweer op mijn rug. Ik werd zwaar mishandeld (Serge doet opnieuw het verhaal van een aantal littekens) Ik heb me toen verzet tegen die politieagent en gevochten voor mijn leven. Ik slaagde erin om opnieuw te ontkomen.

Marsipulami
17-04-04, 23:41
Ik vluchtte naar de winkel van Willy. Ik duizelde en zat helemaal onder het bloed. Willy bracht me bij een dokter omdat ik overal gekneusd was en een heleboel verwondingen had. Die dokter zei dat ik naar een ziekenhuis moest. Maar dat kon niet, want daar zouden te veel vragen gesteld worden. Hij heeft me dan bij hem thuis verzorgd en mijn wonden gehecht. Tijdens die verzorging heb ik het bewustzijn verloren, waarschijnlijk omwille van het vele bloed dat ik verloren had. Pas vier dagen later werd ik opnieuw wakker. Ik realiseerde me dat ik geen kansen meer had in Kameroen. Ik had me openlijk verzet tegen een politieagent en besefte dat vanaf dat moment mijn leven niets meer waard was in Kameroen.

Naar België

Willy heeft er dan voor gezorgd dat ik naar België kon vluchten. Hij reisde soms naar Europa omwille van zijn handel in auto-onderdelen. Hij heeft gezorgd voor de nodige documenten (internationaal paspoort, visum) om naar België te kunnen reizen. Hoe hij aan al die documenten geraakt is, weet ik niet. Het zal wellicht heel veel geld gekost hebben. Maar ikzelf heb nooit iets moeten betalen aan hem.

Ik wist niet veel van België. Het enige wat ik erover wist, was dat België het thuisland was van Enzo Scifo, een speler van Monaco. Monaco was mijn favoriete voetbalploeg in Kameroen. Ik reisde terug in de kofferruimte van de auto van Willy van Bamenda naar Douala. Het was de bedoeling om spullen in te pakken en van daaruit naar Europa te vliegen.. Maar ik had niets nodig. Het enige wat ik meegebracht heb uit Kameroen is een klein Mariabeeldje dat ik van mijn halfbroer had gekregen die ik nauwelijks heb gekend. Mijn halfbroer was ooit langs geweest bij mijn moeder toen ik niet thuis was. Hij had mijn moeder gevraagd om mij dat Mariabeeldje uit Lourdes te geven. Dat Mariabeeldje bewaar ik nu op mijn kamer in Hasselt. In Douala namen Willy en ik enkele dagen later het vliegtuig richting België.

In Zaventem aangekomen zaten we op een bank in de luchthaven. Willy had een treinticket gekocht voor mij om naar Brussel te gaan. Hij zei dat hij even naar het toilet moest. Ik wachtte en bleef maar wachten, urenlang, maar Willy kwam niet meer terug. Mogelijk is hij met een ander vliegtuig doorgereisd. Hij kende Europa. Daar stond ik dan in een vreemd land en in een totaal andere cultuur dan de mijne. Ik was voordien nooit buiten Kameroen geweest. Ik was boos op Willy dat hij me daar zomaar achtergelaten had. Maar achteraf heb ik toch beseft dat hij veel spijt moet gehad hebben dat hij me daar moest achterlaten. Hij heeft me heel vaak geholpen in mijn leven als straatjongen.

Ik heb dan de trein naar Brussel genomen. Ik was in een heel vreemde wereld terechtgekomen, die ik helemaal niet kende. Iedereen liep zo snel. Ik begreep niet waar iedereen zo snel naartoe liep, nog minder waarom. Ik durfde niemand aan te spreken omdat iedereen het zo druk had. In Kameroen gaat het leven veel trager.

Ik heb vier dagen in het station van Brussel geslapen. Op een keer zat ik in Brussel gehurkt tegen een muur op het trottoir, met mijn hoofd in mijn handen. Plots liet een onbekende man een muntstuk op de grond voor mij vallen. Hij dacht waarschijnlijk dat ik bedelaar was. Ik dacht toen "Wat is er toch gebeurd met mij? Hoe laag ben ik nu gevallen ?" In Kameroen had ik nooit gebedeld en nu werd ik gezien als een bedelaar door een onbekende voorbijganger met een goed hart.

Ik maakte in Brussel kennis met een aantal clochards. Eén van hen Antonio kocht me een broodje met een hamburger. Antonio is alcoholverslaafde. Ik ben hem achteraf toen ikzelf al in Hasselt woonde, nog een aantal keren terug gaan zoeken als ik in Brussel moest zijn. Je kan hem altijd vinden in de buurt van de stations in Brussel.

Brussel

Ik wist niet waar naartoe in Brussel. Ik kende het systeem niet. Ik had ook nog nooit gehoord over de mogelijkheid om politiek asiel aan te vragen. Ik maakte op straat kennis met een andere Kameroenees in Brussel. Hij zei me dat ik asiel moest aanvragen. Ik wist niet wat dat was. Maar hij wees me de weg naar de plaats waar ik moest zijn. Ik was te laat die dag om een interview af te nemen, daags nadien kon ik terugkomen. Ik heb daar dan mijn verhaal verteld op het commissariaat. Het zweet brak me uit en de wonden op mijn lichaam waren nog erg goed zichtbaar. Ik had de hechtingen van de dokter in Bamenda er pas uitgetrokken op de trein tussen Zaventem en Brussel. De vrouw die mijn verhaal optekende, raadde me herhaaldelijk aan om een pauze te nemen en wat te rusten. Ik kreeg na mijn verhoor op het commissariaat een kamer toegewezen in het militair hospitaal waar ik drie dagen verbleven heb. Nadien ben ik in het centrum voor asielzoekers in Bevingen in Sint-Truiden terechtgekomen voor een periode van zeven maanden.

Bevingen (Sint-Truiden)

In Bevingen had ik het soms heel moeilijk om me aan te passen. Ik was doodsbang van de Belgische politie die daar af en toe kwam kijken. Telkens als ik het uniform van een politieagent zag, geraakte ik in paniek. Ik wilde niet met politiemensen in éénzelfde ruimte komen. Mien -mijn sociaal assistente- is er toch in geslaagd om me in contact te brengen met een heel vriendelijke Belgische politieagent- die veel begrip had voor mijn problemen en me probeerde uit te leggen dat politiemensen gewoon hun werk deden. Toen heb ik begrepen dat de Belgische politie anders is dan de politie in Kameroen.

Vanuit het asielzoekerscentrum ben ik ook enkele weken doorgestuurd naar het psychiatrisch ziekenhuis van Ziekeren om de traumatische ervaringen die ik had beleefd te helpen verwerken. Voor de rest van de tijd volgde ik als minderjarige asielzoeker overdag les in de school Technicum en KCST in Sint-Truiden. Daar heb ik Nederlands geleerd.

Ik heb heel fijne herinneringen aan Mien Symoens, de sociaal assistente uit het centrum in Bevingen. Ze heeft zich echt heel erg om mij bekommerd en mij heel goed geholpen. Ik heb zelfs twee weken bij haar thuis mogen verblijven toen ik bij de 'Wroeter' (activiteitenboerderij en tewerkstellingsproject voor kansanderen) een arbeidscontract kreeg. Mien beschouwde me een beetje als kind van het gezin. Ik heb bij haar thuis de computer mogen gebruiken om me te oefenen voor mijn theoretisch rijexamen. Ik ben ondertussen geslaagd in dat examen. De man van Mien heeft me ook nog geleerd hoe ik moest autorijden. Hij mocht echter niet mijn begeleider zijn voor het praktisch examen omdat hij nog datzelfde jaar de begeleider van zijn eigen zoon was geweest. Nu heb ik een andere begeleider gevonden. Farid, een Marokkaan die vaak in Café Anoniem komt. Mien Symoens heeft me goed geholpen om weer wat zin te zien in het leven. Maar ik heb het daarmee toch nog vaak moeilijk.

Toen ik in het asielcentrum verbleef, kwam ik vaak in het Park van Sint-Truiden. Daar zag ik elke dag een oude vrouw op een bank zitten. Ik merkte dat ze alleen was. Ik heb haar dan op een keer aangesproken. Ze schrok. Ik voelde dat ze bang was, wellicht omwille van mijn zwarte huidskleur. Maar ik zei dat ik geen slechte bedoelingen had, dat ik alleen maar wat wilde praten. Veel kon ik toen nog niet zeggen tegen haar omdat ik nog maar heel weinig Nederlands kende. Toch voelde ik dat die vrouw het fijn vond dat er iemand bij haar kwam zitten. Na die eerste keer ben ik nog vaker met haar gaan praten. Op een dag was ze er niet meer. Later vernam ik dat ze thuis helemaal alleen gestorven was en dat de brandweer was moeten komen om haar deur open te maken. Ik kan niet begrijpen hoe men in België soms met oude mensen omgaat. Als Afrikaan stuit het mij tegen de borst als men oude mensen zomaar aan hun lot overlaat. Zoiets is in onze cultuur ondenkbaar.

School van vrede

Ik ben ook dikwijls naar de bijeenkomsten van de "School van Vrede" geweest in Genk. Elke zaterdagvoormiddag bezoeken zo'n dertig migrantenkinderen die school. Ze worden opgevangen door jongeren van de Sint-Egidiusgemeenschap van Hasselt. Ikzelf maak ook deel uit van de groep jongeren die de kinderen opvangen. De Sint-Egidiusgemeenschap helpt migrantenkinderen bij het maken van hun huiswerk. Ze helpen hen op te groeien in een een sfeer van vriendschap en vrede over culturele grenzen heen Ik heb heel veel gehad aan mijn contacten met die kinderen. Ik keek uit naar de bijeenkomsten. Ik hielp kinderen bij het maken van hun huiswerk. Daarbij heb ikzelf ook heel veel geleerd. Kinderen spreken eenvoudige taal en gebruiken gemakkelijke woorden. Dat heeft me geholpen om zelf beter Nederlands te leren spreken. Nu is het zomervakantie en mis ik de kinderen van de School van Vrede wel.

Ik droom ervan ooit vrachtwagenchauffeur te kunnen worden. Ik heb in Kameroen ook dikwijls meegereden met de vrachtwagen van Willy op verre reizen om een vracht naar bestemming te vervoeren. Het is vooral de vrijheid die me in dat beroep aantrekt.

Last but not least hoop ook nog ooit te kunnen terugkeren naar Kameroen om er mijn moeder en mijn zusje terug te vinden."

http://users.pandora.be/spaanders/september_2003/september_2003.htm#13